Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xix. Capittel.

1 Christus geneest vele siecken. 3 beantwoort de vrage van den scheydtbrief. 9 leert dat de getrouwde niet en mogen scheyden dan om hoererije. 11 ende dat de gave der onthoudinge niet alleen gegeven en wort. 13 Beveelt dat de kinderen tot hem komen, ende zegentse. 16 Antwoort eenen jongelingh op sijne vrage wat hy moet doen om het eeuwigh leven te verkrijgen. 23 Hoe swaerlick de rijcke in’t Koninckrijck der hemelen komen. 27 wat vergeldinge ontfangen sullen, die het hare om Christi wille verlaten.

1

ENde Ga naar margenoota het geschiedde, doe Iesus dese woorden ge-eyndight hadde, dat hy vertrock van Galilea, ende quam Ga naar margenoot1 over de Iordaen, in de lantpalen van Iudea.

2

Ende vele scharen volghden hem, ende hy genas’se aldaer.

3

Ga naar margenootb Ende de Pharizeen quamen tot hem, Ga naar margenoot2 versoeckende hem, ende seggende tot hem, Is het een mensche geoorloft sijn wijf te Ga naar margenoot3 verlaten om Ga naar margenoot4 allerley oorsake?

4

Doch hy antwoordende seyde tot haer, En hebt ghy niet gelesen, die Ga naar margenootc van den beginne [den mensche] gemaeckt heeft, dat hy’se gemaeckt heeft Ga naar margenoot5 man ende wijf.

5

Ga naar margenootd Ende Ga naar margenoot6 geseght heeft, Daerom sal een mensche vader ende moeder verlaten, ende sal sijnen wijve Ga naar margenoot7 aenhangen, ende Ga naar margenoote die twee sullen tot Ga naar margenoot8 een vleesch zijn?

6

Alsoo dat sy niet meer twee en zijn, maer een vleesch. Ga naar margenootf ’t Gene dan Godt te samen gevoeght heeft en scheyde de mensche niet.

7

Sy seyden tot hem, Ga naar margenootg Waerom heeft

[Folio 10v]
[fol. 10v]

dan Moses Ga naar margenoot9 geboden eenen scheydbrief te geven, ende haer te verlaten?

8

Hy seyde tot haer, Moses heeft van wegen de hardigheyt uwer herten u toegelaten uwe wijven te verlaten: Maer van den beginne en is het alsoo niet geweest.

9

Ga naar margenooth Maer ick segge u, dat soo wie sijn wijf verlaet anders dan om hoererije ende een ander trouwt [die] doet overspel, ende die de verlatene trouwt, doet [oock] overspel.

10

Sijne discipelen seyden tot hem, Indien de Ga naar margenoot10 sake des menschen met den wijve alsoo staet, soo en is het niet oorbaer te trouwen.

11

Doch hy seyde tot haer, Ga naar margenooti Alle en Ga naar margenoot11 vatten dit woort niet, maer dien het gegeven is.

12

Want daer zijn gesnedene, die Ga naar margenoot12 uyt moeders lijve alsoo geboren zijn: ende daer zijn gesnedene Ga naar margenoot13 die van de menschen gesneden zijn: ende daer zijn gesnedene Ga naar margenoot14 die haer selven gesneden hebben om het Koninckrijck der hemelen. Ga naar margenoot15 Die [dit] vatten kan, vatte [het:]

13

Ga naar margenootk Doe wierden kinderkens tot hem gebracht, op dat hy de handen haer soude opleggen, ende bidden: ende de discipelen bestraften Ga naar margenoot16 deselve.

14

Maer Iesus seyde, Ga naar margenootl Laet af van de kinderkens, ende en verhindert haer niet tot my te komen: want Ga naar margenoot17 der sulcken is het Koninckrijck der hemelen.

15

Ende als hy haer Ga naar margenoot18 de handen opgeleght hadde, vertrock hy van daer.

16

Ga naar margenootm Ende siet daer quam een tot hem, ende seyde tot hem, Goede meester, wat sal ick goets doen, op dat ick het eeuwige leven hebbe?

17

Ende hy seyde tot hem, Wat noemt ghy my goet? Ga naar margenoot19 Niemant en is goet dan een, [namelick] Godt. Doch wilt ghy in het leven ingaen, Ga naar margenoot20 onderhoudt de geboden.

18

Hy seyde tot hem, Welcke? Ende Iesus seyde, [dese:] Ga naar margenootn Ghy en sult niet dooden: Ghy en sult geen overspel doen: Ghy en sult niet stelen: Ghy en sult geen valsche getuygenisse geven.

19

Eert uwen vader ende moeder: ende, Ga naar margenooto Ghy sult uwen naesten lief hebben, als u selven.

20

De jongelingh seyde tot hem, Alle dese dingen hebbe ick onderhouden van mijne jonckheyt af: Ga naar margenoot21 Wat gebreeckt my noch?

21

Iesus seyde tot hem, Ga naar margenoot22 Soo ghy wilt volmaeckt zijn, Ga naar margenootp gaet henen, verkoopt wat ghy hebt, Ga naar margenootq ende geeft het den armen, ende ghy sult eenen schat hebben in den hemel: ende komt herwaers, volght my.

22

Als nu de jongelingh dit woort hoorde, gingh hy bedroeft wech: want hy hadde vele Ga naar margenoot23 goederen.

23

Ende Iesus seyde tot sijne discipelen, Voorwaer ick segge u, Ga naar margenootr dat Ga naar margenoot24 een rijcke swaerlick in het Koninckrijck der hemelen sal in gaen. [kolom]

24

Ende wederom segge ick u, Ga naar margenoot25 Het is lichter dat een Ga naar margenoot26 kemel ga door de ooge van een naelde, dan dat een rijcke inga in het Koninckrijck Godts.

25

Sijne discipelen nu [dit] hoorende wierden seer verslagen, seggende, Wie kan dan saligh worden?

26

Ende Iesus [haer] aensiende seyde tot haer, By de menschen is dat onmogelick, Ga naar margenoots maer Ga naar margenoot27 by Godt zijn alle dingen mogelick.

27

Ga naar margenoott Doe antwoordde Petrus ende seyde tot hem, Siet, wy hebben alles verlaten, ende zijn u gevolght: Ga naar margenoot28 wat sal ons dan gewerden?

28

Ende Iesus seyde tot haer, Voorwaer ick segge u, dat ghy die my gevolght zijt, in de Ga naar margenoot29 wedergeboorte, wanneer de Sone des menschen sal geseten zijn op den Ga naar margenoot30 throon sijner heerlickheyt, Ga naar margenootv [dat] ghy oock sult sitten op twaelf throonen, Ga naar margenoot31 oordeelende de twaelf geslachten Israëls.

29

Ga naar margenootx Ende soo wie sal verlaten hebben huysen, of broeders, of susters, of vader, of moeder, of wijf, of kinderen, of ackers, om mijns naems wille, Ga naar margenooty [die] sal Ga naar margenoot32 hondertvout ontfangen, ende het eeuwige leven be-erven.

30

Ga naar margenootz Maer vele eerste sullen de laetste zijn, ende [vele] laetste de eerste.

margenoota
Marc. 10.1.
margenoot1
And. ontrent, of, neven den Iordaen, gelijck Matth. c. 4. vers 15. want Iudea lagh op deselve zijde van den Iordaen, daer Galilea lagh.
margenootb
Marc. 10.2.
margenoot2
Namelick, om te sien, of sy uyt sijn antwoort yet konden vinden waer mede sy hem by het volck verdacht souden mogen maken.
margenoot3
Dat is, van sijn wijf te scheyden: gelijck Matth. 5.31.
margenoot4
Gr. alle.
margenootc
Genes. 1.27.
margenoot5
Of, maer een van het mannelick ende een van het vrouwelick geslachte.
margenootd
Genes. 2.24. Ephes. 5.31.
margenoot6
Dit zijn Adams woorden, Genes. 2. vers 24. maer worden Gode hier toegeschreven, om dat Adam deselve door Godts ingeven gesproken heeft. Van welcker meyninge, siet op de aenteeckeninge Genes. 2.24.
margenoot7
Ofte, aenkleven. Het Griecks woort is genomen by gelijckenisse van twee verscheydene dingen die door lijm aen malkanderen vast gemaeckt zijn.
margenoote
1.Corinth. cap. 6. vers 16.
margenoot8
Dat is, als een lichaem, ofte als een mensche, 1.Corinth. cap. 6. vers 16. Ephes. 5.31.
margenootf
1.Cor. 7.10.
margenootg
Deut. 24.1. Ierem. 3.1.
margenoot9
Moses heeft wel geboden eenen scheydbrief te geven, tot onschuldinge van de vrouwe, die t’onrecht alsoo verlaten ofte gescheyden wiert: doch sulck verlaten en heeft hy noyt goet gekent: maer ’t selve alleen om hare stijfhertigheyt overgesien, gelijck de Overheden somtijts eenige dingen moeten toelaten om grooter quaet te schouwen, diese anders souden moeten weeren: gelijck oock Christus dat woort toelaten in sijn antwoorde gebruyckt, ende de Pharizeen selve, Marc. c. 10. vers 4.
margenooth
Matth. 5.32. Marc. 10.11. Luce 16.18. 1.Cor. 7.10.
margenoot10
Namel. dat de man soo vast aen de vrouwe gebonden is.
margenooti
1.Cor. 7.7, 17.
margenoot11
Dat is, en hebben de gave van onthoudinge niet: maer dien het besonderlick van Godt gegeven is, 1.Cor. 7. vers 17.
margenoot12
Dat is, die van naturen onbequaem zijn tot het houwelick.
margenoot13
Dat is, die van menschen daer toe onbequaem zijn gemaeckt.
margenoot14
Dat is, die de gave der onthoudinge hebbende vrywillighlick ongetrouwt blijven, om Godt met minder bekommernisse te dienen, ende om het Koninckrijck der hemelen soo in haer selven als in andere te voorderen, 1.Corinth. cap. 7. versen 32, 33, 34, 35. Andersins die dese gave niet en heeft, den selven is het beter te trouwen als te branden, 1.Cor. 7. vers 9.
margenoot15
Dat is, wie dese gave van onthoudinge heeft, die gebruycktse, na dat sijn beroep ofte gelegentheyt toelaet.
margenootk
Marc. 10.13. Luce 18.15.
margenoot16
Namel. diese brachten, Marc. 10. vers 13.
margenootl
Matth. 18.3. 1.Cor. 14.20. 1.Petr. 2.2.
margenoot17
Namelick, den kinderen des verbonts, gelijck deser Ioden kinderen waren. Andersins worden de kinderen der ongeloovige onreyn genaemt, 1.Corinth. 7.14.
margenoot18
Dese ceremonie wierde gebruyckt niet alleen in het inhuldigen in Kercklicke diensten, maer oock in andere besondere zegeningen, Genes. 48.14.
margenootm
Marc. 10.17. Luce 18.18.
margenoot19
Nam. van hemselven, volkomelick, ende een oorspronck alles goets: voor hoedanigh ghy my niet en houdt.
margenoot20
Christus antwoort hier na de vrage ende meeninge deses jongelinghs, die door sijne eygene goede wercken meende de saligheyt te konnen verkrijgen. Ende daerom wijst hy hem op de wet, om hem daer door tot erkentenisse van sijne onvolmaecktheyt, ende daer na tot den geloove in hem te brengen, Galat. 3.22, 24.
margenootn
Exod. cap. 20. vers 12. Deut. 5.17. Rom. 13.9.
margenooto
Levit. cap. 19. vers 17. Matth. cap. 22. vers 39. Marc. cap. 12. vers 31. Galat. 5.14. Iacob. 2.8.
margenoot21
Gr. waer in kome ick noch te kort?
margenoot22
Dit seght Christus om desen jongelingh, die meende dat hy alle geboden Godts onderhouden hadde, overmits hy uyterlick na deselve hadde geleeft, te overtuygen dat hem noch veel ontbrack, selfs oock aengaende de onderhoudinge van de geboden der tweede tafel, dewijle hy liever hadde sijne goederen te behouden, dan op Christi bevel deselve den armen te geven, ende hem te volgen: ’t welck oock blijckt uyt het drie en twintighste vers. Want die deselve soude onderhouden hebben, en soude niet swaerlick, maer sekerlick in het Koninckrijck der hemelen komen, Rom. cap. 10. vers 5.
margenootp
Luce 12.33. ende 16.9.
margenootq
Matth. cap. 6. vers 19. 1.Timoth. cap. 6. vers 19.
margenoot23
Gr. besittingen.
margenootr
Marc. cap. 10. vers 23. Luce 18.24. Proverb. 11.28.
margenoot24
Namelick, die sijn herte ende vertrouwen op de rijckdommen stelt, gelijck verklaert wort Marc. cap. 10. vers 24.
margenoot25
Dit was een spreeckwoort onder de Ioden, waer mede sy te kennen gaven de onmogelickheyt van eenige saken.
margenoot26
Of, gelijck sommige meynen, een kabel.
margenoots
Luce 1.37. ende 18.27. Iob 42.2. Ierem. 32.17. Zach. 8.6.
margenoot27
Overmits Godt oock des rijcken herte van het vertrouwen op de rijckdommen kan aftrecken, ende met het geloove in Christum, ende met een nedrigh herte begaven.
margenoott
Math. 4.20. Marc. 10.28. Luce 5.11. ende 18.28.
margenoot28
D. wat sullen wy daer voor verkrijgen?
margenoot29
D. in de wederoprechtinge van alle dingen, wanneer de geloovige na lichaem ende ziele volkomelick sullen vernieuwt worden, Actor. c. 3. vers 21. 1.Cor. 15.42, 43. Andere voegen de woorden in de wedergeboorte by de voorgaende.
margenoot30
Namelick, om te oordeelen de levendige ende de dooden.
margenootv
Luce 22.30.
margenoot31
Namel. om dat de Apostelen haer sullen veroordeelen, niet alleen met haer exempel, dat sy in Christum hebben gelooft, daer de andere Israëliten zijn ongeloovigh gebleven, gelijck van de Niniviten geseght wort, Matth. cap. 12. vers 41. maer oock met hare toestemminge, gelijck van alle geloovige oock geseght wort, 1.Corinth. cap. 6. versen 2, 3. hoewel de Apostelen hier in sullen boven andere uytsteken, Luce cap. 22. vers 30. Apoc. 21. 14.
margenootx
Deut. 33.9.
margenooty
Iob cap. 42. vers 12.
margenoot32
Dat is, veelvoudigh. Siet Luce 18.30.
margenootz
Marc. 10.31. Luce 13.30.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken