Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxxix. Capittel.

Voorder Prophetie van Godts oordeel over Gog ende Magog, vers 1, etc. De grootheyt sijner nederlage wort door verscheydene omstandigheden levendigh afgemaelt, 9. Godt wil bekent maken, dat hy sijn volck om harer sonden wille gestraft heeft, 23. maer genadighlijck weder, tot eenen toe, sal vergaderen, herstellen, sijnen Geest over haer uytgieten, ende haer eeuwige gunste bewijsen, 25.

1

VOorts ghy menschen kint, propheteert tegen Gog, ende seght; Soo seyt de Heere HEERE: Siet ick Ga naar margenoot1 [wil] aen u, ô Gog, Hooftvorst van Mesech ende Tubal.

2

Ende ick sal u Ga naar margenoot2 omwenden, ende eenen Ga naar margenoot3 ses- Ga naar margenoota haeck in u slaen, ende u optrecken uyt de zijden van ’t Noorden: ende ick sal u brengen op de bergen Israëls.

3

Maer ick sal uwen Ga naar margenoot4 boge uyt uwe slincker hant slaen: ende ick sal uwe pijlen uyt uwe rechter hant doen vallen.

4

Op de bergen Israëls sult ghy Ga naar margenoot5 vallen; ghy, ende alle uwe benden, ende de volcken die met u zijn: Ick heb u den Ga naar margenoot6 roof vogelen, den gevogelte van Ga naar margenoot7 allen vleugel, ende den gedierte des velts Ga naar margenootb ter spijse gegeven.

2

Op het Ga naar margenoot8 open velt sult ghy vallen: want Ick hebbe ’t gesproken, spreeckt de Heere HEERE.

6

Ende ick sal een Ga naar margenoot9 vyer senden in Magog, ende onder de gene die in de Ga naar margenoot10 eylanden seker woonen: ende sy sullen weten dat ick de HEERE ben.

7

Ende ick sal mijnen Ga naar margenoot11 heyligen naem in het midden mijns volcks Israëls bekent maken; ende en sal mijnen heyligen naem niet meer laten Ga naar margenoot12 ontheyligen: ende de Heydenen sullen weten dat ick de HEERE ben, de Heylige in Israël.

8

Siet Ga naar margenoot13 het komt ende sal geschieden, spreeckt de Heere HEERE: Dit is de dagh, [van] welcken ick gesproken hebbe.

9

Ende de inwoonders der steden Israels sullen Ga naar margenoot14 uytgaen, ende Ga naar margenoot15 [vyer] stoken ende branden van de wapenen, soo [van] Ga naar margenoot16 schilden als rondassen, van bogen ende van pijlen, soo van hant- Ga naar margenoot17 stocken, als van spiessen: ende sy sullen daer van vyer stoken seven jaren.

10

Soo datse geen hout uyt het velt en sullen dragen, nochte uyt de wouden houwen, maer van de wapenen vyer stoken: ende sy sullen berooven de gene die haer berooft hadden, ende plunderen die haer geplundert hadden, spreeckt de Heere HEERE.

11

Ende ’t sal te dien dage geschieden, dat ick den Gog aldaer eene grafstede in Israël sal geven, het Ga naar margenoot18 dal der doorgangers na het oosten der zee; ende dat selve sal den doorgangers [de Ga naar margenoot19 neuse] stoppen: ende aldaer sullen sy begraven, den Gog, ende sijne gantsche menighte, ende sullen ’t noemen, Ga naar margenoot20 Het dal van Gogs menighte.

[Folio 86r]
[fol. 86r]

12

Het huys Israëls nu Ga naar margenoot21 salse begraven, om het lant te Ga naar margenoot22 reynigen: seven maenden [langh].

13

Ia al ’t volck des lants Ga naar margenoot23 sal begraven, ende ’t sal hen tot eenen Ga naar margenoot24 name zijn: ten dage als ick sal Ga naar margenoot25 verheerlickt zijn, spreeckt de Heere HEERE.

14

Oock sullense Ga naar margenoot26 mannen Ga naar margenoot27 uytscheyden, die gestadigh door het lant doorgaen, [ende] doodengravers met de doorgangers, [om te begraven] de gene die op den Ga naar margenoot28 aerdbodem zijn over gelaten, om dien te reynigen: ten eynde van seven maenden sullense ondersoeck doen.

15

Ende dese doorgangers sullen door het lant door gaen; ende [als Ga naar margenoot29 yemant] een menschen been siet, soo sal hy een merckteecken daer by Ga naar margenoot30 oprichten: tot dat de doodengravers het selve sullen hebben begraven in het dal van Gogs menighte.

16

Oock soo sal de naem der Ga naar margenoot31 stadt, Ga naar margenoot32 Hamona, zijn: Alsoo sullen sy ’t lant reynigen.

17

Ghy dan, menschen kint, soo seyt de Heere HEERE; Seght tot het gevogelte van Ga naar margenoot33 allen vleugel, ende tot al het gedierte des velts; Vergadert u ende komet aen, versamelt u van rontomme, tot mijn Ga naar margenoot34 slacht-offer, dat ick voor u geslacht hebbe, een groot slacht-offer, op de bergen Israëls: ende etet vleesch, ende drincket bloet.

18

Het vleesch der helden sullet ghy eten, ende ’t bloet der vorsten der aerde drincken: Ga naar margenoot35 der rammen, der lammeren, ende bocken, [ende] varren, die al te mael Ga naar margenoot36 gemeste van Basan zijn.

19

Ende ghy sullet het vette eten tot verzadinge toe, ende bloet drincken tot dronckenschap toe: van mijn slacht-offer dat ick voor u geslacht hebbe.

20

Ende ghy sult verzadiget worden aen mijne tafel van [rijd-] peerden ende wagen- Ga naar margenoot37 [peerden,] van helden ende Ga naar margenoot38 alle krijghslieden, spreeckt de Heere HEERE.

21

Ende ick sal mijne eere Ga naar margenoot39 setten onder de Heydenen: ende alle Heydenen sullen mijn oordeel sien, dat ick gedaen hebbe, ende mijne hant, die ick Ga naar margenoot40 aen hen geleyt hebbe.

22

Ende Ga naar margenoot41 die van den huyse Israëls sullen weten, dat ick de HEERE haerlieder Godt ben: van dien dage af, ende voortaen.

23

Ende de Heydenen sullen weten, dat die van den huyse Israëls gevangelick zijn wech gevoert Ga naar margenoot42 om hare ongerechtigheyt, om datse tegen my hadden overtreden, ende dat ick mijn aengesicht voor hen Ga naar margenoot43 verborgen hebbe: ende hebse over gegeven in de hant harer wederpartijders, soo datse Ga naar margenoot44 al te mael door ’t sweert gevallen zijn:

24

Na hare onreynigheyt, ende na hare overtredingen heb ick met haer gehandelt: ende ick heb mijn aengesicht voor hen verborgen.

25

Daerom soo seyt de Heere HEERE; Ga naar margenoot45 Nu sal ick Iacobs Ga naar margenoot46 gevangene weder brengen, ende sal my ontfermen over het gantsche huys Israëls: ende ick sal yveren over mijnen Ga naar margenoot47 heyligen name.

26

Als sy hare schande sullen gedragen [kolom] hebben, ende alle hare Ga naar margenoot48 overtredinge, [met] dewelcke sy tegen my hebben overtreden: doe sy in haer lant Ga naar margenoot49 seker woonden, ende niemant en was diese verschrickte.

27

Als ickse sal hebben weder gebracht uyt de volcken, ende haer vergadert sal hebben uyt de landen harer vyanden: ende ick aen haer Ga naar margenoot50 geheylight sal zijn voor de oogen van vele Heydenen:

28

Dan sullense weten, dat ick, de HEERE, haerlieder Godt ben, dewijl ickse gevangelick hebbe doen wech voeren onder de Heydenen, maer hebse [weder] versamelt in haer lant: ende hebbe aldaer niemant van haer meer Ga naar margenoot51 over gelaten:

29

Noch ick en sal mijn aengesichte voor haer niet meer verbergen: Ga naar margenoot52 wanneer ick mijnen Ga naar margenootc Ga naar margenoot53 Geest over ’t huys Israëls sal hebben uytgegoten, spreeckt de Heere HEERE.

margenoot1
Siet bov. 38.2, 3.
margenoot2
Als boven 38.4.
margenoot3
Hebr. eygl. als of men seyde: Ick sal u sessen: dat verscheydentlick wort overgesett. ’t Gene hier in den text gestelt is, is genomen uyt vergelijckinge met c. 38. vers 4. daer Godt seyde: Ick sal u omwenden ende haken in uwe kaken, ofte, kuwen, doen, waer op hy hier schijnt te willen seggen, ick sal u als met ses haken, ofte eenen seshaeckigen haeck, alsoo vast houden, voeren ende omleyden na mijnen wille, dat ghy my niet en sult ontkomen, ofte buyten den circkel mijner regeeringe springen, maer uwe straffe ontfangen ter plaetse, daer henen ick u, als eenen veroordeelden misdadigen, sal voeren: gelijck men by den Heydenen wel gewoon was de misdadige met eenen ingeslagenen haeck te voeren ofte voort te trecken. Sommige vertalen ’t: Ick sal u sesvoudigh straffen, te weten, met de ses plagen, die cap. 38. vers 22. verhaelt zijn. Andere, Ick sal maer het seste deel van u, ofte, een deel van sessen over laten, of, by sessen slaen, ofte, ick sal u soo tracteeren, gelijck men den sesten (item, tienden, twintighsten, etc.) van de gevange in den oorloge wel pleeght te doen, dat is, dooden, etc.
margenoota
Ezech. 38.4.
margenoot4
Dat is, ick sal u alle krijghsmacht ende moedt benemen, uwe wapenen verydelen, ofte u als ontwapenen, ende alsoo voor uwen vyant vellen.
margenoot5
Ofte, liggen, als elders.
margenoot6
Hebr. roofvogel.
margenoot7
D. allerley, als onder vers 17.
margenootb
Ezech. 33.27.
margenoot8
Hebr. aengesichte des velts.
margenoot9
Der oorloge, plagen ende elenden, voort komende uyt het vyer mijnes toorns, boven 38.18, 19. Siet Amos 1.4. etc.
margenoot10
Siet Psal. 72. op vers 10.
margenoot11
Hebr. naem mijner heyligheyt, alsoo in ’t volgende, D. my selfs, met mijne macht, gerechtigheyt, goetheyt, heerlickheyt, etc.
margenoot12
Siet Lev. 18. op vers 21. bov. 20.9.
margenoot13
Sekerlick, sonder feyl, sal dit alles vervult worden.
margenoot14
Om den buyt der verslagenen te versamelen.
margenoot15
Dit is hier ingevoeght uyt het volgende, ende moet men dit lange branden ende vyer stoken, als oock de volgende groote ruymte van de plaetse der begraeffenisse voor Gog ende sijnen hoop, item de moeyte ende langen tijt van ’t begraven, nemen als eene figuerlicke afmalinge van de grootheyt ende schricklickheyt der nederlage.
margenoot16
Hebr. schildt, rondasse, etc. in ’t getal van eenen.
margenoot17
Of, stangen.
margenoot18
Van dese plaetse wort nergens meer in de H. Schrift vermeldt. Eenige meynen dat de naem deser plaetse gegeven is van de doorgangers, ond. versen 14, 15. of, het kan eene valleije geweest zijn, daer den ordinaren pas was langhs de zee Kinnereth, of Genesareth, na Syrien, etc. in ’t noord-oost: of, by de doode zee na Egypten, Arabien, etc. in ’t zuyd-oost van Canaan. De leser kan hier mede vergelijcken Ioël 2.20. Sommige verstaen de leeghten in Gilead in ’t Oosten over de Iordane, daer de kooplieden veel doorreysden, ende handelden. siet Gen. 37.25.
margenoot19
Neuse ende mont, van wegen den stanck ofte stercken reuck. Vergel. Ioël 2.20. And. [den pas, of, ’t gesichte] stoppen, sluyten, van wegen de menighte der dooden: ofte (als sommige) den mont stoppen, soo datse Israël niet meer in ’t doorgaen en souden bespotten.
margenoot20
Hebr. Ge Hamon Gog.
margenoot21
Hebr. sullense.
margenoot22
Van de doode lichamen, die na de wet der ceremonien de aerde verontreynighden, ende daerom begraven moesten worden. Siet Deut. 21.23.
margenoot23
Hebr. sullen.
margenoot24
D. roem ende eere. Vergel. boven 34. vers 29. ende de aent. aldaer.
margenoot25
Ofte, my sal vereerlickt hebben: Te weten, door mijn oordeel over dese vyanden mijner Kercke.
margenoot26
Hebr. mannen, ofte, lieden der gestadigheyt, of, gedurigheyt, D. die steeds rontomme in ’t lant trecken, om ordre te stellen op de begravinge van alle die hier ofte daer mogen zijn over gebleven, na de gemeyne begraeffenisse der seven maenden, als volght.
margenoot27
Wantse na de wet onreyn waren, die met doode te doen hadden. Numer. 19. vers 11. etc.
margenoot28
And. die met de doorgangers begraven de gene die op den aerdbodem zijn over gelaten: verstaende, datse oock den reysenden man daer toe mede souden gebruycken, by occasie.
margenoot29
Hebr. ende hy siet, D. (in sulcke t’samenvoeginge van woorden) als yemant, ofte, een van hen siet etc. And. ende de doorgangers die door het lant doorgaen, als yemant van hen, etc. soo sal hy, etc.
margenoot30
Hebr. bouwen: op dat de dootgravers dat siende, het voorseyde been mogen begraven.
margenoot31
Die in ofte aen dat dal sal gelegen zijn, daer in de begravers, gedurende dien tijt, by een quamen. And. de stadt (Ierusalem) sal eenen naem [hebben] van de menighte, T.w. deser verslagenen.
margenoot32
D. menighte, als boven vers 11.
margenoot33
D. allerley: als bov. vers 4. Dit dient al wijders tot afbeeldinge deser grooter nederlage. Vergelijckt bov. vers 9. ende voorts Iesa. 18.6. Ierem. 12.9. etc.
margenoot34
Siet Iesa. 34. vers 6. Ier. 46.10. Zeph. 1.7, 8. met de aenteeck. ende van ’t Hebreeusch woort, Genes. 31. op vers 54. Of, slachtmael, slacht-maeltijt, uyt Apoc. cap. 19. vers 17. ende hier, onder vers 20.
margenoot35
D. uytgelesenste van allerley staet ofte conditie, die tegen Godts volck gestreden hebben. Vergel. Iesa. 34.6.
margenoot36
Ofte, vet-aerts, D. gelijck vette gemeste beesten van Basan. Vergelijckt Psalm 22.13. met de aenteeckeninge.
margenoot37
Item, muylen, ezels, etc. Vergel. d’aenteeckeninge op 2.Sam. 8.4.
margenoot38
Dat is, allerley, of, alle dese, ofte vele dappere mannen van oorloge. Hebr. heldt-krijghsman.
margenoot39
Dat is, klaerlick doen blijcken. Hebr. eygentlick geven: doch het Hebreeusch woort wort alsoo na gelegentheyt van saken verscheydentlick gebruyckt. Siet wijders op vers 23.
margenoot40
Mits hen (de vyanden) te dooden. Siet Genes. 37. op vers 22. Ofte, mijne plagen, die ick hen hebbe aengedaen. Siet Iob cap. 13. op vers 21.
margenoot41
Hebr. het huys Israëls sullen, etc. alsoo in het volgende.
margenoot42
Het welcke by de Heydenen sal strecken tot mijne eere, dewijle ick door de rechtveerdige straffe mijns volcks mijne heyligheyt ende gerechtigheyt bewesen hebbe: gelijck daer na, mijne waerheyt ende trouwe door harer genadige verlossinge.
margenoot43
Siet Deuter. cap. 31. op vers 17.
margenoot44
Eene groote menighte, in alle contreijen des lants, van allerley stant ofte conditie.
margenoot45
Dat is, al haest. Siet Hose. 10. op vers 3.
margenoot46
Hebr. gevangenisse.
margenoot47
Hebr. naem mijner heyligheyt.
margenoot48
Dat is, der selver straffe. Vergel. Lev. 5. op vers 1. etc.
margenoot49
Doe het hen wel gingh, by goeden dagen, als het hen betaemde danckbaer tegen my te zijn.
margenoot50
Als bov. 38.16.
margenoot51
Niet eenen van de mijne, van mijn uytverkoren volck, hebbe ick onverlost gelaten ofte vergeten ende overgesien, maer hen alle te samen, ende eenen yegelicken in het bysonder, getrouwelick mijn heyl bewesen.
margenoot52
Of, want, of, om dat ick mijnen Geest sal hebben uytgegoten, etc.
margenootc
Ioël 2.28. Actor. 2.17.
margenoot53
Siet Ioël 2.28. Actor. 2.17. waer uyt blijckt, dat dese ende andere diergelijcke genaden-beloften sien op de algemeyne Kercke Iesu Christi: gelijck de straffen der vyanden des Ouden ende Nieuwen Testaments door malkanderen in de Prophetische Schriften gesprenght ende gemenght worden, alsoo oock de beloften, aen beyde Kercken gedaen. Ende gelijck de vyanden des Ouden ende Nieuwen Testaments een lichaem maken, alsoo maken oock de Geloovige of de Kercken van beyden, een lichaem, ende gehooren tot eenen schaepstal, (niet tegenstaende de verscheydenheyt der bedieninge, etc.) waer van het Hooft ende de Herder is, de Heere Christus, de ware Messias. Siet Ioan. 10.16. Rom. 4.16, 17, 23, 24. Ephes. 2.12, 13, 19. etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken