Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

Getrouwe waerschouwingen aen Israël, dat sy hare vyanden overwonnen hebbende, ende in het beloofde lant gebracht zijnde, geensins moesten gedencken, dat Godt sulcks om hare gerechtigheyt gedaen hadde, maer om der inwoonderen boosheyt te straffen, ende sijne genadige verbonts-beloften aen Israël te volbrengen, vers 1, etc. ’twelck Mose bewijst met een langh verhael van Israëls wederspannigheyt ende grouwelicke sonden, begaen aen Horeb, 7. te Tabhera, Massa, Kibroth-Taava, 22. Als oock te Kades-Barnea, 23. waer by Mose verhaelt, hoe seer hy om harer sonden wille zy ontstelt geweest, ende wat voorbiddingen hy heeft moeten doen, om Godts toorn te stillen, 25.

1

HOort Israël; ghy sult Ga naar margenoot1 heden over de Iordane gaen, dat ghy inkomet om Ga naar margenoot2 volcken te erven, die grooter ende stercker zijn dan ghy: steden, die groot, ende tot Ga naar margenoot3 in den hemel gesterckt zijn:

2

Een groot ende langh volck, kinderen der Ga naar margenoot4 Enakim: die ghy kent, ende [van welcken] ghy Ga naar margenoota gehoort hebt: Ga naar margenoot5 Wie soude bestaen voor ’t aengesichte der kinderen Enaks?

3

Soo sult ghy heden weten, dat de HEERE uwe Godt de gene is, die voor u aengesichte doorgaet, een Ga naar margenootb Ga naar margenoot6 verteerende vyer; die salse verdelgen, ende die salse voor u aengesichte neder werpen: ende ghy sultse uyt de besittinge verdrijven, ende sultse haestelick te niete doen, gelijck als de HEERE u gesproken heeft.

4

Wanneerse nu de HEERE uwe Godt voor u aengesichte sal hebben uytgestooten, soo en Ga naar margenoot7 spreeckt niet in u herte, seggende: De HEERE heeft my om mijne gerechtigheyt ingebracht, om dit lant te erven: want om de godtloosheyt deser volcken, verdrijftse de HEERE voor u aengesichte uyt de besittinge.

5

Niet om Ga naar margenoot8 uwe gerechtigheyt, noch om de oprechtigheyt uwes herten komt ghy henen in, om haer lant te erven: maer om de godtloosheyt deser volcken, verdrijftse de HEERE uwe Godt voor u aengesicht uyt de besittinge; ende om het woort te bevestigen, dat de HEERE uwe Godt uwen vaderen, Abraham, Isaac, ende Iacob Ga naar margenootc gesworen heeft.

6

Weet dan, dat u de HEERE uwe Godt niet om uwe gerechtigheyt dit selve goede lant geeft, om dat te erven: want ghy zijt een Ga naar margenoot9 hartneckigh volck.

[Folio 81v\Godts genade aen Israël.Mosis yver, en gebedt.]
[fol. 81v\Godts genade aen Israël.Mosis yver, en gebedt.]

7

Gedenckt, en vergeet niet, dat ghy den HEERE uwen Godt in de woestijne Ga naar margenootd seer vertoornt hebt: van dien dage af, dat ghy uyt Egyptenlant uyt gegaen zijt, tot dat ghy quaemt aen dese plaetse, zijt ghylieden wederspannigh geweest tegen den HEERE.

8

Ga naar margenoot10 Ga naar margenoote Want aen Horeb vertoorndet ghy den HEERE seer: dat hy sich tegen u vertoornde, om u te verdelgen.

9

Als ick op den bergh geklommen was, om te ontfangen de steenen tafelen, de tafelen des Ga naar margenoot11 verbonts, dat de HEERE met u-lieden Ga naar margenoot12 gemaeckt hadde; doe Ga naar margenootf bleef ick veertigh dagen ende veertigh nachten op den bergh, Ga naar margenoot13 at geen broot, ende dronck geen water.

10

Ende de HEERE gaf my de twee steenen tafelen, Ga naar margenootg met Ga naar margenoot14 Godes vinger beschreven: ende Ga naar margenoot15 op deselve, na alle de woorden, die de HEERE op den bergh uyt het midden des vyers Ga naar margenoot16 ten dage der versamelinge met u-lieden gesproken hadde.

11

Soo geschiedde ’t ten eynde van veertigh dagen ende veertigh nachten, [als] my de HEERE de twee steenen tafelen, de tafelen des verbonts, gaf;

12

Dat de HEERE tot my seyde: Staet op, gaet haestelick af van hier, want u volck, dat ghy uyt Egypten hebt uytgevoert, heeft Ga naar margenoot17 het verdorven: sy zijn haestelick afgeweken van den Ga naar margenoot18 wegh, dien ick hen geboden hadde, sy hebben hen een gegoten beelt gemaeckt.

13

Voorts sprack de HEERE tot my, seggende: Ick heb dit volck aengemerckt, ende siet, het is een Ga naar margenooth hartneckigh volck.

14

Ga naar margenooti Ga naar margenoot19 Laet van my af dat ickse verdelge, ende haren naem van onder den hemel uyt doe: ende ick sal u tot een machtiger ende meerder volck maken, dan dit is.

15

Doe keerde ick my, ende gingh van den bergh af; de bergh nu brandde van vyer, ende de twee tafelen des verbonts waren op beyde mijne handen.

16

Ende ick sagh toe, ende siet, ghy haddet aen den HEERE, uwen Godt, gesondight, ghy haddet u een gegoten kalf gemaeckt: ghy waert haestelick afgeweken van den wegh, dien u de HEERE geboden hadde.

17

Doe vattede ick de twee tafelen, ende wierpse henen uyt beyde mijne handen, ende brackse voor uwe oogen.

18

Ende ick wierp my neder voor het aengesichte des HEEREN, Ga naar margenoot20 als ten eersten, veertigh dagen ende veertigh nachten, ick en at geen broot, ende dronck geen water: om alle uwe sonde, die ghy haddet gesondight, doende Ga naar margenoot21 dat quaet is in des HEEREN oogen, om hem tot toorne te verwecken.

19

Want ick vreesde van wegen den toorne ende de grimmigheyt, daer mede de HEERE seer op u-lieden vertoornt was, om u te verdelgen: doch de HEERE verhoorde my oock op dat mael.

20

Oock vertoornde sich de HEERE seer tegen Aaron, om hem te verdelgen: doch ick badt oock ter selver tijt voor Aaron.

21

Maer Ga naar margenoot22 uwe sonde, het kalf, dat ghy haddet gemaeckt, Ga naar margenootk nam ick ende verbrandde ’t met vyer, ende stampte ’t, malende het wel, tot dat het verdunt wert tot stof: ende Ga naar margenoot23 sijn stof wierp ick in de beke, die van den bergh afvliet.

22

Oock vertoorndet ghy den HEERE seer te Ga naar margenootl Ga naar margenoot24 Thabeëra ende te Ga naar margenootm Ga naar margenoot25 Massa, ende te Ga naar margenootn Ga naar margenoot26 Kibroth-Taava.

23

Voorts als de HEERE u-lieden sondt uyt Kades Barnea, seggende: Ga naar margenooto Gaet op ende ervet dat lant, dat ick u gegeven hebbe: soo waert ghy den Ga naar margenoot27 monde des HEE-[kolom]RE uwes Godts wederspannigh, ende en Ga naar margenoot28 geloofdet hem niet, ende en waert sijne stemme niet gehoorsaem.

24

Wederspannigh zijt ghy geweest tegen den HEERE: van den dagh af, dat ick u Ga naar margenoot29 gekent hebbe.

25

Ende ick wierp my neder voor des HEEREN aengesicht, die veertigh dagen, ende veertigh nachten, in dewelcke ick my neder wierp: dewijle de HEERE geseyt hadde, dat hy u verdelgen soude;

26

Ende ick badt tot den HEERE, ende seyde, Ga naar margenootp Heere, HEERE, en verderft u volck ende u erfdeel niet, dat ghy door uwe Ga naar margenoot30 grootheyt verlost hebt: dat ghy uyt Egypten door eene stercke hant hebt uytgevoert.

27

Gedenckt Ga naar margenoot31 uwer knechten, Abrahams, Isaacs ende Iacobs: Siet niet op de hardigheyt dese volcks, noch op sijne godtloosheyt, noch op sijne sonde.

28

Ga naar margenoot32 Op dat het lant, van daer ghy ons hebt uytgevoert, Ga naar margenootq niet en segge; Om datse de HEERE niet en konde brengen in het lant, daer van hy hen gesproken hadde; ende om Ga naar margenoot33 dat hy’se hatede, heeft hy’se uytgevoert, om haer te dooden in de woestijne.

29

Sy zijn doch u volck, ende u erfdeel, dat ghy door uwe groote kracht ende door uwen uytgestreckten arm hebt uytgevoert.

margenoot1
D. al haest, binnen korten tijt.
margenoot2
D. landen der volckeren, die etc. Want die volckeren moesten sy uytroeijen na Godes bevel.
margenoot3
Siet boven c. 1. op vers 28.
margenoot4
Als boven 1.28. ende 2.10, 11.
margenoota
Num. 13.32, 33.
margenoot5
Een gemeen spreeckwoort, ten tijde als dese reusen in fleur waren.
margenootb
Boven 4.24. Hebr. 12.29.
margenoot6
Siet boven c. 4. op vers 24.
margenoot7
Siet bov. cap. 7. op vers 17.
margenoot8
Want ghy, wil de HEERE seggen, geene gerechtigheyt by u selven hebt, maer ’t contrarie. siet versen 6, 7. etc. Eene gelijcke maniere van spreken gebruyckt de Apostel Titum 3.5. ende elders dickwils in het verhael van de oorsaken der saligheyt, D. onser verlossinge ende besittinge des hemelschen Canaans, als hy seyt: Niet uyt de vvercken, niet uyt de rechtveerdige vvercken, die vvy souden gedaen hebben, etc.
margenootc
Genes. 12.7. ende 13.15. ende 15.7. ende 17.8. ende 26.4. ende 28.13.
margenoot9
Siet Exod. 32. vers 9.
margenootd
Exod. 14.11. ende 16.2. ende 17.2. Numer. 11.4.
margenoot10
Dit volgende verhael dient tot bewijs van ’t 5 ende 6 vers, daer Mose seyde, dat Godt haer niet om hare gerechtigheyt in ’t lant Canaan brengen soude.
margenoote
Exod. 32.4. Psalm 106.19.
margenoot11
D. op dewelcke de tien geboden geschreven waren, die het verbont der wet Godes vervateden: alsoo vers 10. etc.
margenoot12
Siet Genes. 15. op vers 18.
margenootf
Exod. 24.18. ende 34.28.
margenoot13
D. ick nuttighde noch spijse noch dranck. alsoo vers 18. en 1.Reg. 13.8, 9.16. 2.Reg. 6.22.
margenootg
Exod. 31.18.
margenoot14
D. met sijnen vinger. Siet de geestelicke beduydinge van desen, 2.Cor. 3. versen 3, 7. ende vergel. Ierem. 31.33.
margenoot15
T.w. was geschreven.
margenoot16
Als Israël onder aen den voet des berghs stont om des HEEREN geboden aen te hooren.
margenoot17
Ofte, sich verdorven. Siet Exod. cap. 32. vers 7.
margenoot18
Siet Genes. 18. op vers 19.
margenooth
Exod. 32.9. ende 33.3. ende 34.9. Onder 10.16. ende 31.27. 2.Reg. 17.14.
margenooti
Exod. 32.10. Psalm 106.23.
margenoot19
Of de HEERE seyde: En valt my niet meer lastigh met u voorbidden voor dit hartneckigh volck. Siet Mosis voorbede Exod. 32. versen 11, 12, etc. ende cap. 34. vers 9. ende onder vers 26, etc.
margenoot20
Ick deed’wederom als ick te voren gedaen hadde.
margenoot21
D. dat hem mishaeght.
margenoot22
D. als de volgende woorden uytwijsen, het gegoten kalf, daer mede ghy de grouwelicke sonde der afgoderije bedreven hadt. Vergel. Ies. c. 27. vers 9. Hos. 10. vers 8. Amos 8.14.
margenootk
Exod. 32.20.
margenoot23
Om desen grouwel op ’t hooghste te verfoeijen, ende alle gedachtenisse daer van in de diepte te versmooren. siet hier van breeder Exo. 32. op vers 20. ende vergel. 2.Reg. 23. op vers 12.
margenootl
Num. 11.1.
margenoot24
D. brant, waer om dese plaetse alsoo genaemt zy, siet Num. 11.2, 3.
margenootm
Exod. 17.7.
margenoot25
D. versoeckinge. siet Exod. 17.7.
margenootn
Num. 11.4, 34.
margenoot26
D. lustgraven. Siet Num. 11.34.
margenooto
Num. 13.3. ende 14.1.
margenoot27
D. het bevel.
margenoot28
Siet boven 1. op vers 32.
margenoot29
D. met u omgegaen, ende volgens mijn beroep met u te doen gehadt hebbe.
margenootp
Exod. 32.11. Num. 14.13.
margenoot30
D. Majesteyt, ofte, groote mogentheyt. siet ond. 11.2.
margenoot31
D. des verbonts, dat ghy met hen gemaeckt hebt.
margenoot32
Hebr. op datse niet seggen, het lant, van daer, etc. Dat is, op dat de inwoonders des lants, van daer, etc. niet seggen, Namelick de Egyptenaers: als Exod. 32.12.
margenootq
Exod. 32.12. Numer. 14.16.
margenoot33
Vergel. bov. 1. vers 27.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken