Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

Godt laet sijn volck opentlick vermanen tot ware bekeeringe, ende afstant van haer ydel vertrouwen op den uyterlicken Godtsdienst ende Tempel, met verwijt van het godtloos ende onbeschaemt misbruyck van dien, vers 1, etc. dreyght haer met het exempel van Silo, 12. Verbiedt den Propheet voor het volck te bidden, om hare afgodische rasernijen, 16. verwerpt haer offeren, ende eyscht gehoorsaemheyt, in plaetse van voorgaende ende tegenwoordige ongehoorsaemheyt, 21. roept om schrick ende rouwe over de grouwelen van Topheth, in het dal des soons Hinnoms, 29.

1

HEt woort, dat tot Ieremia geschiet is, van den HEERE, seggende:

2

Staet in de poorte van des HEEREN Ga naar margenoot1 huys, ende roept aldaer dit woort uyt: ende seght, Hooret des HEEREN woort, O gantsch Iuda, die ghy door dese poorten in gaet, om Ga naar margenoot2 den HEERE aen te bidden.

3

Soo seyt de HEERE der heyrscharen, de Godt Israëls; Ga naar margenoota Maket uwe wegen ende uwe handelingen Ga naar margenoot3 goet: soo sal ick u-lieden Ga naar margenoot4 doen woonen in dese plaetse.[kolom]

4

En vertrouwet u niet op Ga naar margenoot5 valsche woorden, seggende: Des HEEREN Tempel, des HEEREN Tempel, des HEEREN Tempel, zijn Ga naar margenoot6 dese.

5

Maer indien ghy uwe wegen ende uwe handelingen Ga naar margenoot7 waerlick sult goet maken: indien ghy waerlick sult Ga naar margenootb recht doen tusschen den man ende tusschen sijnen naesten:

6

Den vreemdelingh, weese, ende Ga naar margenootc weduwe niet en sult verdrucken, ende geen Ga naar margenootd onschuldigh bloet in dese plaetse vergieten: ende andere goden niet en sult na wandelen, Ga naar margenoot8 u-lieden ten quade:

7

Soo sal ick u in dese plaetse, in het lant, dat ick uwen vaderen gegeven hebbe, doen woonen van Ga naar margenoot9 eeuwe tot eeuwe.

8

Siet ghy vertrouwet u op Ga naar margenoot10 valsche woorden, die geen nut en doen.

9

Ga naar margenoot11 Sult ghy steelen, dootslaen, ende overspel bedrijven, ende valschelick sweeren, ende Baal roocken, ende andere goden na wandelen, die ghy niet en kennet?

10

Ende [dan] komen ende staen voor mijn aengesichte in dit huys, Ga naar margenoot12 dat na mijnen name genoemt is, ende seggen, Ga naar margenoot13 Wy zijn verlost, Ga naar margenoot14 om alle dese grouwelen te doen?

11

Is dan dit huys, dat na mijnen name genoemt is, in Ga naar margenoot15 uwe oogen, eene Ga naar margenoote speloncke der Ga naar margenoot16 moordenaren? Ga naar margenoot17 siet, ick hebbe [het] oock gesien, spreeckt de HEERE.

12

Want gaet nu henen na mijne plaetse, die te Silo was, alwaer ick mijnen name in het Ga naar margenoot18 eerste hadde doen Ga naar margenoot19 woonen: ende siet Ga naar margenootf Ga naar margenoot20 wat ick daer aen gedaen hebbe, van wegen de boosheyt mijns volcks Israëls.

13

Ende nu, om dat ghylieden alle dese wercken doet, spreeckt de HEERE: ende ick tot u gesproken hebbe, Ga naar margenootg Ga naar margenoot21 vroegh op zijnde, ende sprekende, maer ghy niet gehoort en hebt, ende ick u Ga naar margenooth geroepen, maer ghy niet geantwoort en hebt:

14

Soo sal ick aen dit huys, dat na mijnen name genoemt is, daer op ghy vertrouwet, ende aen dese plaetse, die ick u ende uwen vaderen gegeven hebbe, Ga naar margenoot22 doen, gelijck als ick aen Silo gedaen hebbe.

15

Ende ick sal u-lieden Ga naar margenoot23 van mijn aengesichte wech werpen: gelijck als ick alle uwe broederen, het gantsche zaet Ga naar margenoot24 Ephraims, wech geworpen hebbe.

16

Ga naar margenoot25 Ghy dan, en Ga naar margenooti bidt niet voor dit volck, ende en heft geen geschrey noch gebedt voor hen op, noch en Ga naar margenoot26 loopt my niet aen: want ick en sal u niet hooren.

17

En siet ghy niet wat sy doen in de steden van Iuda, ende op de straten van Ierusalem?

18

Ga naar margenootk De Ga naar margenoot27 kinderen lesen hout op, ende de vaders steken ’t vyer aen, ende de wijven kneeden den deegh: om Ga naar margenoot28 gebeeldde koecken te Ga naar margenoot29 maken voor de Ga naar margenootl Ga naar margenoot30 Melecheth des hemels, ende anderen goden dranck-offeren Ga naar margenoot31 te offeren, om my Ga naar margenoot32 verdriet aen te doen.

19

Doen sy my verdriet aen, spreeckt de HEERE? Ga naar margenoot33 en [doense het] hen selven niet

[Folio 37r]
[fol. 37r]

aen, Ga naar margenootm tot beschaminge haers aengesichts?

20

Daerom seyt de Heere HEERE alsoo; Siet, mijn toorn ende mijne grimmigheyt sal uytgestort worden over dese plaetse, over Ga naar margenoot34 de menschen, ende over de beesten, ende over ’t geboomte des velts, ende over de vrucht des aertrijcks: ende sal branden, ende niet uytgebluscht worden.

21

Soo seyt de HEERE der heyrscharen, de Godt Israëls: Ga naar margenootn Ga naar margenoot35 Doet uwe brand-offeren tot uwe slacht-offeren, ende etet vleesch.

22

Want ick en hebbe met uwe vaderen, ten dage als ickse uyt Egyptenlant uytvoerde, Ga naar margenoot36 niet gesproken, noch hen geboden van saken des brand-offers ofte slacht-offers.

23

Maer dese sake hebbe ick hen geboden, seggende, Ga naar margenooto Hooret na mijne stemme, Ga naar margenootp soo sal ick u tot eenen Ga naar margenoot37 Godt zijn, ende ghy sult my tot een Ga naar margenoot38 volck zijn: ende wandelet in al den wegh, dien ick u gebieden sal, op dat het u wel gae.

24

Doch sy en hebben niet gehoort, noch hare oore geneyght, maer gewandelt in de raetslagen, in het Ga naar margenootq Ga naar margenoot39 goetduncken hares boosen herten: ende Ga naar margenootr sy zijn achterwaerts Ga naar margenoot40 gekeert, ende niet Ga naar margenoot41 voorwaerts.

25

Van dien dage af, dat uwe vaders uyt Egyptenlant zijn uyt gegaen, tot op desen dagh, soo heb ick tot u gesonden alle mijne knechten, de Propheten, dagelicks Ga naar margenoot42 vroegh op zijnde ende sendende.

26

Doch sy en hebben na my niet gehoort, noch hare oore geneyght: maer sy hebben haren Ga naar margenoots Ga naar margenoot43 necke verhardet, sy hebben het erger gemaeckt dan hare vaders.

27

Oock sult ghy alle dese woorden tot hen spreken, maer sy en sullen na u niet hooren: ghy sult wel tot hen roepen, maer sy en sullen u niet antwoorden.

28

Daerom seght tot hen; Dit is ’t volck, dat na de stemme des HEEREN sijns Godts niet en hoort, ende de Ga naar margenoott tucht niet aen en neemt: Ga naar margenootv Ga naar margenoot44 de waerheyt is onder gegaen, ende Ga naar margenoot45 uytgeroeyt van haren monde.

29

Ga naar margenootx Ga naar margenoot46 Scheert u hooft- Ga naar margenoot47 hayr af [ô Jerusalem,] ende werpt het wech, ende verheft eene weeklage op de hooge plaetsen: want de HEERE heeft het Ga naar margenoot48 geslachte sijner Ga naar margenoot49 verbolgentheyt verworpen ende verlaten.

30

Want de kinderen van Iuda hebben gedaen, dat quaet is in mijne oogen, spreeckt de HEERE: sy hebben hare Ga naar margenoot50 verfoeyselen gestelt in ’t Ga naar margenoot51 huys, Ga naar margenoot52 dat na mijnen name genoemt is, om dat te verontreynigen.

31

Ende sy hebben gebouwt de Ga naar margenooty hooghten van Ga naar margenoot53 Topheth, dat in den dale des Ga naar margenoot54 soons Hinnoms is, om hare sonen ende hare dochteren met vyer te verbranden: het welcke ick niet en hebbe Ga naar margenoot55 geboden, nochte in mijn Ga naar margenoot56 herte is op gekomen.

32

Daerom siet, de dagen komen, spreeckt de HEERE, dat het niet meer sal geheeten worden Topheth, nochte dal des soons Hinnoms, maer moortdal: ende Ga naar margenoot57 sy sullense in Ga naar margenoot58 Topheth begraven, Ga naar margenoot59 om datter geene plaetse en sal zijn.

33

Ga naar margenootz Ga naar margenoot60 Ende de doode lichamen deses volcks sullen den gevogelte des hemels, ende den gedierte der aerde tot spijse zijn: ende niemant en salse Ga naar margenoot61 afschricken.[kolom]

34

Ga naar margenoota Ende ick sal uyt de steden van Iuda, ende uyt de straten van Ierusalem doen ophouden de stemme der vrolickheyt ende de stemme der vreughde, de stemme des bruydegoms, ende de stemme der bruyt: want het lant sal Ga naar margenootb tot eene verwoestinge worden.

margenoot1
D. Tempel, als vers 4.
margenoot2
Hebr. eygl. u voor den HEERE te buygen, of, neder te bucken. siet Gen. 24. op vers 26.
margenoota
Ierem. 18.11. ende 26.13. ende ond. vers 5.
margenoot3
In plaetse, dat uwen wandel ende handel nu quaet is, soo betert deselve alsoo, dat ghy van het quade af wijckende ’t goede voor nemet ende doet, dat is, u recht bekeeret. siet ond. vers 5. ende 18.11. etc. ’t woort beteren, beteeckent andersins, ’t gene dat goet is noch beter maken, ende alsoo in ’t goede toe te nemen, ende te wassen.
margenoot4
T.w. van eeuwe tot eeuwe u bevestigen in uwe woonplaetse. als onder vers 7.
margenoot5
Hebr. woorden, ofte, dingen des leugens, ofte, der valsheyt, D. daer mede ghy te kort komen ende u selven bedriegen sult. alsoo ond. vers 8.
margenoot6
Als met den vinger wijsende op de deelen van ’t gebouw des Tempels, daer in’t voorhof, heylige, ende alderheylighste waren, alle heylige plaetsen ende wooningen des Heeren genoemt. Dit was den ydelen troost der valsche Propheten, daer mede sy ’t volck in hare boosheyt stijfden tegen de dreygementen Godts ende syner Propheten, T.w. dat het geenen noot en hadde, om dat sy den Tempel ende Tempeldienst onder haer hadden, waer door sy genoegh meenden bewaert te zijn, hoe wel sy ondertusschen godtlooslick leefden, ende daer mede alles ontheylighden, als in ’t volgende verklaert wort. And. dese dingen (onse Godtsdiensten) [gehooren tot] den Tempel: de sin op een uyt komende.
margenoot7
Hebr. goet makende sult goet maken, ende alsoo, doende sult recht doen.
margenootb
Ierem. 5.28.
margenootc
Iesa. 10.1, 2.
margenootd
Iesa. 59.7.
margenoot8
Waer over ghy qualick soudet moeten varen.
margenoot9
D. van de eene eeuwe tot de andere eeuwe, D. altoos.
margenoot10
Als bov. vers 4.
margenoot11
Als of de Heere seyde: En schaemt ghy u niet soo huychelsch ende godtlooslick te handelen?
margenoot12
Hebr. over het welcke mijn naem genoemt, of, uytgeroepen is. alsoo versen 11, 14, 30. ende 14.9. ende 15.16. etc. Vergel. de maniere van spreken met Iesa. 4.1.
margenoot13
D. ’t en heeft nu geenen noot, wy zijn nu vry ende buyten perijckel, sullen voor seker ontkomen ende behouden zijn, nu wy onsen tempel-gangh gedaen hebben.
margenoot14
D. om alsoo u selfs tot dese boosheyt oorlof ende vryheyt te geven, ende daer in meer ende meer te verharden, ende voort te gaen. And. op dat vvy alle dese grouwelen mogen doen.
margenoot15
D. houdet ghy het daer voor: is het na u oordeel een sulck huys, etc.
margenoote
Matth. 21.13. Marc. 11.17. Luce 19.46.
margenoot16
Hebr. eygentlick doorbrekers, inbrekers, D. geweldenaers, straetschenders, moordenaers. siet Ps. 17. op vers 4.
margenoot17
Als of Godt seyde: Schaemt ghy u niet sulcke grouwelen voor mijne oogen te bedrijven, soo wetet oock, dat ick het sie, ende soecken sal. want, etc.
margenoot18
Na dat Iosua ’t lant Canaan hadde in genomen. siet Ios. 18.1.
margenoot19
Siet Psal. 78.60. ende vergel. 1.Reg. 8.13. met d’aent.
margenootf
1.Sam. 4.11. Psal. 78.60.
margenoot20
T.w. hoe ick eerst de Arke hebbe gevangelick laten wech voeren van de Philistijnen. Siet 1.Sam. 4.1l. Psalm 78.60, 61. ende naderhant de tien stammen, onder welcken Silo gelegen was, hebbe laten wech voeren na Assyrien. Siet versen 14, 15.
margenootg
2.Chron. 36.15. ende ond. vers 25. etc.
margenoot21
D. mijne Propheten vroegh ende in tijts, steeds ende doorgaens tot u sendende, met eene uytnemende vlijtigheyt. siet 2.Chron. 36. op vers 15. alsoo ond. vers 25. ende 11. vers 7. ende voorts dickwils in dit boeck.
margenooth
Prov. 1.24. Iesa. 65.12. ende 66.4.
margenoot22
Door de Babyloniers.
margenoot23
Vergel. 2.Reg. 17. op vers 18.
margenoot24
Verstaet de tien stammen, onder den naem van Ephraim, als de machtighste ende aensienlickste, dickwils begrepen, die uyt haer lant na Assyrien zijn wech gevoert. Siet 2.Reg. 17.6, 23. ende 18.11.
margenoot25
Dit spreeckt de Heere tot Ieremia.
margenooti
Exod. 32.10. Ier. 11.14. ende 14.11.
margenoot26
Met voorbidden, ofte voorspreken. Siet Iob cap. 21. vers 15. alsoo ond. 27.18.
margenootk
Ier. 44.19.
margenoot27
Sy zijn al te mael dul ende rasende van afgoderije.
margenoot28
Met afgodische figuren, als eenige het Hebr. woort verklaren.
margenoot29
D. backen.
margenootl
Ies. 65.11. Ier. 8.2. ende 19.13. ende 44.19.
margenoot30
Het Hebr. woort, dat hier in den text gelaten is, wort verscheydentlick van de Geleerde uyt geleyt. Sommige setten het over Koninginne des Hemels, waer door sommige de mane, andere eenige groote sterren verstaen. Andere setten het over den vvercke, of, het maecksel des Hemels, D. het gantsche Uytspansel met al het gesternte. Vergel. ond. 8.2. ende 19.13. ende 44. versen 17, 18, 19, 25.
margenoot31
Of, proevende uytgieten, uytstorten. Siet Psal. 16. op vers 4. alsoo ond. 19. vers 13. en 32.29. en 44.17, 18, 19, etc.
margenoot32
Of, te tergen, tot toorn te vervvecken.
margenoot33
Of, en is’t niet aen, ofte, tegen hen selven.
margenootm
Iesa. 65.13.
margenoot34
Hebr. Over den mensche, ende over het beest.
margenootn
Iesa. 1.11. Ierem. 6.20. Amos 5.21.
margenoot35
De Heere wil seggen: offert soo veel, als ghy wilt, ende verzadight u met het vleesch der danck offeren: dat doet ghy voor u selven, niet tot mijnen dienst. (Vergel. Hose. 8.13.) gelijck in het volgende verklaert wort.
margenoot36
De sin is, Dit is geensins het principaelste geweest, dat ick hen belast hebbe, gelijck ghy huychelaren dit neemt, maer eene sulcke oprechte gehoorsaemheyt, die sy my niet bewesen en hebben, ende ghy noch minder doet, als volght. siet van sulcken gebruyck des woordekens, niet. Hos. 6. op vers 6. ende ond. 16. op vers 14.
margenooto
Deut. 6.3.
margenootp
Exod. 19.5. Levit. 26.12.
margenoot37
Siet Gen. 17. op vers 7.
margenoot38
Siet Deut. 7. op vers 6.
margenootq
Ierem. 3.17. ende 16.12.
margenoot39
Siet bov. 3. op vers 17.
margenootr
Ierem. 2.27. ende 32.33.
margenoot40
Hebr. gevvorden, ofte, gevveest.
margenoot41
Hebr. na, of, voor het aengesichte, D. sy hebben my den necke of rugge toe gekeert ende niet het aengesichte, als bov. 2.27. ende ond. 32.33. etc.
margenoot42
D. tijdelick ende gestadighlick sendende. Vergel. bov. vers 13.
margenoots
Nehem. 9.17, 29. Ierem. 17.23. ende 19.15.
margenoot43
Siet Exod. 32. op vers 9. alsoo ond. c. 17. vers 23. ende 19. vers 15. Neh. 9.17, 29.
margenoott
Ierem. 5.3.
margenootv
Ierem. 5.1.
margenoot44
Of, trouvve, geloove, als bov. 5.1.
margenoot45
Of, afgesneden, D. sy gaen al te mael met huychelerije, ontrouwe, ende valsheyt om, sy en houden haren Godt geen woort noch geloove.
margenootx
Iob 1.20. Iesa. 15.2. Ierem. 16.6.
margenoot46
Een teecken van groote rouwe. Siet Iob 1.20. Ies. 15.2. en ond. 16. op vers 6.
margenoot47
Het Hebr. woort beteeckent alsulck hayr, dat men heeft langh laten wassen, ende van welckes afscheeringe men sich heeft onthouden. Van den selven oorspronck komt oock het woort Nezireer, waer van te sien is Num. 6.2, 5. ende Iudic. 13.5.
margenoot48
Siet Psalm 12. op vers 8.
margenoot49
Of, oploopentheyt, overloopende toornigheyt, D. op het welcke hy ten hooghsten vertoornt ende ontstelt is. Of (als sommige) dat sijne verbolgentheyt vervveckt hadde, in eenen sin. Vergel. Deut. 32. op vers 19.
margenoot50
Als bov. 4.1.
margenoot51
Den Tempel.
margenoot52
Als boven vers 10.
margenooty
2.Reg. 23.10. Ier. 2.23. ende 19.5, 6.
margenoot53
Siet van desen grouwel 2.Reg. cap. 23. op vers 10.
margenoot54
2.Reg. 23.10. genoemt het dal der kinderen (Hebr. sonen) Hinnoms. Siet aldaer, ende onder 32.35.
margenoot55
Maer wel scherpelick verboden, ende verfoeyt. Siet Levit. 18.21.
margenoot56
Ofte, op, over mijn herte op geklommen: menschelick van Godt gesproken, gelijck wy seggen: Het en is my noyt in den sin gekomen, het is niet eens in mijn herte op gekomen, in mijne gedachten op geklommen, verstaet dat ick hen sulcke grouwelen soude gebieden, ofte deselve my laten gevallen. Vergel. bov. 3.16. ende ond. 19.5. ende 32.35. ende 51.50. Item, Ezech. 11.5. ende 14.4. ende 20.32. ende 38. vers 10. Luce 24.38. Deselve maniere van spreken wort wat anders gebruyckt ond. 44. vers 21. voor, ter herten nemen, ofte, dat yets in het herte op komt, om daer op te letten ende dat te straffen.
margenoot57
D. men sal, etc.
margenoot58
Dese plaetse die de afgodische Ioden door hare grouwelicke afgoderije voor seer heyligh hadden gehouden, sal dan door de doode lichamen der verslagenen verontreynight worden. alsoo ond. 19.11, 13.
margenoot59
And. tot datter geen plaetse meer en zy.
margenootz
Deut. 28.26. Ierem. 34.20.
margenoot60
Hebr. het doode lichaem, alsoo onder 16.4. ende 34.20, etc.
margenoot61
De vogelen ofte beesten van de doode lichamen verjagen.
margenoota
Iesa. 24.7. Ierem. 16.9. ende 25.10. Ezech. 26.13. Hose. 2.10.
margenootb
Ierem. 6.8.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken