Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xlviij. Capittel.

Uytdeylinge des nieuwen erflants onder de twaelf stammen Israels, alsoo dat de plaetse (waer van cap. 45. begonnen is te spreken) welcke afgesondert was voor ’t heylighdom de Priesteren, Leviten, stadt, ende den Vorst, quam tusschen de seven noordelicke, en vijf zuydlicke stammen, vers 1, etc. De mate, ende poorten der nieuwe stadt, met de namen der poorten, ende der stadt, 30.

1

DIt nu zijn de namen der Ga naar margenoot1 stammen: Ga naar margenoot2 van ’t eynde noordwaert, aen de Ga naar margenoot3 zijde des weeghs, van Hethlon, daer men komt te Hamath, Hazar Enan, de lantpale van Damascus, noordwaert aen de zijde van Hamath, (oock sal Ga naar margenoot4 hy den Ga naar margenoot5 ooster [ende] Ga naar margenoot6 westerhoeck hebben,) [sal] Dan een Ga naar margenoot7 [snoer hebben].

2

Ende aende lantpale van Dan, van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Aser een.

3

Ende aen de lantpale van Aser, van den oosterhoeck af tot den westerhoeck toe, Naphtali een. [kolom]

4

Ende aen de lantpale van Naphtali van den oosterhoeck, tot den westerhoeck toe, Manasse een.

5

Ende aen de lantpale van Manasse, van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Ephraim een.

6

Ende aen de lantpale van Ephraim, van den oosterhoeck af tot den westerhoeck toe, Ruben een.

7

Ende aen de lantpale van Ruben van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Iuda een.

8

Aen de lantpale nu van Iuda van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe; sal het Ga naar margenoot8 hef-offer zijn, dat ghylieden sult offeren, vijf ende twintigh duysent [meet-rieten] in breette, ende de lenghte, als van een der [andere] deelen, van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe: ende het heylighdom sal in ’t midden des selven zijn.

9

Het hef-offer, dat ghylieden den HEERE sult offeren, sal wesen de lenghte van vijf ende twintigh duysent, ende de breette van tien duysent.

10

Ende daer in sal het heyligh hef-offer zijn voor de Priesteren, noordwaert [de lenghte] van vijf ende twintigh duysent, ende westwaert de breette van tien duysent, ende oostwaert de breette van tien duysent, ende zuydwaert de lenghte van vijf ende twintigh duysent: ende het heylighdom des HEEREN sal in ’t midden des selven zijn.

11

’t Sal zijn voor de Priesteren, die geheylight Ga naar margenoot9 zijn uyt de kinderen Zadoks, die mijne wacht hebben waer genomen: Die niet gedwaelt en hebben, als de kinderen Israëls dwaelden; Ga naar margenoot10 gelijck als de [andere] Leviten gedwaelt hebben.

12

Ende het ge-offerde van het hef-offer des lants sal haer-lieden eene Ga naar margenoot11 heyligheyt der heyligheden zijn: aende lantpale der Leviten.

13

Voorts sullen de Leviten, tegen over de lantpale der Priesteren, hebben de lenghte van vijf ende twintigh duysent, ende de breette van tien duysent: de gantsche lenghte sal zijn, vijf ende twintigh duysent, ende de breette, tien duysent.

14

Ende sy en sullen daer van niet verkoopen, nochte de Ga naar margenoot12 eerstelingen des lants verwisselen, nochte overdragen: want het is eene heyligheyt den HEERE.

15

Maer de vijf duysent, [dat is] het gene over gelaten is in de breette, Ga naar margenoot13 voor aen de vijf ende twintigh duysent, dat sal Ga naar margenoot14 onheyligh zijn, voor de stadt, tot bewooninge, ende tot voorsteden: ende de stadt sal in het midden des selven zijn.

16

Ende dit sullen hare maten zijn; de noorderhoeck, vier duysent en vijf hondert [meet-rieten;] ende de zuyderhoeck vier duysent ende vijf hondert: ende van den oosterhoeck vier duysent ende vijf hondert; ende de westerhoeck vier duysent ende vijf hondert.

17

De voorsteden nu der stadt sullen zijn, noordwaert twee hondert ende vijftigh; ende zuydwaert twee hondert ende vijftigh; ende oostwaert twee hondert ende vijftigh, ende westwaert twee hondert ende vijftigh.

18

Ende het overgelatene in de lenghte tegen over het Ga naar margenoot15 heyligh hef-offer, sal zijn tien duysent oostwaert, ende tien duysent

[Folio 95v]
[fol. 95v]

westwaert; ende het sal tegen over het heyligh hef-offer zijn: ende de inkomste daer van sal wesen tot Ga naar margenoot16 onderhoudt, voor de gene die der stadt dienen.

[Folio 91v]
[fol. 91v]

19

Ende die der Stadt Ga naar margenoot17 dienen; sullen Ga naar margenoot18 haer dienen uyt alle stammen Israëls.

20

Het gantsch hef-offer sal zijn van vijf ende twintigh duysent Ga naar margenoot19 [meet-rieten,] met vijf ende twintigh duysent: Ga naar margenoot20 vierkant sult ghylieden het heyligh hef-offer offeren, Ga naar margenoot21 met de besittinge der stadt.

21

Ende het overgelatene sal voor den Vorst zijn, van dese ende van gene zijde des heyligen hef-offers, ende der besittinge der stadt, Ga naar margenoot22 voor aen de vijf ende twintigh duysent [meet-rieten] des hef-offers, tot aen de ooster ende wester lantpale, voor aen de vijf ende twintigh duysent aen de wester lantpale, tegen over de Ga naar margenoot23 [andere] deelen, [dat] sal voor den Vorst zijn: ende het heyligh hef-offer, ende het heylighdom des huyses, sal in het midden des selven zijn.

22

Van de besittinge nu der Leviten, ende van de besittinge der stadt af, zijnde in het midden van het gene dat des Vorsten sal zijn; [dat] tusschen de lantpale van Iuda, ende tusschen de lantpale van Benjamin is, sal des Vorsten zijn.

23

Aengaende voorts het overige der stammen: van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Benjamin een [snoer].

24

Ende aen de lantpale van Benjamin, van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Simeon een.

25

Ende aen de lantpale van Simeon, van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Issaschar een.

26

Ende aen de lantpale van Issaschar, van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Zebulon een.

27

Ende aen de lantpale van Zebulon, van den oosterhoeck tot den westerhoeck toe, Gad een.

28

Aende lantpale nu van Gad, aen den zuyderhoeck Ga naar margenoot24 zuydwaert; daer sal de lantpale zijn van Thamar af, [na] het twistwater van Kades, [voort] na de beke henen, tot aen de groote zee:

29

Dit is’t lant, dat ghylieden sult doen vallen Ga naar margenoot25 in erffenisse, voor de stammen Israëls: ende dat sullen Ga naar margenoot26 hare deelen zijn, spreeckt de Heere HEERE.

30

Voorts sullen dit de uytgangen der stadt zijn: van den noorderhoeck, Ga naar margenoot27 vier duysent ende vijf hondert Ga naar margenoot28 maten.

31

Ende de Ga naar margenoot29 poorten der stadt sullen zijn na de namen der stammen Israëls; drie poorten noordwaert: eene poorte van Ruben, eene poorte van Iuda, eene poorte van Levi.

32

Ende aen den oosterhoeck, vier duysent ende vijf hondert [maten,] ende drie poorten: namelick, eene poorte van Ioseph, eene poorte van Benjamin, een poorte van Dan.

33

De zuyderhoeck oock vier duysent ende vijf hondert maten, ende drie poorten: eene poorte van Simeon, eene poorte van Issaschar, eene poorte van Zebulon.

34

De Ga naar margenoot30 westerhoeck, vier duysent ende vijf hondert; der selver poorten drie: eene poorte van Gad, eene poorte van Aser, eene poorte van Naphtali.

35

Rontom achtien duysent: ende de naem der stadt sal van [dien] dage af zijn, Ga naar margenoot31 DE HEERE is ALDAER.

margenoot1
Soo als deselve de een aen de ander hare erffenisse sullen hebben.
margenoot2
Hier begint de beschrijvinge van het eerste deel, dat Dan soude besitten.
margenoot3
Hebr. hant: alsoo terstont wederom.
margenoot4
Dan, uyt het volgende.
margenoot5
D. het gene van de voorseyde noorder lantpale af, tusschen de ooster ende wester lantpale in de breette gelegen is: alsoo in ’t volgende.
margenoot6
Hebr. der zee, alsoo in het volgende. Des zuyderhoecks en wert niet gedacht, behalven in het heyligh afgesondert deel, ende in het gemeyn van gantsch Israël, (achter Gad, vers 28.) dat sommige houden voor een teecken van de uytbreydinge des Rijcks Christi, tot aen de eynden der aerde.
margenoot7
D. deel. Dit is hier ende vers 23. ingevoeght tot vervullinge van den sin, uyt cap. 47. vers 13. ende moet in’t volgende oock daer op verstaen worden. Hier (ende in ’t volgende) als oock bov. 47.14. blijckt wederom een mercklick onderscheyt tusschen het voorgaende oudt vleeschlick, ende dit nieuw geestelick Israël. Want te voren waren de erfdeelen seer ongelijck, hier is gelijckheyt in de gemeenschap aller heyligen, ende geestelicke kinderen Abrahams, hebbende elcken stam even veel, (niet tegenstaende eenigh particulier onderscheyt in de plaetsinge) ende zijn gantsch anders geplaetst, als te voren. Oock is d’ordre van de opnoeminge der stammen, (die in ’t Noorden van den geringen, ende te voren seer sondigen Dan wort aengevangen) aenmerckelick. Apoc. 7.5, etc. wort Dan uyt gelaten, siet aldaer.
margenoot8
Siet boven 45. versen 1, 2, etc. met de aenteeck. aldaer.
margenoot9
Hebr. is, D. elck een van hen, die geheylight is.
margenoot10
Ofte, als, Dat is, wanneer de [andere] Leviten dwaelden.
margenoot11
Siet Levit. 2. op vers 3.
margenoot12
D. ’t gene Gode gegeven ende geheylight is, gelijck de eerste lantvruchten hem plegen geheylight te worden.
margenoot13
Hebr. aen ’t aengesichte.
margenoot14
D. eene gemeyne plaetse tot gemeynen burgerlicken gebruyck, zijnde onheyligh in vergelijckinge van de andere, die Gode bysonderlick tot den Godtsdienst ende voor de geheylighde persoonen geheylight ende afgesondert was. Vergel. Deut. 20. op vers 6. ende Ier. 31. vers 5. Dit konde hier dienen tot afbeeldinge van ’t onderscheyt datter is tusschen kercklicke ofte geestelicke, ende wereltlijcke ofte politijcke saken. Andersins wort de stadt oock genomen, als beduydende ’t hemelsch Ierusalem, ofte de Kercke, als onder vers 31. etc. ende vers 35. ende elders dickwils: ende in dien verstande wortse de heylige stadt genoemt, Apoc. 21. vers 2. etc. ’tEn ware dat men ’t alsoo wilde nemen, dat dese stadt (D. de Kercke) op aerden sal zijn in plaetsen, die te voren onreyn ende onheyligh waren. siet Ier. 31. op vers 40. Doch vergel. bov. 42.20. met d’aent.
margenoot15
Hebr. hef-offer der heyligheyt. alsoo in ’t volgende.
margenoot16
Hebr. broot, D. tot onderhoudt, leeftocht.
margenoot17
Hebr. dient.
margenoot18
And. sullen dat (overigh deel) bouwen, ofte, bearbeyden, onderhouden, of, sullen uyt alle stammen Israëls den selven (Israël) dienen: D. die in de stadt dienen, sullen allen anderen Israëliten bevorderlick ende gedienstigh zijn in het verrichten harer saken, ofte, men sal die dienaers uyt alle stammen nemen.
margenoot19
T.w. in de lenghte, met gelijcke veel in de breette. Vergel. de maniere van spreken met boven 45.2.
margenoot20
Aengaende de vierkantigheyt, kan men dit vergelijcken met Apocal. 21.16. And. het vierde deel, sult ghy van het heyligh hef-offer offeren tot de besittinge der stadt, nemende de plaetse des heylighdoms voor het eerste deel, der Priesteren voor het tweede, der Leviten voor het derde, ende der stadt, voor het vierde.
margenoot21
D. de stadt daer in mede (na sommiger verklaringe) begrepen zijnde.
margenoot22
Hebr. tegen, ofte, aen, voor ’t aengesichte: alsoo in ’t volgende.
margenoot23
Ofte, [voorgemelde.] And. tegen over de deelen des Vorsten, ende het sal een heyligh hef-offer zijn, etc.
margenoot24
Ofte, na Theman henen. siet van dese plaetsen boven cap. 47. op vers 19.
margenoot25
In het Hebr. is de maniere van spreken wat duyster, ende schijnt verklaert te zijn door eene andere, bov. 45.1. ende cap. 47. versen 14, 22. gebruyckt, die hier oock om klarigheyts wille in den text gestelt is. Hebr. eygentlick van de erffenisse, ofte, om der erffenisse wille, dat men kan verstaen, of van het uytdeylen der gemeyne erffenisse elcker stamme aen de particuliere onderhoorige, ofte van het werpen des lots over de bysondere erffenissen, zijnde den sin eenderley. And. van de beke (Sichor) af. D. van de lantpale Egypti af.
margenoot26
Der stammen.
margenoot27
Siet bov. vers 16. alwaer verklaert schijnt te worden, wat men hier door dese uytgangen sal verstaen, te weten, het begrijp van de vier deelen der stadt, uyt dewelcke men na de respective poorten uytgingh, soo verre als elck deel sich uytstreckte, aen welckes uyt-eynde de poorten waren. Andere verstaen door de uytgangen de poorten selfs.
margenoot28
D. meet-rieten. Siet bov. 40.5.
margenoot29
Waer door men kan verstaen, dat eenen openen ingangh in Godts Kercke ofte het nieuwe Ierusalem sal zijn, niet alleen voor de uytverkorene uyt Israël, maer oock uyt de Heydenen, ofte, alle natien, uyt de vier hoecken der werelt. Vergelijckt Malach. 1.11. Matth. 8.11. Luce 13.29. Apoc. 21.12, 13, 14, 21, 25. ende 7.9, 10.
margenoot30
Hebr. hoeck der zee, als boven dickwils.
margenoot31
Ende dien volgens, heyl ende saligheyt. Hebr. IEHOVAH SCHAMMAH. Siet Ierem. 3.17. Ioël. 3.21. Zachar. 2. versen 10, 11. Apoc. 21.3, 22. ende 22.3, 4, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken