Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxvij. Capittel.

Ordre der krijghslieden, vers 1, etc. Vorsten der stammen, 16. Overste bewaerders der goederen Davids, 25. Sijn voornaemste Raetsheeren ende vrienden, 32.

1

DIt nu zijn de kinderen Israëls na haren getale, de Hoofden der vaderen, ende de Overste der duysenden, ende der honderden, met hare Amptlieden, den Koningh dienende in alle saken Ga naar margenoot1 der verdeelingen, aengaende ende afgaende Ga naar margenoot2 van maent tot maent in alle de maenden des jaers: Elcke verdeelinge was vier en twintigh duysent.

2

Over de eerste verdeelinge in de eerste maent was Ga naar margenoot3 Iasobham de sone Zabdiëls: ende in sijne verdeelingen warender vier en twintigh duysent.

3

Ga naar margenoot4 Hy was uyt de kinderen Perez, het Hooft van alle de Overste der heyren in de eerste maent.

4

Ende over de verdeelinge in de tweede maent was Ga naar margenoot5 Dodai de Ahohiter, ende Ga naar margenoot6 [over] sijne verdeelinge was Mikloth oock

[Folio 186v\Davids Krijghs-oversten. Sijne vermaningen.]
[fol. 186v\Davids Krijghs-oversten. Sijne vermaningen.]

voorganger: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

5

De derde Overste des heyrs in de derde maent was Benaja de sone Iojada Ga naar margenoot7 des Opper-amptmans, die was het Hooft: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

6

Desen Benaja was een heldt Ga naar margenoot8 van de dertige, ende over de dertigh: Ga naar margenoot9 ende [over] sijne verdeelinge was Ammizabad sijn sone.

7

Ga naar margenoot10 De vierde, der vierde maent, was Asahel de broeder Ioabs, ende Ga naar margenoot11 na hem Zebadja sijn sone: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

8

De vijfde, in de vijfde maent, was Ga naar margenoot12 Samhuth de Izrahiter d’Overste: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

9

De seste, in de seste maent was Ira de sone Ikkes de Tekoiter: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

10

De sevenste, in de sevende maent, was Helez Ga naar margenoot13 de Peloniter uyt de kinderen Ephraims: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

11

De achtste, in de achtste maent, was Sibbechai de Husathiter, Ga naar margenoot14 van de Zarhiten: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

12

De negende, in de negende maent was Abiëzer de Annethotiter, van de Benjaminiten: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

13

De tiende, in de tiende maent was Maharai de Netophathiter, van de Zarhiten: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

14

De elfde, in de elfde maent, waren Benaja de Pirhathoniter van de kinderen Ephraims: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

15

De twaelfde, in de twaelfde maent, was Ga naar margenoot15 Heldai de Netophathiter, van Othniël: in sijne verdeelinge warender oock vier en twintigh duysent.

16

Doch over de stammen Israëls waren [dese:] Over de Rubeniten was Eliëzer de sone van Zichri Voorganger: Over de Simeoniten was Sephatja de sone van Maacha.

17

Over de Leviten was Hasabja de sone Kemuëls, Ga naar margenoot16 over de Aaroniten was Zadok.

18

Over Iuda was Ga naar margenoot17 Elihu, uyt de broederen Davids: Over Issaschar was Homri, de sone Michaëls.

19

Over Zebulon was Ismaja de sone Obadja: Over Naphthali was Ierimoth de sone Azriëls.

20

Over de Ga naar margenoot18 kinderen Ephraims was Hosea de sone Azazja: Over de halve stamme Manasse was Ioël de sone Pedaja.

21

Over half Manasse in Gilead, was Iddo de sone Zecharja: Over Benjamin was Iaasiël de sone Abners.

22

Over Dan was Azarel de sone Ierohams: Ga naar margenoot19 Dese waren de Overste der stammen Israëls.

23

Maer David en nam het getal van dien niet op Ga naar margenoot20 die twintigh jaer oudt, ende daer beneden waren: Ga naar margenoot21 om dat de HEERE geseyt hadde, dat hy Israël vermenighvuldigen soude als de sterren des hemels.

24

Ioab de sone Zeruja Ga naar margenoot22 hadde begonnen te tellen, maer Ga naar margenoot23 hy en voleyndet niet, om datter deshalven Ga naar margenoot24 eenen grooten toorn over Israël gekomen was: daerom en is Ga naar margenoot25 het getal niet opgebracht, Ga naar margenoot26 in de reeckeninge der Chronike des Koninghs Davids. [kolom]

25

Ende over Ga naar margenoot27 de schatten des Koninghs was Azmaveth de sone Adiëls: ende over de schatten op het lant, in de steden, ende in de dorpen, ende in Ga naar margenoot28 de torens, was Ionathan de sone van Uzzija.

26

Ende over die Ga naar margenoot29 die het ackerwerk deden, in de lantbouwinge, was Ezri de sone Chelubs.

27

Ende Ga naar margenoot30 over de wijngaerden was Simei de Ramathiter: maer over Ga naar margenoot31 het gene dat van de wijnstocken quam tot de schatten des wijns, was Zabdi de Siphmiter.

28

Ende over de olijfgaerden, ende de wilde vijgeboomen die in de leeghte waren, was Baal-Hanan de Gederither: maer Ioas was Ga naar margenoot32 over de schatten der olie.

29

Ende over de runderen die in Ga naar margenoot33 Saron weydden, was Sitrai de Saroniter: maer over de runderen in de leeghten, was Saphat de sone Adlai.

30

Ende over de kemelen was Obil de Ismeëliter: ende over de ezelinnen was Iechdeja de Meronothiter.

31

Ende over Ga naar margenoot34 het kleyne vee was Iaziz de Hagerither: Alle dese waren Overste over de have die de Koningh David hadde.

32

Ende Ga naar margenoot35 Ionathan Davids oom, was Raet, een verstandigh man, hy was oock Ga naar margenoot36 Schrijver: Iehiël nu de sone van Hachmoni, was Ga naar margenoot37 by de sonen des Koninghs.

33

Ende Achitophel was Raet des Koninghs: ende Husai de Architer was des Koninghs vrient.

34

Ende na Achitophel was Iojada de sone van Benaja, ende Abjathar: maer Ioab was des Koninghs Krijghs-overste.

margenoot1
Dat is, der ordren in welcke David het krijghsvolck verdeylt hadde.
margenoot2
Verstaet, dat na de verdeelinge by David gemaeckt, de twaelf Colonellen met haer krijghsvolck een maent langh hare wachten ende tochten doen moesten, veranderende hare beurten alle maende: Ende watter voor saken ofte swarigheden voorvielen, daer krijghsmacht toe van noode was, daer toe moesten dese veerdigh wesen, diens maent ende beurte het was. Soo dat dese waren als Legiones, ofte, benden van ordinantie, die ten dienste des Koninghs ende des lants altijt moesten veerdigh zijn.
margenoot3
Siet van desen Oversten 2.Sam. 23.8 daer hy genoemt wort Ioscheb-baschebeth.
margenoot4
Anders, hy was uyt de kinderen Perets, [ende] hy was de Overste over alle Overste der heyren, etc.
margenoot5
Anders, Dodo, 2.Sam. 23.9.
margenoot6
Anders, daer na wert Mikloth Overste over sijne verdeelinge. Daer na] te weten, als Dodai gestorven was: Maer andere verstaen dit alsoo, dat Mikloth zy geweest Luytenant Colonel van Dodai.
margenoot7
Hebr. Cohen: het welck beteeckent eenen persoon, die een eerlick ampt bedient, in de Kercke ofte Politie.
margenoot8
Dese dertigh helden werden met namen uytgedruckt, 2.Sam. 23.24, etc. 1.Chron. 11.26.
margenoot9
Eenige verstaen dit alsoo, dat desen Hammizabad zy geweest Overste Luytenant van sijnes vaders Regiment: die oock Overste was over de Crethi ende Plethi, 2.Sam. 8. vers 18.
margenoot10
T.w. Overste: ende soo in het volgende.
margenoot11
T.w. na sijne doot, na dat hy van Abner verslagen was, 2.Sam. 2.23.
margenoot12
Samma genoemt, 2.Sam. 23.25. ende Sammoth, 1.Chron. cap. 11. vers 27.
margenoot13
And. de Paltiter, 2.Sam. 23.26.
margenoot14
Dese waren nakomelingen van Zerah, den sone Iuda, Genes. 46.12.
margenoot15
And. Heled genoemt, 1.Chron. 11. vers 30. ende Heleb, 2.Sam. 23.29.
margenoot16
Hebr. over Aaron, Dat is, over het Hooge-priesterlicke huys, dat in Aarons geslachte moeste blijven.
margenoot17
Eliab genoemt, 1.Sam. 16.6.
margenoot18
D. nakomelingen.
margenoot19
Te weten, die stracks uytdruckelick genoemt zijn. Aser ende Gad met hare Colonellen en worden in dit register niet genoemt: waerom sy voorby gegaen ofte verswegen zijn, is onseker.
margenoot20
Hebr. van den sone van twintigh jaer.
margenoot21
Verstaet dit alsoo, dat David dese niet heeft willen tellen, op dat het niet schijnen soude dat hy twijfelde aen de beloften Godes Abraham gedaen, Genes. cap. 22. vers 17. ende c. 26. vers 4. Sommige verstaen dit alsoo, dat David het getal des volcks niet en heeft willen opnemen, na dat hy van den Heere gekastijdt ende bestraft was geweest, om dat hy het volck door Ioab dede tellen.
margenoot22
T.w. alle de Israëliten, die boven de twintigh jaren oudt waren, 2.Sam. cap. 24.
margenoot23
Want hy en telde Benjamin noch Levi niet, om dat hy dese tellinge niet geern, maer tegen sijnen danck dede. siet 1.Chron. 21.6.
margenoot24
Verstaet den brandenden toorn Godes, dat is, de hittige pestilentie, 2.Sam. 24.13.
margenoot25
T.w. het volle getal, want Ioab en heeft Levi noch Benjamin niet getelt, Cap. 21. vers 6. Andere verstaen dit alsoo, dat David leetwesen hebbende, niet gewilt en heeft dat men dit in de stadts boecken soude aenteeckenen: doch Godt heeft gewilt dat het in de boecken der Heylige Schriftnre soude aengeteeckent worden.
margenoot26
Hebr in het getal.
margenoot27
Verstaet die schatten die in des Koninghs huys, ofte binnen Ierusalem waren: Gelijck Ionathan was over de schatten ende inkomsten des Koninghs, die buyten ontfangen ende vergadert wierden.
margenoot28
D. Casteelen, sloten, vaste huysen.
margenoot29
Verstaet hier die, die des Koninghs lantbouwerije deden.
margenoot30
D. over de wijngaerdeniers, die des Koninghs wijngaerden moesten bouwen: Ende alsoo was deses ampt onderscheyden van het ampt Zabdi.
margenoot31
D. over de wijnkelders.
margenoot32
D. over de olie, die tot voorraet in de kelders vergadert wiert.
margenoot33
Siet Cant. 2.1.
margenoot34
Als daer zijn, rammen, schapen, bocken, ende geyten.
margenoot35
Sommige meynen dat desen Ionathan zy geweest Davids cousijn, sone van Samma, Davids broeder, daer van 2.Sam. 21.21. staet. Ende alsoo soude David selve over hem oom geweest zijn.
margenoot36
Of, Secretaris.
margenoot37
T.w. om deselve te leeren, ende in alle goede zeden, als tuchtmeester, te onderwijsen, ende te fatsoeneeren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken