Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm Lxv.

David looft Godt, eerst van wegen der geestelicke gaven, die hy over sijne gemeynte uytstort in Christo, in welcken, als Godts rechten tempel, de gebeden verhoort, de sonden vergeven, ende alle genaden-gaven rijckelick verleent worden. Daer na van wegen des tijtlicken zegens, ende der weldaden, die hy den menschen in het gemeyn, soo in de regeeringe der werelt, als in den overvloet van lichamelicke nootdruftigheden, mede deylt.

1

EEn Psalm Davids, een Ga naar margenoot1 Liedt: voor den Ga naar margenoot2 Oppersanghmeester.

2

De lofsangh is Ga naar margenoot3 [in] stilheyt tot u, O Godt, in Zion: ende u sal Ga naar margenoot4 de gelofte betaelt worden.

3

Ga naar margenoot5 Ghy hoort het gebedt; tot u sal Ga naar margenoot6 alle vleesch komen.

4

Ga naar margenoot7 Ongerechtige dingen hadden de overhant over my: [maer] onse overtredingen, die Ga naar margenoot8 versoent ghy.

5

Welgelucksaligh is hy [dien] ghy verkiest, ende doet naderen, dat hy woone in uwe Ga naar margenoot9 voorhoven: wy sullen Ga naar margenoot10 verzadight worden met het goet van u huys, [met] het Ga naar margenoot11 heylige van u palleys.

6

Vreeslicke dingen sult ghy ons in gerechtigheyt Ga naar margenoot12 antwoorden, O Godt onses heyls; O Ga naar margenoot13 vertrouwen aller eynden der aerde, ende der verre gelegenen [aen] de zee.

7

Die de bergen vast sett door sijne kracht: omgordt zijnde met macht.

8

Die het bruysen der zeen stilt; het bruysen harer golven, ende het rumoer der volcken.

9

Ende die op de eynden woonen vree-

[Folio 254v]
[fol. 254v]

sen voor uwe teeckenen: ghy doet de Ga naar margenoot14 uytgangen ’s morgens ende ’s avonts juychen.

10

Ghy Ga naar margenoot15 besoeckt het lant, ende hebbende het Ga naar margenoot16 begeerigh gemaeckt, verrijckt ghy het grootelicks; de Ga naar margenoot17 riviere Godts is vol waters: wanneer ghy Ga naar margenoot18 het alsoo bereyt hebt, maeckt ghy Ga naar margenoot19 haerlieder koorn gereedt.

11

Ghy maeckt sijne Ga naar margenoot20 opgeploeghde aerde Ga naar margenoot21 droncken; ghy doetse dalen [in] sijne vooren: ghy maeckt het Ga naar margenoot22 weeck door de Ga naar margenoot23 droppelen, ghy zegent sijn uytspruytsel.

12

Ghy Ga naar margenoot24 kroont het jaer uwer Ga naar margenoot25 goetheyt: ende uwe Ga naar margenoot26 voetstappen Ga naar margenoot27 druypen van vettigheyt.

13

Sy bedruypen de Ga naar margenoot28 weyden der woestijne: ende de heuvelen zijn Ga naar margenoot29 aengegordt met verheuginge.

14

De velden zijn bekleet met kudden, ende de dalen zijn bedeckt met koorn: sy juychen, oock singense.

margenoot1
Siet Psalm 48. op vers 1.
margenoot2
Siet Psalm 4. op vers 1.
margenoot3
Ofte, swijgende, dat is, in uwe Kercke prijst men u, met stilheyt ende gedult verwachtende ende waernemende uwe weldaden. Vergelijckt Psalm 62. op vers 2.
margenoot4
Te weten, van danckbaerheyt, die men in noot biddende u belooft heeft. siet in den volgenden Psalm versen 13, 14. ende bov. Psalm 61. op vers 6.
margenoot5
Ofte, ghy die het gebedt hoort, ofte, ô ghy hoorder des gebedts.
margenoot6
Dat is, alle soorten van menschen. Vergel. Genes. 6. vers 12. Psalm 145. vers 21. Ioël 2.28. Actor. 2.17. Aldus kan men dit nemen als eene prophetie van de bekeeringe der Heydenen tot Godt. And. [dies] komt alle vleesch, Dat is, plegen allerley stants-menschen tot u te komen, Te weten, om dat ghy soo genadigh zijt in ’t verhooren der gebeden.
margenoot7
Hebr. woorden, ofte, dingen, saken der ongerechtigheden waren geweldiger, ofte, machtiger dan ick. Dit kan men duyden op Sauls regeeringe, ofte Absaloms oproer; ende voorts nemen als eene bekentenisse van Godts volck, aengaende de sonden, die sy somtijts, in den geestelicken strijt onder liggende, bedreven hadden.
margenoot8
Ofte, ghy bedecktse genadighlick, ghy vergeeftse om de versoeninge des Messiae. Vergelijckt Dan. 9.24. ende Levit. cap. 1. op vers 4. Het Hebreeusch woort siet op het versoendecksel, dat op d’Arcke des verbonts was, (Exod. 25.17, 18.) zijnde een voorbeelt der versoeninge onses Heeren Iesu Christi.
margenoot9
Siet 2.Chron. cap. 33. op vers 5. Hebr. cap. 12. vers 22, etc. ende Ephes. 2.19.
margenoot10
Siet boven Psalm 63. op vers 6. ende 36. op vers 9.
margenoot11
Ofte, heylige dingen, als offerhanden, etc. op den Messiam siende. And. heylige [plaetse], heylighdom; in ’t volgende palleys, Dat is, tabernakel. Siet Psalm 5. op vers 8.
margenoot12
Op onse gebeden antwoort gevende uyt u Heylighdom, ende teecken van den hemel, tegen onse vyanden, tot versekeringe uwes verhoorens: zijnde beyds seer ontsichtelick ende over een komende met uwe gerechtigheyt. Siet Num. 7.89. Psalm 3.5. ende 18.7, 8, etc.
margenoot13
Dit kan alsoo verstaen worden, dat alle menschen in de werelt haer onderhoudt, bewaringe ende voorstant van Godt moeten hebben, indien sy bestaen sullen. Vergelijckt Psalm 104.27, etc. Ofte, men mach het nemen van het salighmakende vertrouwen op Godt, ten opsien van de beroepinge der Heydenen tot het geloove in Christum. Siet Iesa. 42.4, 5, 6, etc.
margenoot14
D. de menschen ende wilde dieren, die ’s morgens ende ’s avonts uytgaen. Siet Psalm 104. versen 20, 21, etc. And, d’uytkomsten, D. het is van u dat een vrolicken morgen ende avont komt.
margenoot15
D. ghy doet wel by het lant, ofte de aerde, door uwen milden zegen, als volght. Vergelijckt Deut. 11.12. ende siet Genes. 21. op vers 1.
margenoot16
Ofte, graegh, D. dorstigh na regen. Anders, ghy zijt het wel genegen. Andere setten het over, ghy watert het, nemende ’t Hebreeusch woort van eenen anderen oorspronck.
margenoot17
Soo noemt de Propheet Godts regen, dien hy sendt om het lant vruchtbaer te maken, ofte, de wolcken, daer uyt hy den regen afsendt. Sommige nemen het woort, Godts, als bygevoeght tot uytdruckinge eenes overvloedigen regens, als bergen ende cederen Godts, D. seer groote, hooge. Vergel. Deut. 11.10, 11.
margenoot18
T.w. het lant.
margenoot19
Te weten, der menschen, daer van sy sullen leven.
margenoot20
Van het Hebreeusch woort, beteeckenende, na veler gevoelen, de scherpe ruggen tusschen twee vooren opgeworpen ende uytstekende. Siet Iob cap. 31. op vers 38.
margenoot21
D. ghy bewatert ende begietse overvloedigh met den regen.
margenoot22
Hebr. ghy smelt, ofte, ontdoet het, T.w. het lant.
margenoot23
D. druppenden regen, ofte, slagh-regen, dichten regen. Het Hebreeusch woort komt van menighte, ofte, grootheyt der droppelen.
margenoot24
Elck deel des jaers vercierende met bysondere zegeningen.
margenoot25
D. u goet jaer, dat van uwe goetdaden overvloeyt: als, bergh uwer heyligheyt, ende dergelijcke.
margenoot26
Hebr. wagensporen, Dat is, voetpaden. Als of hy seyde: Over al waer ghy henen vaert ofte passeert, laet ghy uwen zegen achter. Vergelijckt Ioël 2.14. Ofte, uvve sporen, Dat is, uwe wolcken, daer op ghy vaert, als op eenen wagen, Psalm 104. siet oock Iob 36.28. ende 38.26, 27.
margenoot27
Ofte, druppen vettigheyt.
margenoot28
Als Psalm 23.2. And. de hutten der woestijne druypen.
margenoot29
Groenende ende verciert zijnde met gras door den regen, waer door sy, als vrolick, den menschen toelacchen. siet Iob 8. op vers 18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken