Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxix. Capittel.

David verhaelt voor de gantsche gemeynte den grooten voorraet van allerley materialen die hy veerdigh hadde tot den bouw des tempels, vers 1, etc. Ende hy vermaent haer, soo de Vorsten, als het volck, tot eene vrywillige gave daer toe, 5. dewelcke sy mildelick geven, 6. Daer voor David den Heere danckt, 10. Ende hy bidt den Heere voor ’t gantsche volck, 18. Ende voor den Koningh, 19. Dancksegginge ende offer des volcks, 20. Salomo wort Koningh gesalft, ende Zadok Hoogepriester, 22. Godt maeckt Salomo seer treffelick ende groot, 25. Hoe lange David geregeert hebbe, 26, 27. Hy sterft, 28.

1

VOorder seyde de Koningh David Ga naar margenoot1 tot de gantsche gemeynte, Godt heeft mijnen sone Salomo Ga naar margenoot2 alleen verkoren, Ga naar margenoot3 eenen jongelingh, ende teeder: Ga naar margenoot4 dit werck daer en tegen is groot, want het en is geen palleys voor eenen mensche, maer voor Godt den HEERE.

2

Ick nu hebbe uyt alle mijne kracht bereyt, tot het Huys mijnes Godts, gout tot goudene, ende silver tot silveren, ende koper tot koperen, yser tot yseren, ende hout tot houtene [wercken:] sardonixsteenen, ende vervullende [steenen,] Ga naar margenoot5 verciersteenen ende borduersel, ende allerley kostelicke steenen, ende marmersteenen in menighte.

3

Ende daer toe Ga naar margenoot6 uyt mijn welgevallen tot het Huys mijnes Godts, Ga naar margenoot7 het besonder gout ende silver dat ick hebbe, geve ick tot den Huyse mijnes Godts daer en boven, behalven al dat ick ten huyse des Heylighdoms bereyt hebbe.

4

Drie duysent Ga naar margenoot8 talenten gouts, van het gout van Ophir: ende seven duysent talenten geloutert silver, Ga naar margenoot9 om de wanden der huysen te over-trecken.

5

Gout tot de goudene, ende silver tot de silveren [vaten,] ende tot alle werck door de hant der werckmeesteren [te maken:] Ende Ga naar margenoot10 wie is’er willigh, heden Ga naar margenoot11 sijne hant den HEERE te vullen?

6

Doe gaven vrywilligh de Overste der vaderen, ende de Overste der stammen Israëls, ende de Overste der duysenden, ende der honderden, ende de Overste des wercks des Koninghs:

7

Ende sy gaven Ga naar margenoot12 ten dienste des Huyses Godes, vijf duysent talenten gouts, ende tien duysent Ga naar margenoot13 drachmen, ende tien duysent talenten silvers, ende Ga naar margenoot14 achtien duysent talenten kopers: ende hondert duysent talenten ysers.

8

Ende by wien Ga naar margenoot15 steenen gevonden wierden, die gaven sy in den schat des Huyses des HEEREN, onder de hant Ga naar margenoot16 Iehiëls des Gersoniters.

9

Ende het volck was verblijdt over

[Folio 187v\David en ’t volck loven Godt. Salomo Koningh.]
[fol. 187v\David en ’t volck loven Godt. Salomo Koningh.]

haer vrywilligh geven, want sy gaven met een volkomen herte den HEERE vrywilligh: ende de Koningh David verblijdde sich oock met groote blijdtschap.

10

Daerom loofde David den HEERE voor de oogen der gantscher gemeynte: ende David seyde: Gelooft zijt ghy, HEERE Godt onses vaders Israëls, van eeuwigheyt tot in eeuwigheyt.

11

Ga naar margenoota Uwe, O HEERE, is de grootheyt, ende de macht, ende de heerlickheyt, ende de overwinninge, ende de majesteyt, want alles wat in den hemel ende op der aerde is, [is uwe:] O HEERE, is het Koninckrijcke, ende ghy hebt u verhooght tot een Hooft boven alles.

12

Ende rijckdom ende eere zijn voor u aengesichte, ende ghy heerschet Ga naar margenoot17 over alles, ende in uwe hant is kracht ende macht: oock staet het in uwe hant alles groot te maken ende sterck te maken.

13

Nu dan, onse Godt, wy dancken u, ende loven Ga naar margenoot18 den name uwer heerlickheyt.

14

Want wie ben ick, ende wat is mijn volck, dat wy de macht souden verkregen hebben, om vrywilligh te geven Ga naar margenoot19 als dit is? want het is alles van u, ende Ga naar margenoot20 wy geven ’t u uyt uwe hant.

15

Ga naar margenoot21 Want wy zijn vreemdelingen ende bywoonders voor u aengesichte, gelijck alle onse vaders: onse dagen op aerden zijn Ga naar margenootb als een schaduwe, ende daer Ga naar margenoot22 en is geen verwachtinge.

16

HEERE onse Godt, alle dese menighte die wy bereyt hebben, om u een Huys te bouwen, den name uwer heyligheyt, dat is van uwe hant, ende het is al uwe.

17

Ende ick weet, mijn Godt, dat ghy Ga naar margenootc het herte proeft, ende dat ghy een welgevallen hebt aen oprechtigheden. Ick hebbe in oprechtigheyt mijnes herten alle dese dingen vrywilligh gegeven, ende ick hebbe nu met vreughden u volck, dat hier bevonden wort, gesien, dat het sich tegen u vrywilligh gedragen heeft.

18

O HEERE ghy Godt onser vaderen Abrahams, Isaacs, ende Israëls, bewaert dit in der eeuwigheyt, in Ga naar margenoot23 den sin der gedachten des herten uwes volcks: ende richt haer herte tot u.

19

Ende geeft mijnen sone Salomo een volkomen herte, om te houden uwe geboden, uwe getuygenissen, ende uwe insettingen: ende om alles te doen, ende om dit palleys te bouwen, Ga naar margenoot24 ’t welck ick bereyt hebbe.

20

Daer na seyde David tot de gantsche gemeynte, Lovet nu den HEERE uwen [kolom] Godt: Doe loofde de gantsche gemeynte den HEERE den Godt harer vaderen, ende sy neyghden het hooft, ende sy bogen haer neder Ga naar margenoot25 voor den HEERE, ende voor den Koningh.

21

Ende sy offerden den HEERE slacht-offeren, oock offerden sy den HEERE brand-offeren des anderen morgens van dien dagh, duysent varren, duysent rammen, duysent lammeren, met hare dranck-offeren: ende slacht-offeren in menighte voor gantsch Israël.

22

Ende sy aten ende droncken des selven daeghs voor ’t aengesichte des HEEREN met groote vreughde: Ende sy maeckten Salomo den sone Davids Ga naar margenoot26 ten anderen male Koningh, ende sy salfden [hem] den Ga naar margenoot27 HEERE, tot Voorganger, ende Zadok Ga naar margenoot28 tot Priester.

23

Alsoo satt Salomo Ga naar margenoot29 op den throon des HEEREN, als Koningh in sijnes vaders Davids plaetse, ende hy was voorspoedigh: ende gantsch Israël, hoorde na hem.

24

Ende alle de Vorsten, ende Helden, ja oock alle de sonen des Koninghs Davids, gaven de hant, Ga naar margenoot30 dat sy onder den Koningh Salomo zijn souden.

25

Ende de HEERE maeckte Salomo groot ten hooghsten voor de oogen van gantsch Israël: ende hy gaf aen hem Ga naar margenoot31 een Konincklicke Majesteyt, soodanige aen geenen Ga naar margenoot32 Koningh van Israël voor hem geweest en is.

26

Soo heeft dan David de sone Isai geregeert over gantsch Israël.

27

De dagen nu die hy geregeert heeft over Israël, zijn Ga naar margenootd veertigh jaer: Te Ga naar margenoote Hebron regeerde hy seven jaren, ende te Ierusalem regeerde hy drie en dertigh.

28

Ende hy sterf in goeden Ga naar margenoot33 ouderdom, zadt van dagen, rijckdom, ende eere: Ende sijn sone Salomo regeerde in sijn plaetse.

29

De geschiedenissen nu des Koninghs Davids, de eerste ende de laetste, siet die zijn geschreven Ga naar margenoot34 in de Ga naar margenoot35 geschiedenissen Samuëls des Sienders, ende in de Ga naar margenoot35 geschiedenissen des Propheten Nathans, ende in de Ga naar margenoot35 geschiedenissen Gads des Sienders:

30

Ga naar margenoot36 Met al sijn Koninckrijcke, ende sijne macht, ende Ga naar margenoot37 de tijden die over hem verloopen zijn, ende over Israël, ende over alle de Koninckrijcken der landen.

margenoot1
Siet bov. 28.1.
margenoot2
Hebr. eenen, Te weten, uyt alle mijne sonen. Hierom heeft hem David noch binnen sijn leven laten Koningh kroonen, ende d’ander sonen Davids hebben met hanttastinge belooft Salomo te gehoorsamen, vers 24.
margenoot3
Salomo hadde doe ter tijt een wijf getrouwt, gelijck uyt den ouderdom sijnes soons Rehabeams is af te nemen, 2.Chro. cap. 12. vers 13. want hy heeft veertigh jaer geregeert, 2.Chron. cap. 9. vers 30. ende sijn sone Rehabeam was een en veertigh jaer oudt doe hy Koningh wert na Salomons doot: waer uyt dan blijckt, dat Rehabeam een jaer oudt was doe Salomo Koningh gekroont is: doch David noemt hem hier, met reden, jongh, om dat hy doe ter tijt, na sommiger reeckeninge, maer ontrent achtien ofte negentien jaer oudt en was: ende broeders hadde, die ouder waren dan hy.
margenoot4
T.w. de bouw des tempels, welcken Salomo moeste uytvoeren.
margenoot5
And. steenen des verçiersels ende borduersels: Ofte, tot verçiersel ende borduersel.
margenoot6
D. uyt sonderlinge affectie tot het Huys mijnes Godts.
margenoot7
D. van mijne eygene juweelen, ende andere kostelickheden, die ick gespaert, ende hier toe bewaert hebbe.
margenoot8
Siet Exod. 25. op vers 39.
margenoot9
T.w. het gout om de wanden des tempels te overtrecken: Ende het silver om de andere huysen ende kameren tot den tempel gehoorende, te overtrecken.
margenoot10
Te weten, onder u-lieden.
margenoot11
Dat is, sijnen dienst den Heere te heyligen, ende hem een vrywillige offerhande te doen. Siet Exod. 32.29. Levit. 8.33.
margenoot12
Dat is, tot de timmeringe des tempels.
margenoot13
Een drachma weeght soo veel als een fransche kroon.
margenoot14
Hebr. tien duysent, ende acht duysent talenten kopers.
margenoot15
Te weten, edele, ofte kostelicke steenen.
margenoot16
Dese is geweest de generale bewaerder van alle de schatten des Heylighdoms, dien wy souden mogen noemen eenen Ontfanger generael: maer Selomith was gestelt over de schatten die gecollecteert wierden tot den bouw des tempels, 1.Chron. 26.26.
margenoota
Matth. 6.13. 1.Timoth. 1.17. Apoc. 5.13.
margenoot17
Of, over alle.
margenoot18
Of, uwen heerlicken naem.
margenoot19
D. alle dese dingen.
margenoot20
D. gelijck wy dit eerst van u ontfangen hebben: Alsoo geven wy het u nu weder.
margenoot21
Dit is Davids argument: Dewijle wy menschen hier op aerden maer vreemdelingen ende pelgrims en zijn, die voorseker van hier moeten scheyden, Psalm 39.13. ende wy onse goederen na onse doot niet en konnen behouden: Soo en konnen wy deselve niet beter aenleggen dan aen den dienst Godes, die het in eeuwigheyt uyt genaden beloonen sal.
margenootb
Psalm 90.9. ende 102.12.
margenoot22
Hy wil seggen, datter niet vast, seker, noch gestadigh en is in dit leven: het is al ydelheyt, ende gelijck een schaduwe, ende niemant behoeft te vermoeden, dat hy de doot sal ontloopen. Anders, die [te weten, schaduwe] niet versamelt en wort.
margenootc
1.Chron. 28.9.
margenoot23
Ofte, de genegentheyt. Hebr. formeersel, maecksel.
margenoot24
D. tot het welcke ick allen voorraet by een gebracht ende veerdigh gemaeckt hebbe: Ia daer toe ick selfs de plaetse gekocht hebbe, 1.Chro. cap. 21. vers 25. ende 2.Chron. 3. vers 1. ende een model ofte bewerp daer van gemaeckt hebbe.
margenoot25
Voor den Heere met Godtsdienstelicke eerbiedinge, voor den Koningh met burgerlicke eerbiedinge.
margenoot26
Dit was een ander salvinge dan die daer men van leest 1.Reg. 1.33. Want die eerste geschiedde alleen in der haeste, daer die van Ierusalem alleen by waren, om het oproerigh voornemen van Adonia te beletten: maer dese tweede salvinge is oock by het leven Davids (als blijckt uyt het begin van dit vers) doch met meerdere solemniteyt geschiet, in tegenwoordigheyt van alle de Vorsten ende Overste des volcks, ja oock der andere sonen Davids.
margenoot27
D. tot dienst des Heeren, tot hanthavinge van de beyde tafelen der wet.
margenoot28
Verstaet, tot Hoogepriester, ende Abjathar wert afgeset, om dat hy mede geweest was in den oproer van Adonia, 1.Reg. 1.7.
margenoot29
D. den throon welcken hem de Heere gegeven hadde, ende daer op hy als een Stadthouder de plaetse des Heeren bewaerde.
margenoot30
D. dat sy Salomo voor haren Koningh ende Overheere kenden ende aen-namen. Hebr. gaven de hant onder den Koningh Salomo.
margenoot31
Hebr. eene Majesteyt des Koninckrijcks.
margenoot32
Noch Richter, noch Regent, onder de Israëliten. Siet 1.Reg. 3.13. ende 2.Chron. 1.12.
margenootd
1.Reg. 2.11.
margenoote
2.Sam. 5.5.
margenoot33
Hebr. grijsigheyt, ofte, graeuwigheyt, als Genes. 25.8.
margenoot34
Dit kan verstaen worden van de twee boecken Samuëlis, welcker voornaemste deelen van de Propheten die hier genoemt worden, beschreven zijn, te weten, van Samuël, ende Nathan, ende Gad, die hier Sienders genoemt worden.
margenoot35
35. 35 Hebr. woorden, saken.
margenoot35
35. 35 Hebr. woorden, saken.
margenoot35
35. 35 Hebr. woorden, saken.
margenoot36
D. met de gantsche regeeringe sijnes Koninckrijcks.
margenoot37
Dat is, met het gene dat te sijner tijt hem, Israël, ende den omliggenden Koninckrijcken is overkomen ende gebeurt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken