Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm xxxvj.

David seer ontstelt zijnde over de grouwelicke godtloosheyt der boosen, verwondert sich dies te meer over de grondeloose wijsheyt, gerechtigheyt, ende goedertierenheyt des Heeren, die in sulcke eene verwerringe alle schepselen in ordre houdende, sich bewijst eenen seer gunstigen Heylant sijner Kerkcke, om welcker (als oock sijn eygen) behoudenisse, David Godt biddet, ende voorseyt der godtloosen val.

1

[EEn Psalm] Davids, des knechts des HEEREN; voor den Ga naar margenoot1 Oppersanghmeester.

2

Ga naar margenoot2 De overtredinge des godtloosen spreeckt in het binnenste van mijn herte: Daer en is geene vreese Godts voor sijne oogen.

3

Want hy vleyt sich selven in sijne oogen; Ga naar margenoot3 als men sijne ongerechtigheyt bevindt, [die] te haten is.

4

De woorden sijns monts zijn Ga naar margenoot4 onrecht ende bedrogh; Ga naar margenoot5 hy laet na te verstaen tot weldoen.

5

Hy bedenckt onrecht op sijn leger; hy stelt sich op eenen wegh, die niet goet en is; het quaet en verwerpt hy niet.

6

Ga naar margenoot6 O HEERE, Ga naar margenoota uwe goedertierenheyt is [tot] in de hemelen; uwe waerheyt tot de bovenste wolcken toe.

7

Uwe gerechtigheyt is als de bergen Ga naar margenoot7 Godts, uwe oordeelen zijn een grooten Ga naar margenoot8 afgront: HEERE, ghy behoudt Ga naar margenoot9 menschen ende beesten.

8

Hoe dierbaer is uwe goedertierenheyt, O Godt! dies de menschen kinderen onder de Ga naar margenoot10 schaduwe uwer vleugelen toevlucht nemen.

9

Sy worden Ga naar margenoot11 droncken van de vettigheyt uwes huyes; ende ghy drencktse [uyt] de beke uwer wellusten.

10

Want by u is de fonteyn des Ga naar margenoot12 levens: in Ga naar margenoot13 u licht sien wy het licht.

11

Ga naar margenoot14 Streckt uwe goedertierenheyt uyt over de gene die u kennen; ende uwe

[Folio 247r]
[fol. 247r]

Ga naar margenoot15 gerechtigheyt over de oprechte van herten.

12

De voet der Ga naar margenoot16 hoovaerdigen en kome niet over my; ende de hant der godtloosen en doe my niet Ga naar margenoot17 omswerven.

13

Ga naar margenoot18 Aldaer zijn de werckers der ongerechticgheyt gevallen; sy zijn neder gestooten, ende en konnen niet weder op staen.

margenoot1
Siet Psal. 4. op vers 1.
margenoot2
D. als ick het boos ende sorgeloos wesen ende doen der godtloosen aenmercke ende overwege, soo word’ick gedrongen by my selven soo seker te gelooven, datse geen vreese noch schrick voor Godt en hebben, als of de godtloose sulcks met ronde woorden uytseyden: soo klaer blijckt de godtloosheyt in hare wercken, het welcke my wee doet in’t binnenste van mijn herte.
margenoot3
Ofte, tot dat men sijne ongerechtigheyt bevindt, [die] te haten, of, hatelick [is.] Dat is, al wort sijne boosheyt gantsch openbaer ende als hantgrijpelick, sulcks datse van eenen yederen gehaet wort, evenwel behaeght ende pluymstrijckt hy sich selven in het boose, ende gaet’er immer in voort: And. als hy sijne ongerechtigheyt, dat is, (sijn boos voornemen) volbrenght, of, verkrijght, die hy behoorde te haten, dat is, als het hem na sijnen sin gaet, soo dunckt hem, dat sijn doen goet is, hoewel hy een afschrick daer van behoorde te hebben.
margenoot4
D. ondeughdelick, schadelick, ende bedrieghlick, ofte, streckende tot verdriet, schenderije ende bedrogh der vromen.
margenoot5
D. hy wil sich van niemant laten onderwijsen, tot eenige verbeteringe sijns levens, hy is vertwijfelt hertneckigh, ende ongevoeligh.
margenoot6
Tegen al het woelen ende woeden der godtloosen, mitsgaders sijn hertzeer dat hy daer uyt schepte, troost ende verquickt sich de Propheet met betrachtinge van Godts onbegrijpelicke, ondoorgrondelicke ende bestandige goedigheyt, trouwe, ende gerechtigheyt, die hy bewijst in de regeeringe soo van alles in het gemeyn, als van sijn volck in het bysonder, dat hy, niet tegenstaende der godtloosen vyantschap, overvloedighlick begenadight, ende van harer vyanden rechtveerdigen ende eyndtlicken ondergangh versekert.
margenoota
Psal. 57. vers 11. ende 108.5.
margenoot7
D. als de aldergrootste ende allerhooghste bergen. Siet van dese maniere van spreken Genes. 13. op vers 10. De sin is, dat Godts gerechtigheyt haer alomme vertoont, bestandigh ende vast is, oock ons begrijp verre te boven gaende. Siet op vers 11.
margenoot8
D. uwen raet, ende regeeringe, ofte, wijse van doen, die ghy houdt soo in het gemeyn, als in het bysonder over de uytverkorene ende verworpene, is ondoorgrondelick. siet Rom. 11.33.
margenoot9
Hebr. mensch ende beest. siet Matth. 5. vers 45. 1.Tim. 4.10. ende Iob 39.1, etc. Psalm 147.9.
margenoot10
Siet Ruth 2. op vers 12. ende vergelijckt met dese plaetse Iob 36. vers 11. met d’aenteeck.
margenoot11
Verstaet hier, de geestelicke spijse ende dranck der ziele. siet Iesa. 25.6. ende 65.13. ende 66.11. ende vergel. Psal. 63.6. ende 65.5. Ier. 31.12, 14. ende 50.19. item het Hoogeliedt Salomonis.
margenoot12
D. eene levendige, ende altoos-duerende fonteyne, waer door de ziele geestelick leeft, overvloedighlick gelaeft, onderhouden, ende verquickt wort. Vergel. Ioan. 4.14. ende 7.38, 39. ende Ierem. 2.13. ende 17.13.
margenoot13
D. als ghy ons door uwen Heyligen Geest verlicht, ende u vaderlick aenschijn in den Messia vertoont, dan bekomen wy het rechte verstant van uwe genaden-wercken, ende genieten eenen levendigen troost ende hertlicke blijdtschap. Vergelijckt Iob 29.3. Psalm 4.6, 7. ende 27.1. met d’aenteeck. Iesa. 9.1. Iacob. 1.17. item voor soo veel dit de heerlickheyt des eeuwigen levens mede aengaet, Psal. 16. op vers 11. ende 17. vers 15. item Zach. 14.6, 7. Coloss. 1.12. Apocal. 21.11, 23. ende 22.5.
margenoot14
Ofte, continueert, verlenght, vervolght. Vergel. Ierem. 31. op vers 3.
margenoot15
Die mede brenght, dat ghy uwe beloften houdet, die recht van herten zijn beschermet, hare vyanden straffet, ende alsoo alles (niet tegenstaende der godtloosen gewoel) in goede richtigheyt houdet.
margenoot16
Hebr. der hoovaerdije, Dat is, der hoovaerdigen, (siet Iob 35. op vers 13.) die my onder voeten soecken te treden, ofte den voet my op den necke te setten.
margenoot17
Ofte, en verjage my niet.
margenoot18
Te weten, daer sy nu den vromen sochten ende meenden neder te vellen: ofte als dan. Vergelijckt boven Psalm 14.5. ende de aenteeckeninge aldaer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken