Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

Wanneer Hosea gepropheteert hebbe, vers 1. door Godts bevel beeldt hy Israels geestelicke hoererije ende Godts oordeelen af, door het trouwen van Gomer, 2. ende gewint by haer Iizreël, 4. Loruchama, 6, ende Loammi, 8. Evenwel belooft Godt sijne Kercke door den Messiam heerlick weder op te richten uyt Ioden ende Heydenen, 10.

1

HET woort des HEEREN, dat geschiet is tot Ga naar margenoot1 Hosea, den sone van Beëri; in de dagen van Uzija, Iothan, Achaz, Hizkia, Ga naar margenoot2 Koningen van Iuda: ende in de dagen van Ierobeam, sone van Ioas, Koningh van Israël.

2

Het begin Ga naar margenoot3 van ’t woort des HEEREN door Hosea: De HEERE dan seyde tot Hosea; Gaet henen, neemt u eene vrouwe der Ga naar margenoot4 hoererijen, ende Ga naar margenoot5 kinderen der hoererijen: want het lant hoereert Ga naar margenoot6 gantschelick Ga naar margenoot7 van achter den HEERE.

3

Soo Ga naar margenoot8 gingh hy henen, ende nam Ga naar margenoot9 Gomer een dochter van Ga naar margenoot10 Diblaim: ende sy ontfingh, ende baerde hem eenen sone.

4

Ende de HEERE seyde tot Ga naar margenoot11 hem; Noemt sijnen name Ga naar margenoot12 Iizreël: want noch een weynich [tijts,] soo sal ick de Ga naar margenoot13 bloet-[kolom]schulden Iizreëls Ga naar margenoot14 besoecken over het huys van Ga naar margenoot15 Iehu, ende sal het Koninckrijcke des huyses Israëls doen ophouden.

5

Ende het sal te dien dage geschieden, dat ick Israëls Ga naar margenoot16 boge verbreken sal, in den Ga naar margenoot17 dale Iizreëls.

6

Ende sy ontfingh wederom, ende baerde een dochter; ende Ga naar margenoot18 hy seyde tot hem; Noemt haren naem Ga naar margenoot19 Lo-Ruchama: want ick en sal my voortaen niet meer ontfermen over het huys Israëls, maer ick salse Ga naar margenoot20 sekerlick wech voeren.

7

Maer over het huys Ga naar margenoot21 Iuda sal ick my ontfermen, ende salse verlossen door den Ga naar margenoot22 HEERE haren Godt, ende ick en salse niet verlossen door Ga naar margenoot23 boge, noch door sweert, noch door krijgh, door peerden noch door ruyteren.

8

Als sy nu Lo-Ruchama gespeent hadde, ontfingh sy, ende baerde eenen sone.

9

Ende Ga naar margenoot24 hy seyde, Noemt sijnen naem Lo-Ammi; Want ghylieden en zijt mijn volck niet, soo en sal ick [oock] Ga naar margenoot25 de uwe niet zijn.

10

Nochtans sal het getal der Ga naar margenoot26 kinderen Israëls zijn als het Ga naar margenoota zant der zee, dat niet gemeten noch getelt kan worden:

[Folio 103v]
[fol. 103v]

Ga naar margenootb ende ’t sal geschieden, dat ter plaetsen, daer tot hen geseyt sal zijn, Ghylieden en zijt mijn volck niet, tot hen geseyt sal worden, Ghy zijt kinderen des levendigen Godts.

11

Ga naar margenoot27 Ende de kinderen Iuda ende de kinderen Israëls sullen t’samen Ga naar margenootc vergadert worden, ende sich een eenigh Hooft stellen, ende uyt den Ga naar margenoot28 lande optrecken: Ga naar margenoot29 want de dagh Iizreëls sal groot zijn.

12

Ga naar margenoot30 Segget tot uwe broederen, Ga naar margenoot31 Ammi: ende tot uwe Ga naar margenoot32 susteren, Ga naar margenoot33 Ruchama.

margenoot1
In den nieuwen Testamente, in het Griecksch genoemt Osee, Rom. 9.25. Den selven naem hadde oock eerst Iosua, Num. cap. 13. vers 16. item de laetste Koningh Israels, 2.Reg. 17.1, 6.
margenoot2
Hier uyt blijckt, dat dese Propheet eenen seer langen tijt, Te weten, ten minsten, na sommiger gevoelen, ontrent drie en veertigh jaren gepropheteert heeft. Ende of hy wel onder de andere Koningen, die in Israël desen Ierobeam (niet den sone van Nebat, maer van Ioas, een kints kint van Iehu) gevolght zijn, oock gepropheteert heeft, soo wort nochtans dese hier alleen genoemt om dat hy een en veertigh jaer geregeert heeft, ende om te toonen de Goddelickheyt deser Prophetie, als dewelcke al geschiet is ter tijt, als het Koninckrijcke der tien stammen noch in fleur was. Siet 2.Reg. 14.25. ende voorts de historien van de regeeringe deser Koningen van Iuda, 2.Reg. van’t 15. cap. tot het 21. ende 2.Chron. van’t 26. tot het 33. ende vergel. Amos 1.1.
margenoot3
Ofte, van het spreken, van de sprake, D. als de Heere eerst met, door, ende tot Hosea begon te spreken, sprack hy dit tot hem, ende door hem tot het volck. And. in Hosea: (ende alsoo elders) om nader te toonen dat het volgende niet geschiet zy in der daet, maer door een gesichte in den Geest inwendighlick by maniere van parabel ofte gelijckenisse, den Propheet van Godt zy geopenbaert, ende naderhant den volcke alsoo, als een Prophetisch gesichte, voorgedragen. Siet van sulcke Prophetische gesichten Genes. 15. op vers 1. ende vergel. onder 3.1, etc. item Ezech. 4. op vers 4. ende 8. op vers 2. ende 11.24, 25, etc.
margenoot4
Dat is, gantschelick tot hoererije begeven. Vergel. de maniere van spreken met Psalm 5. op vers 7.
margenoot5
Om dat hier geseyt wort: Neemt een hoere met hoerkinderen, ende daer na, dat de Propheet deselve kinderen by die hoere gewonnen heeft, daer uyt blijckt dat het niet alsoo in der daet geschiet en zy.
margenoot6
Hebr. hoereerende hoereert, D. doet doorgaens niet anders. Siet van geestelicke hoererije Levit. 17. op vers 7.
margenoot7
D. alsoo, dat d’inwoonders des lants den Heere niet meer navolgen, maer van hem afwijcken, ende den afgoden onsinnigh naloopen. Vergel. onder 4.12.
margenoot8
Dit alles is den Propheet in een gesichte vertoont, ende den volcke (als op vers 2. is aengeteeckent) voorgestelt, tot eenen spiegel, ende levendige afbeeldinge hares godtloosen wesens, in’t voorgaende vers vermelt.
margenoot9
Gelijck Gomer in ’t Hebreeusch somtijts de beteeckinge heeft van volheyt, ofte, volmaecktheyt, somtijts van verteeringe, alsoo hadde Godt desen volcke alles goets gedaen, maer sy verteerden alles, ende oock haer selven, door afgoderije ende andere sonden, waerom sy eyndelick door Godts plagen souden verteert worden.
margenoot10
Sommige nemen dit voor een mans naem, andere voor de geboortplaetse. Het woort beteeckent twee klompen vijgen, waer door beduydt kan worden, de geylheyt, wellustigheyt, ende dertelheyt des volcks. Eenige meynen, dat dese naem siet op de woestijne Dibla, vermelt Ezech. cap. 6. vers 14. (siet d’aenteeckeninge aldaer) om te toonen de genade, die Godt sijnen volcke bewesen heeft, haer voerende uyt de woestijne in Canaan. (Vergel. Ezech. cap. 16. versen 5, 7. Cant. 3.6.) Num. 33.46. wort vermelt Diblathaijm. siet wijders Ierem. cap. 2. versen 2, 6.
margenoot11
Hosea.
margenoot12
Dese naem moet onderscheyden worden van Israël: ende dit siet op de plaetse Iizreël. Siet het volgende, ende wijders Cap. 2. versen 21, 22. met d’aenteeck.
margenoot13
Hebr. bloeden, D. bloetschulden, dootslagen, moorderijen, (siet Genes. cap. 37. op vers 26.) die aldaer opgeleyt ende bedreven zijn.
margenoot14
Met straffen. siet Gen. 21. op vers 1.
margenoot15
Die veel bloets vergoten hadde in het dal Iizreël, op het bevel des Heeren, maer niet uyt een oprecht herte, om Achabs afgoderije uyt te roeijen, gelijck hem Godt bevolen hadde (alsoo hy selfs 2.Reg. 10. versen 28, 29, 31. wort geseyt aengehangen te hebben de afgoderije Ierobeams, ende niet gewandelt te hebben in de wet des Heeren met sijn gantsch herte) maer om het Koninckrijck. Daerom Godt sulcks houdt voor eene moorderije. Vergel. het exempel van Baësa, 1.Reg. 15. vers 29. ende 16.7. die Ierobeams huys, na Godts woort, verdelghde, maer niet uyt vromigheyt.
margenoot16
D. de macht der schutterije, ofte, de krijghsmacht. Vergel. Psalm 78.9. dien volgens sal Israël den vyant ten roove moeten worden. Siet 2.Sam. 1.18. Ierem. 49.35. met d’aenteeckeninge.
margenoot17
Siet van dit dal, Iudic. 6. op vers 33. ’t Schijnt dat Israël hier eene groote nederlage gehadt heeft, ten tijde als Salmanasser tegen haer optoogh. siet 2.Reg. 17.4. etc. And. om het dal Iizreëls, D. om de moorderijen aldaer bedreven.
margenoot18
De Heere tot Hosea.
margenoot19
Dat is, niet ontfermde.
margenoot20
Hebr. wechvoerende, of, opnemende, (dat is, opnemende ende wechvoerende) wechvoeren. Vergel. ond. 5.14. Dese woorden worden verscheydentlick overgeset, vermits de verscheydene beteeckenissen van het Hebreeusch woort, dat niet alleen opnemen, wechnemen, wechvoeren, etc. maer oock vergeven beteeckent. (Siet Psalm 25. op vers 18. Ies. 2.9.) Dit is vervult, eerst door Tiglath-Pileser, daer na door Salmanasser, Koningen van Assyrien.
margenoot21
D. mijne Kercke, ofte mijn volck, hier bysonderlick afgebeelt door Iuda, als hebbende den rechten Godtsdienst, ende niet door Israël, die den waren Godtsdienst verlaten hadden: daerom in’t volgende oock van ’t huys Iuda geseyt wort, den Heere haren Godt. Vergel. onder vers 9. ende 12.1. andersins worden Iuda ende Israël (t’samen afbeeldende de algemeyne Kercke uyt Ioden ende Heydenen) t’samen gevoeght. Siet onder vers 11. etc. item 3.5.
margenoot22
D. door mijnen eeuwigen eenigh geborenen Sone Iesum Christum, dien ick tot eenen Heylant, Behouder, Salighmaker, Hooft ende Koningh sijns volcks verordineert hebbe. Vergel. Genes. 19. op vers 24. Iesa. 10. vers 27. ende Ierem. 23.4, 5, etc. And. door den HEERE haren Godt, D. door my selven, ick sal het selfs doen, Te weten, haer lichaemlick verlossen uyt Babel, ende geestelick door den Messiam, uyt de gevangenisse des duyvels, etc.
margenoot23
Gelijck de verlossinge van Iuda uyt de Babylonische gevangenisse door mijne sonderlinge genade ende regeeringe beschickt ende bestiert sal worden, ende niet door menschlick gewelt, alsoo sal de verlossinge door Christum een gantsch hemelsch ende geestelick heyl zijn, des sy niemant als my sullen hebben te dancken. Vergel. Mich. 5.9. met d’aenteeckeninge. Sommige duyden het oock op de wonderlicke regeeringe Godts, door dewelcke hy Iuda heeft verlost van de twee Koningen Pekah Koningh van Israël, ende Rezin Koningh van Syrien. siet Iesa. 7.1, etc. 2.Reg. 15.29, 30. ende 16.9.
margenoot24
De Heere.
margenoot25
Dat is, ick sal u-lieder Godt niet zijn, gelijck dit sommige aldus vervullen, soo en sal ick [oock] u-lieder [Godt] niet zijn: als Godt elders dickwils spreeckt. Vergel. boven vers 7. met d’aent. ende siet Genes. 17. op vers 7. ende Deut. 7. op vers 6. Door de geboorte van dese drie kinderen meynen sommige afgebeelt te zijn, driederley staet des volcks Israëls, telckens vervalliger in sonden, ende swaerder van Godt gestraft
margenoot26
Dien ick in toekomenden tijden sal genadigh zijn. Hier spreeckt Godt van ’t genadenwerck, dat hy voor hadde aen sijn volck te bewijsen by den tijt des Nieuwen Testaments, T.w. aen Ioden ende Heydenen, ’t Israël Godts. siet Rom. 9. versen 24, 26. Gal. 3.28, 29. ende 6.16. want nu het vleeschelick Israël, soo wel als de Heydenen, Godts volck niet meer en waren, soo moestense beyde door loutere ende vrije genade aengenomen worden, dewelcke Godt hier haer beyden toeseyt.
margenoota
Genes. cap. 32. vers 12.
margenootb
Rom. 9.25, 26.
margenoot27
Hoewel sommige dit eenighsins verstaen van de verlossinge uyt de Babylonische gevangenisse, wanneer de verstroyde ende overgeblevene vrome Israëliten, door alle de geledene plagen bykans te niete geworden zijnde, haer seer geerne souden voegen by de optreckende Ioden; soo siet het nochtans eygentlick op de versamelinge der Kercke des Nieuwen Testaments uyt Ioden ende Heydenen, onder een Hooft Iesu Christo door geloove ende ware bekeeringe. Vergelijckt Ierem. 23.6, etc. ende 31.5, 6, 9. ende 50.4, etc.
margenootc
Iesa. 11.13. Ier. 3.18. Ezech. 37.16, 22. Ephes. 2.14, 15, 16.
margenoot28
Harer gevangenisse lichamelick, ende eygentlick uyt de geestelicke gevangenisse haer begeven tot Godts Kercke.
margenoot29
Ofte, om dat de dagh Iizreëls groot sal geweest zijn. Verstaet Israëls nederlage ende verwoestinge, waer van bov. vers 5. De sin is, Dat dit oordeel Godts ende alle de volgende ofte gevolghde straffen haer daer toe sullen bewegen. Sommige verstaen door Iizreëls dagh, den dagh van Israëls verlossinge, die heerlick sal zijn, gestelt tegen den dagh haerder nederlage in Iizreël, ende daeromme oock genoemt Iizreëls dagh, D. Israëls dagh. Vergel. ond. 2.21. Dese verklaringe komt met het voorgaende wel over een. Alsoo wort yemants dagh in de Schrifture genoemt, de tijt in welcken yemanden yet bysonders goets ofte quaets van Godt na sijnen bestemden raet wort toegeschickt.
margenoot30
O ghy geloovige overgeblevene van Israël, segget tot de Ioden, ende ghy beyde wijders tot de Heydenen, door een geloove in een lichaem onder een Hooft Iesu Christo t’samen gevoeght. siet Ies. 19. versen 23, 24. Rom. c. 9. versen 25, 26. Dit versken hechten sommige aen’t volgende Cap.
margenoot31
D. [ô] mijn volck; vergel. bov. versen 7, 9. 1.Petr. 2.10.
margenoot32
Geloovige vrouwen in Iuda, ende onder de Heydenen.
margenoot33
D. [ô] ontfermde. Vergel. bov. vers 6.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken