Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xvj. Capittel.

1 De vrouwen komen tot het graf, om het lichaem Christi te salven. 4 Vinden den steen afgewentelt. 5 Worden door eenen Engel onderrecht dat hy van den dooden opgestaen was. 9 Christus verschijnt selve Marie Magdalene. 10 die het den discipelen boodtschapt, maer en wort niet gelooft. 12 Verschijnt noch twee discipelen op den wegh. 14 Eyndelick oock den elven, welcken hy bevel geeft over al te prediken ende doopen. 17 Belooft dat den geloovigen verscheyden teeckenen sullen volgen. 19 Vaert op in den hemel. 20 ende de Apostelen voeren Christi bevel vruchtbaerlick uyt.

1

Ga naar margenoota ENde als de Sabbath voorby gegaen was, Ga naar margenoot1 hadden Maria Magdalene, ende Maria de [moeder] Iacobi, ende Salome specerijen gekocht, op dat sy quamen ende hem Ga naar margenoot2 salfden.

2

Ende seer vroegh op den eersten [dagh] Ga naar margenoot3 der weke, quamen sy tot het graf, Ga naar margenoot4 als de sonne opgingh.

3

Ende seyden tot malkanderen, Wie sal [kolom] ons den steen van de deure des grafs afwentelen?

4

(Ende opsiende sagen sy dat de steen Ga naar margenoot5 afgewentelt was) want hy was seer groot.

5

Ga naar margenootb Ende in het graf ingegaen zijnde sagen sy Ga naar margenoot6 eenen jongelingh sittende ter rechter [zijde,] bekleet met een wit Ga naar margenoot7 langh kleet, ende wierden verbaest.

6

Maer hy seyde tot haer, Ga naar margenootc En zijt niet verbaest: ghy soeckt Iesum den Nazarener, die gekruyst was: hy is opgestaen, hy en is hier niet: siet de plaetse daer sy hem geleght hadden.

7

Doch gaet henen, seght sijnen discipelen Ga naar margenoot8 ende Petro, dat hy u Ga naar margenootd voorgaet na Galileen, aldaer sult ghy hem sien, Ga naar margenoot9 Ga naar margenoote gelijck hy u-lieden geseght heeft.

8

Ga naar margenootf Ende sy haestelick uytgegaen zijnde vloden van het graf: ende bevinge ende ontsettinge hadde haer bevangen, ende en Ga naar margenoot10 seyden niemant yet, want sy waren bevreest.

9

Ende als [Jesus] opgestaen was des morgens vroegh op den eersten [dagh] Ga naar margenoot11 der weke, Ga naar margenoot12 verscheen hy Ga naar margenootg eerst Marie Magdalene, Ga naar margenooth uyt welcke hy seven duyvelen uytgeworpen hadde.

10

Dese henen gaende boodtschapte het den genen die met hem geweest waren, welcke treurden ende weenden.

11

Ende als dese hoorden dat hy leefde, ende van haer gesien was, en geloofden sy het niet.

12

Ga naar margenooti Ende na desen is hy geopenbaert Ga naar margenoot13 in een ander gedaente, aen twee van haer, daer sy wandelden, ende Ga naar margenoot14 in het velt gingen.

13

Dese oock henen gaende boodtschapten het den anderen, [maer] sy en geloofden oock die niet.

14

Ga naar margenootk Daer na is hy geopenbaert aen de elve Ga naar margenoot15 daer sy aensaten, ende verweet [hen] hare ongeloovigheyt ende hardigheyt der herten, om dat sy niet gelooft en hadden den genen, die hem gesien hadden, na dat hy opgestaen was.

15

Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenootl Gaet henen Ga naar margenoot16 in de geheele werelt, predickt het Euangelium Ga naar margenoot17 allen creaturen.

16

Die gelooft sal hebben, ende gedoopt sal zijn, sal saligh worden. Ga naar margenootm Maer die niet en sal gelooft hebben, sal verdoemt worden.

17

Ende den genen die gelooft sullen hebben, sullen Ga naar margenoot18 dese teeckenen volgen: Ga naar margenootn in mijnen name sullen sy duyvelen uytwerpen: Ga naar margenooto met Ga naar margenoot19 nieuwe tongen sullen sy spreken:

18

Ga naar margenoot20 Ga naar margenootp Slangen sullen sy opnemen, ende al is’t dat sy yet doodelicks sullen drincken, dat en sal haer niet schaden. Ga naar margenootq Op krancke sullen sy de handen leggen, ende Ga naar margenoot21 sy sullen gesont worden.

19

De Heere dan Ga naar margenoot22 na dat hy tot haer gesproken hadde, Ga naar margenootr is opgenomen in den hemel, ende is geseten aen de rechter [hant] Godts.

20

Ende Ga naar margenoots sy uytgegaen zijnde predickten Ga naar margenoot23 over al, ende Ga naar margenoott de Heere Ga naar margenoot24 wrocht mede, ende Ga naar margenoot24 bevestighde Ga naar margenoot25 het woort door teeckenen die daer op volghden. Amen.

Het eynde des Heyligen Euangeliums, na [de beschrijvinge] MARCI.

margenoota
Matth. 28.1. Luce 24.1. Ioan. 20.1.
margenoot1
Of, hebben, doch dit woort hadden komt hier beter, om dat de specerijen des avonts voor den Sabbath nu al gekocht waren, gelijck Lucas verklaert, Cap. 23. vers 56.
margenoot2
D. balsemdem.
margenoot3
Gr. der Sabbathen, dewelcke was den derden dagh na dat hy begraven was geweest: welcken dagh daerom genaemt is geworden de dagh des Heeren, om dat hy op dien dagh opgestaen is. Siet Apoc. 1.10.
margenoot4
Sy hadden haer wel met het kriecken van den dagh opgemaeckt om te gaen, als’t noch duyster was, Ioan. 20.1. dan zijn ontrent het graf gekomen met het opgaen van de sonne.
margenoot5
Namelick, van den Engel, Matth. cap. 28. vers 2.
margenootb
Matth. 28.2. Ioan. 20.12.
margenoot6
D. eenen Engel in de gedaente eens jongelinghs.
margenoot7
Gr. Stole. Siet daer van Marc. 12. vers 38.
margenootc
Matth. 28.5. Luce 24.5.
margenoot8
D. ende bysonderlick Petro, om dat hy van wegen sijne versakinge ende droefheyt, insonderheyt troost van nooden hadde.
margenootd
Actor. 1.3. ende 13.31. 1.Cor. 15.5.
margenoot9
Nam. voor sijn lijden, Marc. 14.28.
margenoote
Matth. 26.32. ende 28.10. Marc. 14.28.
margenootf
Matth. 28.8. Luce 24.9. Ioan. 20.18.
margenoot10
Namelick, van de gene die haer gemoetten, tot dat sy tot de discipelen quamen, dien sy het geboodtschapt hebben, vers 10. ende Luce cap. 24. vers 9.
margenoot11
Gr. des Sabbaths: het welck oock somtijts voor de geheele weke genomen wort. Siet Luce 18.12.
margenoot12
Van dese eerste verschijninge, siet breeder, Ioan. 20.14.
margenootg
Ioan. 20.14, 16.
margenooth
Luce 8.2.
margenooti
Luce 24.13.
margenoot13
Niet die hy waerlick hadde, maer die hy haer scheen te hebben, overmits hare oogen gehouden wierden, dat sy hem niet en kenden, Luce cap. 24. vers 16.
margenoot14
Namelick, na Emmaus, Luce 24. vers 13. Siet daer oock dese historie breeder beschreven.
margenootk
Luce 24.36. Ioan. 20.19. 1.Cor. 15.5.
margenoot15
Ofte, daer sy by een saten.
margenootl
Matth. 28.19. Ioan. 15.16.
margenoot16
Gr. in alle de werelt.
margenoot17
Gr. alle creature, ofte, schepsel, Dat is, allen volckeren, Matth. 28.19. namelick, niet alleen den Ioden, maer oock den Griecken of Heydenen, dat is allerley soorten van volcken. siet Col. 1. vers 23.
margenootm
Ioan. 3.18. ende 12.48.
margenoot18
Namelick, voor soo veel noodigh sal zijn tot verbreydinge ende bevestinge der leere des Euangeliums. Want allen en is de gave om wonderteeckenen te doen niet gegeven, 1.Corinth. 12.28. Ende het en is oock niet noodigh wanneer ’t Euangelium genoeghsaemlick bevestight is.
margenootn
Luce 10.17. Actor. 5.16. ende 8.7. ende 16.18. ende 19.12.
margenooto
Actor. 2.4. ende 10.46. ende 19.6.
margenoot19
Dat is, met vreemde talen diese niet geleert en hadden, Actor. cap. 2. vers 4.
margenoot20
Namelick, onbeschadight, gelijck Paulus gedaen heeft, Actor. cap. 28. vers 5.
margenootp
Luce 10.19. Actor. 28.5.
margenootq
Actor. 28.8.
margenoot21
Gr. sy sullen het wel hebben, dat is, het sal met hen wel worden.
margenoot22
Namel. veertigh dagen langh, van het Koninckrijcke Godts, Actor. 1.3.
margenootr
Luce 24. versen 50, 51. Actor. 1.9.
margenoots
Actor. 1.2. 1.Timoth. 3.16.
margenoot23
Dat is, door de geheele werelt, Actor. 10. versen 28, 42.
margenoott
Actor. 14.3. Hebr. 2.4.
margenoot24
Ofte, bekrachtighde, namelick, door de werckinge sijnes Geests de predicatie sijnes woorts in de herten der menschen, tot hare bekeeringe. Siet Actor. 14. vers 3. ende 16.14. 1.Corinth. 3.7.
margenoot24
Ofte, bekrachtighde, namelick, door de werckinge sijnes Geests de predicatie sijnes woorts in de herten der menschen, tot hare bekeeringe. Siet Actor. 14. vers 3. ende 16.14. 1.Corinth. 3.7.
margenoot25
Namelick, van de predicatie des Euangeliums.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken