Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm Lxxxvij.

De Propheet spreeckt in desen Psalm van de heerlickheyt der gemeynte Godes: mitsgaders van den aenwas, ende uytbreydinge der selver onder de Heydenen door de komste Christi.

1

Ga naar margenoot1 EEn Psalm, een Liedt voor de kinderen van Korah. Ga naar margenoot2 Sijn grontslagh is op de bergen der heyligheyt.

2

De HEERE bemint de poorten Zions boven alle wooningen Ga naar margenoot3 Iacobs.

3

Seer heerlicke dingen worden Ga naar margenoot4 van u gesproken, Ga naar margenoot5 O stadt Godes, Ga naar margenoot6 Sela!

4

Ick sal Ga naar margenoot7 Rahab ende Babel Ga naar margenoot8 vermelden, onder de gene die my kennen: Siet Ga naar margenoot9 de Philistijn, ende Ga naar margenoot9 de Tyrier, met Ga naar margenoot10 den Moor, Ga naar margenoot11 dese is aldaer geboren.

5

Ende Ga naar margenoot12 van Zion sal geseyt worden, Ga naar margenoot13 Die ende die is Ga naar margenoot14 daer in Ga naar margenoot15 geboren: ende Ga naar margenoot16 de Alderhooghste selve, salse bevestigen.

6

De HEERE Ga naar margenoot17 salse reeckenen [kolom] Ga naar margenoot18 in ’t opschrijven der volcken: [seggende,] Dese is Ga naar margenoot19 aldaer geboren, Sela!

7

Ga naar margenoot20 Ende de sangers, gelijck de speellieden, [mitsgaders] Ga naar margenoot21 alle mijne fonteynen, Ga naar margenoot22 sullen binnen u zijn.

margenoot1
Siet Psalm 48. vers 1.
margenoot2
T.w. des tempels, die getimmert was op den bergh Moria, daer de bergh Zion aen lagh, 2.Chron. 3.1. Eenige verstaen door het woort [sijnen] desen Psalm, wiens gront, ofte argument, is te spreken van de Kercke Christi, die in den tempel t’samen quam, om den Heere te loven.
margenoot3
Dat is, der Israëliten.
margenoot4
D. u aengaende. And. in u. Siet Ies. capp. 40. 41. 42. Siet oock Iob 27. op vers 11.
margenoot5
D. Ierusalem, welcke stadt Godt sich toegeheylight heeft, om aldaer sijnen dienst op te rechten, ende gelijck als sijne wooninge aldaer te nemen. Wat voor heerlicke dingen van dese stadt gesproken werden, siet Iesa. capp. 54. 60. 62. 65. Apocal. capp. 21. 22. ende hier het volgende vers, daer Godt selfs van de Kercke spreeckt.
margenoot6
Siet Psalm 3.3.
margenoot7
D. Egypten. Alsoo wort Egypten oock genoemt Psalm 89. vers 11. Iesa. 30.7. ende 51.9. De sin der woorden deses vers is, dat de tijt sal komen, wanneer Godt de Egyptenaers ende Babyloniers, sal reeckenen onder sijn volck, hen mededeylende sijne kennisse: daerse te voren vreemt van waren, ende het volck Godes verdruckten. siet Iesa. 19.19, 21, 25. Egypten wort Rahab genoemt van wegen sijne hoovaerdije (’t welck het woort beteeckent) of van d’eene ofte d’andere stercke stadt daer in gelegen. Onder de namen der natien die in dit vers genoemt staen, moet men allerley volckeren verstaen. siet Actor. 2.9, 10. Ephes. 2.12. Col. 3.11.
margenoot8
T.w. ten besten, D. sy sullen door de predicatie des Heyligen Euangelij oock tot de kennisse des waren Godts te haerder tijt gebracht worden.
margenoot9
.9 Hebr. Philistea, Tyrus. Van de bekeeringe der Tyriers, siet Psalm 45.13.
margenoot9
.9 Hebr. Philistea, Tyrus. Van de bekeeringe der Tyriers, siet Psalm 45.13.
margenoot10
Hebr. Chus. Van de bekeeringe der Mooren tot Christum, siet Psalm 68.32. ende 72.10. Actor. 8.27.
margenoot11
Als of hy seyde, De tijt sal komen, dat men van de Philistijnen, Tyriers, ende Mooren sal seggen, datse te Ierusalem (welcke is onser aller moeder, Galat. 4.26.) D. in de Christelicke Kercke, geboren zijn: D. datse tot Godes Kercke ende ’t hemelsche Ierusalem behooren.
margenoot12
D. van de stadt Ierusalem, die aen den bergh Zion leyt, D. van de Christelicke gemeynte.
margenoot13
Hebr. man en man, D. die en die, T.w. vele ende verscheydene natien en volcken. siet Actor. 2.9, 10, 11.
margenoot14
T.w. in de stadt van Ierusalem.
margenoot15
Geboren, T.w. door de predicatie des Heyligen Euangelij, ende den Heyligen Geest.
margenoot16
D. de Alderhooghste selve salse soo vast maken, dat de poorten der helle tegen haer niet en sullen vermogen, Matth. 16.18.
margenoot17
T.w. die, die haer tot de Christelicke Kercke begeven sullen.
margenoot18
Een maniere van spreken by gelijckenisse genomen van de Overigheden, die boeck, ofte register houden van de ingesetene harer steden, om de uytheemsche van de ingeborene te onderscheyden. siet Psalm 22. vers 31.
margenoot19
T.w. te Ierusalem, ofte in Zion: D. hy is den Heere toebehoorende. siet vers 4.
margenoot20
Anders, daerom singen ende springen alle mijne fonteynen: De sin is, met groote vreughde sal Godt geloovet worden in sijne gemeynte, die soo wel uyt de Heydenen, als uyt de Ioden, sal vergadert worden. Een maniere van spreken genomen van ’t gebruyck der Kercke des Ouden Testaments, alwaer Godt met musijck-instrumenten placht gelooft te worden, 1.Chron. 9. vers 33. ende 25.1, 2.
margenoot21
D. alle mijne hertgrondige genegentheden ende binnenste gedachten des herten, die als fonteynen ofte sprinck-aderen zijn, waer uyt alle woorden ende wercken vloeijen. Siet Psalm 103. vers 1. Men kan oock door de fonteynen hier verstaen, de giften ende menigerleije gaven des Heyligen Geestes.
margenoot22
Ofte, van u zijn, T.w. O Zion. Hier wort voorseyt de blijdtschap dieder in de werelt wesen soude van wegen de bekeeringe der Heydenen tot Christum.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken