Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 117r]
[fol. 117r]

Het iiij. Capittel.

Iona is hier over seer verdrietigh, ende beklaeght sich des voor den Heere, vers 1, etc. die hem daer over bestraft, ende door den wonderboom onderwijst ende overtuyght, 6, etc.

1

DAt Ga naar margenoot1 verdroot Ione [met] groot verdriet: ende Ga naar margenoot2 sijn [toorn] ontstack.

2

Ende hy Ga naar margenoot3 badt tot den HEERE, ende seyde; Och HEERE, en was dit mijn Ga naar margenoot4 woort niet, als ick noch in mijn lant was? Ga naar margenoot5 daerom quam ick het voor, vluchtende na Tharsis: want ick wiste, dat ghy een Ga naar margenoota genadigh ende barmhertigh Godt zijt, Ga naar margenoot6 lanckmoedigh, ende groot van goedertierenheyt, ende Ga naar margenoot7 berouw hebbende over het quaet.

3

Nu dan, HEERE, neemt doch mijne Ga naar margenoot8 ziele van my: want Ga naar margenoot9 het is my beter te sterven dan te leven.

4

Ende de HEERE seyde; Ga naar margenoot10 Is u [toorn] billick ontsteken?

5

Iona nu Ga naar margenoot11 gingh ter stadt uyt, ende settede sich tegen het oosten der stadt: ende hy maeckte sich aldaer een verdeck, ende satt daer onder in de schaduwe tot dat hy sage, wat Ga naar margenoot12 van de stadt soude worden.[kolom]

6

Ende Godt de HEERE Ga naar margenoot13 beschickte eenen Ga naar margenoot14 wonderboom, ende deed hem opschieten boven Iona, op datter Ga naar margenoot15 schaduwe mocht zijn over sijn hooft, om hem te redden van sijn Ga naar margenoot16 verdriet: Ende Iona verblijdde sich over den Ga naar margenoot17 wonderboom [met] groote blijdtschap.

7

Maer Godt Ga naar margenoot18 beschickte eenen worm des anderen daeghs in het opgaen van den dageraet: die Ga naar margenoot19 stack den wonderboom dat hy verdorrede.

8

Ende het geschiedde, als de sonne oprees, dat Godt eenen Ga naar margenoot20 stillen oosten wint beschickte; ende de sonne Ga naar margenoot21 stack op ’t hooft van Iona, dat hy Ga naar margenoot22 aemechtigh wert: ende hy Ga naar margenoot23 wenschte sijner ziele te mogen sterven, ende seyde, Ga naar margenoot24 ’t Is my beter te sterven dan te leven.

9

Doe seyde Godt tot Iona; Ga naar margenoot25 Is u [toorn] billick ontsteken over den wonderboom? ende hy seyde, Billick is mijn [toorn] ontsteken Ga naar margenoot26 ter doot toe.

10

Ende de HEERE seyde; Ghy Ga naar margenoot27 verschoont den wonderboom, aen welcken ghy niet en hebt gearbeyt, noch dien Ga naar margenoot28 groot gemaeckt: die Ga naar margenoot29 in eener nacht wert, ende in eener nacht vergingh:

11

Ende ick en soude die groote stadt Nineve niet verschoonen? daer veel meer als Ga naar margenoot30 hondert ende twintigh duysent menschen in zijn, die geen Ga naar margenoot31 onderscheyt en weten tusschen hare rechter hant, ende hare slincker hant; daer toe veel Ga naar margenoot32 vee?

Eynde des Boecks JONE.

margenoot1
Hebr. ende het was, scheen, ofte, dede quaet aen, ofte, by Iona, [met] groote quaetheyt. Gelijck wy het woort, quaet, dickwils gebruycken in materie van toornigheyt ende misnoegen, alsoo wort het oock by de Hebreen veel genomen in beteeckeninge van mishagen, droeffenisse, verdriet, moeylickheyt, etc. Siet Genes. 21. op vers 11. ende c. 40. op vers 7. Prov. cap. 15. vers 15. Eccles. cap. 7. vers 3. De sin is, Dat het Ione seer mis viel ende quelde, denckende uyt menschelicke swackheyt, dat Godts eere ende waerheyt daer door mochte gekrenckt worden, ende hy voor een valsch Propheet gehouden, dewijle hy uyt de tusschen-komende bekeeringe ende verloop van tijt af nam, of andersins door Godts openbaringe wiste, dat Nineve voor dit mael soude verschoont worden. Of dit voor, of na het eynde der viertigh dagen geschiet zy, en wort hier niet verhaelt.
margenoot2
Hebr. hem ontstack, T.w. de toorn. Siet onder versen 4, 9.
margenoot3
In sijn onverstant ende verdriet begeeft hy sich evenwel tot Godt, van wiens aengesichte hy te voren gevlucht was.
margenoot4
D. mijn seggen, T.w. by my selven, D. en dachte ick niet dat het soo gaen mochte? Immers ja, wil hy seggen: daerom, etc.
margenoot5
Iona wil hier sijn vluchten ontschuldigen, waer over hy nochtans van Godt soo swaerlick was gekastijdt.
margenoota
Exod. 34.6. Psalm 86.5. Ioël 2.13.
margenoot6
Siet Exod. 34. op vers 6.
margenoot7
Als bov. 3.9, 10.
margenoot8
Siet Genes. 35. op vers 18. 1.Reg. 19. op vers 4.
margenoot9
Hebr. mijn doot is beter dan mijn leven, D. ick woude liever sterven dan leven, mijn doot soude my aengenamer zijn dan mijn leven. Vergel. Iob 10.1.
margenoot10
Hebr. is u wel ontsteken? Dit verstaen sommige, als of Godt seyde: Zijt ghy al billick of met recht ontsteken? willende seggen, geensins, maer t’onrechte, sonder reden, ghy besondight u. Andere verstaen het als of Godt seyde: Zijt ghy soo seer, in ernst, soo dapper of hevighlick ontsteken? uyt vergelijckinge van ond. vers 9. ende ’t meeste gebruyck des Hebreeuschen woorts, voor, ernstelick, wel terechte, volkomelick, wel degelick, gelijck wy oock in onse tale ’t woordeken, wel, alsoo gebruycken: hy was wel quaet, ofte, wel degelick ben ick vertoornt, D. seer. Siet dese beteeckeninge, Deut. 9.21. ende 13.14. ende 17.4. ende 19.18. ende 23.8. 2.Reg. 11.8. Iesa. 1.13. Mich. 7.3. beyds is eene bestraffinge van des Propheten toorn, ’t een siet op de onredelickheyt, ’t ander op de hevigheyt, die, om de onredelickheyt, sondigh was.
margenoot11
Ofte, want Iona vvas ter stadt uytgegaen, ende soo voorts: sulcks dat het volgende verhael eene verklaringe zy van de occasie des genen, dat voor af in het gemeyn van Ione toornigheyt ende Godts bestraffinge gesproken is.
margenoot12
Ofte, in de stadt soude geschieden, ofse in hare boetveerdigheyt den tijt van viertigh dagen soude volharden, ende of Godt na dien tijt de stadt soude verschoonen, ofte niet.
margenoot13
Siet boven 1. op vers 17.
margenoot14
Hebr. Kikajon. Van dit gewas is seer verscheyden gevoelen. De voorneemste uytleggers houden het nu voor den wonderboom, anders genaemt, mollenkruyt, ofte, kruysboom, die in Egypten veel plach te wassen, ende bekent te zijn, met den name KIKI. Dit wast seer haestighlick ende hooger op als de lenghte van een man, met groote breede bladeren, zijnde van verkoelende aert. siet het kruytboeck van Dodoneus.
margenoot15
Als nu sijn eygen verdeck door de hitte van de sonne mocht verdrooght ende onnut geworden zijn.
margenoot16
Om door dese onverwachte verquickinge sijn misnoegen (waer van in het begin deses Cap. gesproken is) te verminderen, ende wat te breken, ende voorts door het vervolgh hem te onderwijsen ende op te richten: Hebr. quaet, of, quaetheyt. siet bov. op vers 1.
margenoot17
Van wegen het lieflick ende vermaecklick gerijf dat hy daer van hadde, maer niet denckende op het eynde, dat Godt daer mede voor hadde.
margenoot18
Als vers 6. ende terstont weder in het volgende vers.
margenoot19
Hebr. sloegh, D. quetste, stack, etc. Vergel. Genes. 8. op vers 21. ende Hose. 9. op vers 16. ende hier het volgende vers.
margenoot20
Ofte, svvijgenden, dooven, waer op het Hebreeusch woort schijnt te sien: D. eenen sachten oosten wint, die sich niet liet hooren noch voelen, ende dien volgens de hitte der sonne niet en brack, waer over de sonne te meer op sijn hooft gesteken heeft.
margenoot21
Hebr. sloegh.
margenoot22
Ofte, besvveeck, na aen het beswijcken ende versmachten was.
margenoot23
Of, begeerde voor sijne ziele, D. sich selven, sijn persoon. Vergel. Iudic. 16.30, etc.
margenoot24
Als bov. vers 3.
margenoot25
Als bov. vers 4.
margenoot26
Siet vers 4. met d’aent.
margenoot27
D. ghy soudt hem geern hebben verschoont, ghy hadt geern gesien, dat hy in fleur ware gebleven, het deerde u over hem, etc.
margenoot28
Dat is, opgebracht.
margenoot29
Hebr. die een soon, of, kint eener nacht gevveest, of, gevvorden is, ende een sone eener nacht vergaen is, D. die in eener nacht vergingh, gelijck hy in eener nacht was op gekomen. Eene Hebreeusche maniere van spreken. Vergel. d’aenteeck. op Genes. 5.32, etc.
margenoot30
Hebr. tvvaelf milioen, ofte, tvvaelf mael tien duysent.
margenoot31
D. kleyne, jonge, onmondige kinderen, die noch tot de jaren des onderscheyts niet gekomen en zijn, ende van veel meerder waerdije zijn als uwen wonderboom, daer ghy soo veel wercks van maeckt.
margenoot32
Dat doch oock veel weerdiger is, als dien wonderboom. Hier op en volght geene replijcke van Iona.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken