Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xviij. Capittel.

Van het erfdeel ende recht der Priesteren ende Leviten aen offerhanden ende eerstelingen, vers 1, etc. verbodt van de Heydensche afgodische duyvelsche grouwelen na te volgen, 9. Eene seer heerlicke belofte van de sendinge onses Heeren Christi, die ’t hooft aller Propheten is, 15. van de straffe ende het kenteecken eens valschen Propheets, 20.

1

DE Levitische Priesteren, de gantsche stamme Levi, en sullen geen deel noch erve hebben met Israël: Ga naar margenoota Ga naar margenoot1 de vyer-offeren des HEEREN, ende sijn erfdeel sullen sy eten.

[Folio 85r\Heydensche grouwelen.Christus.]
[fol. 85r\Heydensche grouwelen.Christus.]

2

Daerom en sal Ga naar margenoot2 hy geen erfdeel hebben in ’t midden sijner broederen: Ga naar margenootb Ga naar margenoot3 de HEERE is sijn erfdeel, gelijck als hy hem gesproken heeft.

3

Dit nu sal der Priesteren recht zijn van den volcke, van die, die eene offerhande offeren, het zy eenen osse, oft kleyn vee: dat hy den Priester sal geven, de schouder, ende beyde kinnebacken, ende de pensse.

4

De eerstelingen uwes koorns, uwes mosts, ende uwer olie, ende de eerstelingen van de bescheeringe uwer schapen sult ghy hem geven.

5

Want de HEERE uwe Godt heeft hem uyt alle uwe stammen verkoren; dat hy Ga naar margenoot4 stae om te dienen in den name des HEEREN, hy, ende sijne sonen t’allen dagen.

6

Voorts wanneer een Levijt sal komen uyt eene uwer poorten, uyt gantsch Israël, alwaer hy woont; ende hy komt na alle begeerte sijner ziele, tot de plaetse die de HEERE sal hebben verkoren,

7

Ga naar margenoot5 Ende hy dienen sal in den name des HEEREN sijnes Godts: als alle sijne broederen, de Leviten, die aldaer voor het aengesichte des HEEREN staen:

8

Ga naar margenoot6 Soo sullen sy gelijcken deel eten: Ga naar margenoot7 boven sijne verkoopingen Ga naar margenoot8 by de vaderen.

9

Wanneer ghy komt in het lant, dat de HEERE uwe Godt u geven sal: soo en sult ghy niet leeren te doen na de grouwelen der selver Ga naar margenoot9 volckeren.

10

Onder u en sal niet gevonden worden, Ga naar margenootc die sijnen sone, ofte sijne dochter, Ga naar margenoot10 door het vyer doet doorgaen: Ga naar margenootd Ga naar margenoot11 die met waerseggerijen omgaet, Ga naar margenoot12 een guychelaer, ofte die op vogelgeschrey acht geeft, ofte tooveraer.

11

Ofte een Ga naar margenoot13 besweerder, die met besweeringe omgaet: ofte die Ga naar margenoot14 eenen waerseggenden geest vraeght, ofte een duyvels konstenaer, ofte die de dooden vraeght:

12

Want al wie sulcks doet, is Ga naar margenoot15 den HEERE een grouwel: ende om deser grouwelen wille Ga naar margenoot16 verdrijftse de HEERE uwe Godt voor u aengesichte uyt de besittinge.

13

Oprecht sult ghy zijn, met den HEERE uwen Godt.

14

Want dese volcken, Ga naar margenoot17 die ghy sult erven, hooren na guychelaers ende waerseggers: maer u aengaende, de HEERE uwe Godt en Ga naar margenoot18 heeft u sulcks niet toegelaten.

15

Ga naar margenoote Ga naar margenoot19 Eenen Propheet, uyt het midden van u, uyt uwe broederen, Ga naar margenoot20 als my, sal u de HEERE uwe Godt verwecken: na hem sult ghy hooren.

16

Na alles, wat ghy van den HEERE uwen Godt aen Horeb ten dage der versamelinge ge-eyscht hebt, seggende: Ga naar margenootf Ick en sal niet voort varen te hooren de stemme des HEEREN mijnes Godts, ende dit selve groote vyer en sal ick niet meer sien, dat ick niet en sterve.

17

Doe seyde de HEERE tot my: Ga naar margenoot21 ’t Is goet, dat sy gesproken hebben.

18

Eenen Propheet sal ick hen verwecken uyt het midden harer broederen, als u: ende ick sal mijne woorden in sijnen Ga naar margenoot22 mont geven, Ga naar margenootg ende hy sal tot hen spreken alles, wat ick hem gebieden sal.

19

Ende het sal geschieden; de man, die niet sal hooren na mijne woorden, die hy in [kolom] mijnen name sal spreken, van dien sal ick het soecken.

20

Maer Ga naar margenooth de Propheet, die hooghmoedelick sal handelen, sprekende een woort in mijnen name, het welcke ick hem niet geboden en hebbe te spreken; ofte, die spreken sal in den name van andere Goden: deselve Propheet sal sterven.

21

Soo ghy dan in u herte soudt mogen seggen: Hoe sullen wy het woort kennen, dat de HEERE niet gesproken en heeft?

22

Wanneer die Propheet in den name des HEEREN sal hebben gesproken, ende dat Ga naar margenoot23 woort en geschiet niet, nochte en komt niet; dat is het woort, dat de HEERE niet gesproken en heeft: door trotsheyt heeft die Propheet dat gesproken; ghy en sult Ga naar margenoot24 voor hem niet vreesen.

margenoota
Numer. 18.20. Boven 10.9. 1.Corint. 9.13.
margenoot1
Siet Lev. 1. op vers 9.
margenoot2
T.w. de Levijt.
margenootb
Num. 18.20, etc. Boven 10.9. Ezech. 44.28.
margenoot3
Siet Num. 18. vers 20. boven 10. op vers 9.
margenoot4
Alsoo ond. vers 7. siet bov. 10. op vers 8.
margenoot5
Ofte, soo sal hy [mogen] dienen. Ende in ’t volgende vers, gelijcken deel sullen sy eten.
margenoot6
Hebr. deel gelijck deel.
margenoot7
Ofte, boven eens yederen verkoopingen: D. boven het gene sy hebben ende behouden sullen van den prijs harer verkochte goederen, die sy sullen mogen weder koopen ende lossen. Siet Levit. 25. versen 32, 33.
margenoot8
D. aen, ofte, by de vaderlicke familien gedaen. And. na de vaderlicke huysgesinnen, in welcken de Leviten waren afgedeylt, Num. c. 3. Dese woorden voegen sommige by de eerste woorden deses verskens in desen sin: Gelijcken deel sullen sy eten, alsoo nochtans, dat elck sich voege by sijn vaderlicke familie. And. alleenlick van het gene hem gelevert is na de vaderlicke huysgesinnen.
margenoot9
Der Canaaniten, die daer in woonen.
margenootc
Levit. 18.21.
margenoot10
Siet de aent. op Levit. 18.21.
margenootd
Levit. 20.27. 1.Sam. 28.7. Iesa. 8.19.
margenoot11
Hebr. een voorsegger der voorseggingen, of, rader der raetselen, gisser der gissingen.
margenoot12
Siet Levit. 19. op vers 26.
margenoot13
Hebr. die met besvveeringe svveert, of, besvveeringe besvveert: eygentlick, die koppelinge t’samen koppelt.
margenoot14
Siet Levit. 19. op vers 31. ende 20. op vers 6.
margenoot15
Hebr. een grouvvel des HEEREN. Siet boven 17.1.
margenoot16
T.w. d’inwoonderen van Canaan.
margenoot17
D. welcker landen, als boven 9.1. ende elders meer.
margenoot18
Hebr. heeft u alsoo niet toe gelaten, verstaet, te doen.
margenoote
Ioan. 1.46. Actor. 3.22. ende 7.37.
margenoot19
Verst. den Heere Iesum Christum, Act. 3.22. ende 7.37.
margenoot20
Niet tegenstaende de eeuwige Godtheyt, onbevleckte mensheyt, ende het salighmakende ampt onses Heeren Iesu Christi, mach hy evenwel met Mose worden vergeleken in de volgende sake:
I. Gelijck Mose een waerachtig mensche was, uyt den zade Abrahams, alsoo oock Christus.
II. Gelijck Mose Godts volck gevoert heeft uyt de lichamelicke slavernije van Egypten, alsoo heeft Christus sijn volck verlost uyt de geestelicke slavernije.
III. Gelijck Mose stont tusschen Godt ende het volck in ’t verbont der wet, Galat. 3.19. alsoo is Christus de eenige Middelaer tusschen Godt ende sijn volck in ’t verbont der genade.
IIII. Gelijck Mose getrouw was in den gantschen huyse Godts, Hebr. 3. vers 2. alsoo Christus boven al, in sijne Gemeynte te besorgen, etc.
V. Mose was een groot Propheet ende Leeraer des volcks: Christus is het Hooft aller Propheten, door wiens geest Mose ende d’andere gesproken hebben, 1.Petr. 1.11. Doch dat hier de ander Propheten niet verstaen worden, blijckt Deut. 34.10. alwaer geseyt wort dat geen Propheet in Israël is opgestaen gelijck Mose.
margenootf
Exod. 20.19. Boven 5.25. Hebr. 12.19.
margenoot21
Hebr. sy hebben goet gemaeckt, ofte, vvel gedaen, dat sy gesproken hebben: als boven 5.28.
margenoot22
Vergel. dese maniere van spreken met Exod. 4.15. onder 31.19. 2.Sam. 14.3. Psalm 40.4. Ierem. 1.9. ende 5.14. hoewel der een groot onderscheyt is tusschen dit werck Godes aen Iesu Christi persoon, ende den dienst sijner knechten, ofte het doen van andere menschen.
margenootg
Ioan. 4.25.
margenooth
Boven 13.5. Ierem. 14.14.
margenoot23
D. het tweede merckteecken eens valschen Propheets: Van het eerste, bestaende in het poinct der leere. Siet boven cap. 13.
margenoot24
And. voor het selve, namel. vvoort, prophetie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken