Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

1 Den Apostel gaet voort in het beschrijven van de hope der saligheyt, waer door wy versekert zijn, als dit lichaem, het welck een aerdsch tabernakel is, gebroken wort, dat wy een eeuwige woonstede hebben in den hemel. 4 waer mede wy verlangen overkleet te worden. 6 overmits soo lange wy in dit lichaem inwoonen, wy van den Heere uytwoonen. 9 Dat dan een yegelick neerstigh moet zijn om hem te behagen. 10 om dat wy alle voor den rechterstoel Christi moeten verschijnen. 11 Betuyght daerom oock sijne neerstigheyt onder haer. 12 niet om hemselven te prijsen, maer om haer stoffe van roem te geven tegen de valsche Apostelen. 15 Leert dat Christus voor allen gestorven ende opgeweckt is, op dat sy alle hem souden leven. 16 Waerom hy voortaen niemant meer en kent na den vleesche. 17 Maer na de nieuwe scheppinge die uyt Godt is in Christo. 19 Waer toe sy als gesanten Godts worden gebruyckt om de menschen met Godt in Christo te versoenen.

1

WAnt wy weten, dat soo Ga naar margenoot1 ons’ Ga naar margenoota aerdsche huys deses tabernakels Ga naar margenoot2 gebroken wort, wy Ga naar margenoot3 een gebouw van Godt hebben, een huys niet met handen gemaeckt, [maer] eeuwigh, in de hemelen.

2

Ga naar margenootb Want oock in desen suchten wy, verlangende met onse woonstede, die uyt den hemel is, overkleet te worden.

3

Ga naar margenootc Soo wy oock Ga naar margenoot4 bekleet [ende] niet naeckt en sullen gevonden worden.

4

Want oock wy, Ga naar margenoot5 die in desen tabernakel zijn, suchten Ga naar margenoot6 beswaert zijnde: Ga naar margenoot7 nademael wy niet en willen ontkleet, Ga naar margenoot8 maer overkleet worden, Ga naar margenootd op dat Ga naar margenoot9 het sterflicke Ga naar margenoot10 van het leven verslonden worde.

5

Die ons nu Ga naar margenoot11 tot dit selve bereyt heeft, is Godt, Ga naar margenoote die ons oock Ga naar margenoot12 het onderpandt des Geests gegeven heeft.

6

Wy hebben dan altijt goeden moedt, [kolom] ende weten dat wy inwoonende in ’t lichaem, uytwoonen Ga naar margenoot13 van den Heere:

7

Ga naar margenootf (Want wy wandelen Ga naar margenoot14 door geloove, [ende] Ga naar margenoot15 niet door aenschouwen.)

8

Maer wy hebben goeden moedt, ende hebben meer behagen om uyt het lichaem uyt te woonen, ende by den Heere in te woonen.

9

Daerom zijn wy oock Ga naar margenoot16 seer begeerigh, Ga naar margenoot17 het zy inwoonende, Ga naar margenoot18 het zy uytwoonende, om hem welbehagelick te zijn.

10

Ga naar margenootg Want wy alle moeten Ga naar margenoot19 geopenbaert worden voor den rechterstoel Christi, Ga naar margenooth op dat een yegelick Ga naar margenoot20 wech drage het gene Ga naar margenoot21 door het lichaem [geschiet,] na dat hy gedaen heeft, Ga naar margenoot22 het zy goet, Ga naar margenoot23 het zy quaet.

11

Wy dan wetende Ga naar margenoot24 den schrick des Heeren, bewegen de menschen tot het geloove, ende zijn Gode openbaer geworden: doch ick hope oock in uwe conscientien geopenbaert te zijn.

12

Ga naar margenooti Want wy en Ga naar margenoot25 prijsen ons selven u niet wederom aen, maer wy geven u oorsake Ga naar margenoot26 van roem over ons, op dat ghy [stoffe] soudet hebben tegen de gene Ga naar margenoot27 die in het aengesicht roemen, ende niet [in] het herte.

13

Want het zy dat wy Ga naar margenoot28 uytsinnigh zijn, wy zijn het Gode: het zy dat wy Ga naar margenoot29 gematight van sinnen zijn, wy zijn het u-lieden.

14

Want Ga naar margenoot30 de liefde Christi Ga naar margenoot31 dringht ons:

15

Ga naar margenoot32 Als die dit oordeelen, dat indien Ga naar margenoot33 een Ga naar margenoot34 voor alle Ga naar margenoot35 gestorven is, Ga naar margenoot36 sy dan alle gestorven zijn. Ende hy is voor alle gestorven, Ga naar margenootk op dat de gene die leven, niet meer Ga naar margenoot37 haer selven en souden leven, maer Ga naar margenoot38 dien die voor haer gestorven ende opgeweckt is.

16

Ga naar margenootl Soo dan, wy en kennen van nu aen niemant Ga naar margenoot39 na den vleesche: ende Ga naar margenoot40 indien wy oock Christum na den vleesche gekent hebben, nochtans en kennen wy [hem] Ga naar margenoot41 nu niet meer [na den vleesche.]

17

Soo dan indien yemant Ga naar margenoot42 in Christo is, die is Ga naar margenoot43 een nieuw schepsel: Ga naar margenootm het oude is voorby gegaen, siet, Ga naar margenoot44 het is al nieuw geworden.

18

Ende Ga naar margenoot45 alle dese dingen zijn uyt Gode, Ga naar margenootn die Ga naar margenoot46 ons met hemselven Ga naar margenoot47 versoent heeft door Iesum Christum, ende ons de bedieninge der versoeninge gegeven heeft.

19

Ga naar margenooto Ga naar margenoot48 Want Godt was in Christo Ga naar margenoot49 de

[Folio 98r]
[fol. 98r]

werelt met hemselven versoenende: hare sonden haer niet toereeckenende: ende heeft het woort der versoeninge Ga naar margenoot50 in ons geleght.

20

Soo zijn wy dan Ga naar margenootp gesanten van Christi wege, als of Godt door ons bade: wy bidden van Christi wege, Ga naar margenoot51 laet u met Godt versoenen.

21

Ga naar margenootq Want dien die geen sonde Ga naar margenoot52 gekent en heeft, Ga naar margenootr heeft hy Ga naar margenoot53 sonde voor ons gemaeckt, op dat wy souden worden Ga naar margenoot54 rechtveerdigheyt Godts Ga naar margenoot55 in hem.

margenoot1
D. ons’ swack ende sterflick lichaem, het welck wy op dese aerde dragen, van aerde gemaeckt is, ende met eenen tabernakel ofte hutte wort vergeleken, die men in ’t reysen lichtelick op maeckt, ende in het vertrecken wederom afbreeckt, ofte laet vervallen. siet dergelijcke Iob c. 4. vers 19. 2.Petr. cap. 1. versen 13, 14.
margenoota
2.Cor. 4.7.
margenoot2
Gr. ontbonden, los gemaeckt.
margenoot3
Sommige nemen dit voor de hemelsche heerlickheyt, waer mede onse lichamen ten uytersten dage eerst sullen verheerlickt worden. Doch alsoo de Apostel hier merckelick spreeckt van een gebouw ofte huys, het welck wy, na dat desen tabernakel gebroken is, van Godt sullen hebben, ende dat in den hemel, ende soo haest wy uyt dit lichaem gaen woonen, gelijck blijckt uyt versen 6, 8. soo wort het wel soo bequamelick voor de hemelsche heerlickheyt in het gemeyn genomen, waer mede de ziele verciert, ende gelijck als bekleet wort soo haest sy desen tabernakel afleght, ende waer mede het lichaem daer na sal bekleet worden als het uyt den dooden sal opgeweckt zijn. Siet van het eerste Hebr. cap. 11. versen 14, 16. Apoc. 7. vers 14. ende van het andere 1.Corinth. cap. 15. versen 42, 43. Philip. cap. 3. versen 20, 21.
margenootb
Rom. cap. 8. vers 23.
margenootc
Apocal. cap. 3. vers 18. ende 16.15.
margenoot4
Namelick, met het ware bruyloftskleet, dat is, die met de gerechtigheyt ende heyligheyt Christi in desen verhuysdagh sullen bevonden worden. Want andere die daer van ontbloot zijn, en hebben dese heerlickheyt niet te verwachten. Andere setten het over, Alsoo, ofte, nademael wy oock bekleet, etc. ende nemen ’t voor een verklaringe van het voorgaende.
margenoot5
Dat is, die in dit aerdsch ende sterflick lichaem noch leven.
margenoot6
Namelick, door het pack der sonde, ende der verdruckingen.
margenoot7
Dat is, geheel ontbloot worden van ons lichaem dat wy nu dragen, om het selve eeuwelick te derven. Ofte, in welcken, namelick, tabernakel zijnde wy niet en willen, etc.
margenoot8
Namelick, met de hemelsche heerlickheyt, na de ziele, terstont na de doot, ende na het lichaem, wanneer het ons sal weder gegeven worden ten uytersten dage. Sommige meynen dat Paulus hier soude wenschen te mogen leven in dit lichaem tot dat Christus sal komen om onse lichamen te veranderen, sonder dat wy die behoeven af te leggen: van welcke verborgentheyt gesproken wort 1.Corinth. cap. 15. vers 51. ende 1.Thessal. cap. 4. vers 17. Doch dit en is niet waerschijnlick, alsoo hy vers 8. seght, dat hy liever heeft uyt het lichaem te gaen uytwoonen, namelick, voor eenen tijt, ende by den Heere in te woonen.
margenootd
Rom. 8.11. 1.Cor. 15.53.
margenoot9
Dat is, de sterflickheyt daer ons lichaem nu mede beswaert is, ende in het graf beswaert blijft.
margenoot10
Dat is, van de salige onsterflickheyt geheel wech genomen worde, wanneer namelick Christus het selve weder sal opwecken, ende sijnen verheerlickten lichame gelijckformigh maken, Philip. 3. vers 21.
margenoot11
D. tot dese heerlickheyt in onse ziele, ende dese onsterflickheyt in onsen lichame. Gr. gewrocht, ofte, toegemaeckt.
margenoote
Rom. 8.16. 2.Corinth. 1.22. Ephes. 1.13. ende 4.30.
margenoot12
Namelick, den Heyligen Geest tot een onderpandt om ons hier van te versekeren. Siet Rom. cap. 8. vers 16. 2.Corinth. cap. 1. vers 22. Ephes. cap. 4. vers 30.
margenoot13
Namelick, Iesu Christo, wiens lichamelick aenschouwen ende tegenwoordigheyt wy soo lange moeten derven: gelijck blijckt vers 8. ende verklaert wort Phil. 1.23.
margenootf
1.Cor. 13.12. 2.Cor. 3.18.
margenoot14
Namelick, het welck eygentlick aenneemt, ende sich toe-eygent de dingen die men niet en siet, Hebr. 11.1.
margenoot15
Namelick, van de dingen die wy hopen. Siet Rom. 8. vers 24. 1.Cor. 13. vers 12. hoewel daer andersins oock een aenschouwen is des geloofs, Ioan. c. 6. vers 40. ende 8.56.
margenoot16
Gr. eergierigh. Siet oock Rom. 15. vers 20.
margenoot17
Namelick, by hem in den hemel, gelijck vers 8. Siet Apoc. cap. 7. vers 17. ende 14.4. Ofte, in den lichame, gelijck vers 6.
margenoot18
Namelick, van Christo buyten den hemel, terwijle wy noch dit sterflick lichaem dragen, ofte uyt het lichaem, gelijck vers 8.
margenootg
Matth. 25.32. Rom. 14.10.
margenoot19
Namelick, niet alleen ten aensien van onse persoonen, maer oock van onse gedachten, woorden, ende wercken, Rom.cap. 2. vers 16. Apocal. 2.23. ende cap. 20. vers 12.
margenooth
Psalm 62.13. Ierem. 17.10. ende 32.19. Matth. 16.27. Rom. 2.6. ende 14.12. 1.Cor. 3.8. Galat. 6.5. Apoc. 2.23. ende 22.12.
margenoot20
Nam. tot eene vergeldinge.
margenoot21
Namelick, hier in desen leven, ofte terwijle wy dit lichaem dragen.
margenoot22
D. den loon des goets, uyt genade.
margenoot23
D. den loon des quaets uyt verdienste. Siet van beyde Matth. 25.34, 41. Rom. 6.23.
margenoot24
Dat is, dit schrickelick ende vreeselick oordeel des Heeren, waer door wy moeten sorghvuldigh zijn om voor hem altijt oprechtelick te wandelen.
margenooti
2.Cor. 3.1. ende 10.8.
margenoot25
Dat is, recommandeeren.
margenoot26
Namelick, dat wy trouwe Apostelen Christi zijn, ende dat onse leere een leere is die de herten bekeert.
margenoot27
Dat is, alleen in gemaeckte ende opgepronckte wijsen van spreken, ende dergelijcke die wel eenen uytwendigen schijn hebben voor de menschen, maer ’t herte niet en raken.
margenoot28
Soo spreeckt den Apostel, als hy hemselven ende sijnen dienst moet prijsen, om dat het uytsinniger ende dwaser lieden werck schijnt te zijn van hemselven te roemen: ende verklaert dat hy dit doet niet om hemselven dese eere te geven, maer om Gode sijne eere te bewaren.
margenoot29
Soo spreeckt den Apostel wanneer hy, sonder van hemselven te moeten spreken, sijnen dienst by haer eenvoudelick uytvoert, het welcke hy verklaert oock tot haren besten te strecken. Siet 2.Corinth. 11. versen 1, 16, 17, etc. gelijck oock doorgaens in het twaelfde Capittel.
margenoot30
Dit kan verstaen worden, ofte van de liefde daer Christus ons mede lief heeft, ofte van de liefde daer mede wy hem lief hebben, om dat hy hemselven voor ons gegeven heeft, het welck het navolgende vers schijnt mede te brengen, hoewel oock dese onse liefde uyt sijne liefde tegen ons vloeyt.
margenoot31
Dat is, besit ons geheel, ende beweeght ons om het selve te doen. Siet oock Actor. 18.5.
margenoot32
Dat is, voor vast houden.
margenoot33
Namelick, Christus.
margenoot34
Nam. die in hem gelooven. Ioan. 3.16. Actor. 10.43. Rom. 3.22. ende 10.4. Hebr. 5.9. ende 10.14.
margenoot35
Namelick, om hare sonden te vernietigen.
margenoot36
Namel. met hem om door sijnen doot niet alleen vergevinge der sonden ende versoeninge met Godt te verkrijgen, maer oock om de sonde af te sterven, gelijck Rom. 6.6. Hebr. 9.26, 27, 28.
margenootk
Rom. 14.7. Gal. 2.20. 1.Thess. 5.10. 1.Petr. 4.2.
margenoot37
Dat is, tot haer selfs gemack, nut, ende eere.
margenoot38
D. tot dienst ende eere van dien.
margenootl
Matth. 12.50. Ioan. 15.14. Gal. 5.6. ende 6.15. Col. 3.11.
margenoot39
D. na het uyterlick aensien, maeghschap, gestalte, eere, wijsheyt, ofte welsprekentheyt: maer (wil hy seggen) alleen na den geest, dat is, na de geestelicke kracht die in hem is, ende door hem gewrocht wort.
margenoot40
Gelijck Paulus getuyght, dat hy oock Christum gesien heeft, 1.Cor. 9.1.
margenoot41
Namel. om daer over te roemen, ofte onse achtinge daer door te soecken, gelijck sommige doen.
margenoot42
Dat is, waerlick Christum kent, ende met hem vereenight is.
margenoot43
Dat is, door de kracht ende den Geest Christi wedergeboren, sonder op die vleeschelicke dingen meer te achten, ofte sijn geluck daer in te soecken, Gal. 6.15.
margenootm
Iesa. 43.18. Apoc. 21.5.
margenoot44
Namelick, in het Rijcke Christi: ende hier siet d’Apostel op de beloften Godts, Iesa. 65. vers 17. ende 66.22. daer dese vernieuwinge van alle dingen, die alleen voor Godt geldt, onder het Rijcke Christi belooft wort: waer van een deel nu vervult is in de ware geloovige, die door Godts Geest vernieuwt zijn, ende het overige vervult sal worden in het toekomende leven, na de opstandinge. Siet 2.Petr. 3.13. Apoc. 21.5.
margenoot45
Namelick, die dese nieuwe scheppinge aengaen.
margenootn
Col. 1.20. 1.Ioan. 2.2. ende 4.10.
margenoot46
Namelick, die in Christum gelooven.
margenoot47
Namel. doe wy noch sijne vyanden waren: gelijck Paulus spreeckt Rom. cap. 5. vers 8, etc.
margenooto
Rom. 3. versen 24, 25 Coloss. 1.20.
margenoot48
Ofte, hoe dat Godt, etc.
margenoot49
Dat is, de uytverkorene ende geloovige door de geheele werelt, gelijck Ioan. cap. 6. versen 33, 51.
margenoot50
D. ons toebetrouwt, om het selve in sijnen name te verkondigen.
margenootp
2.Cor. 3.6.
margenoot51
Namelick, door het geloove in Christum ende sijnen bloede, Rom. 3.25.
margenootq
Iesa. 53.9. 1.Petr. 2.22. 1.Ioan. 3.5.
margenoot52
D. die van alle sonde vry is geweest, 1.Petr. 2.22.
margenootr
Iesa. 53.12. Rom. 8.3. Galat. 3.13.
margenoot53
Dat is, een offerande voor de sonde, gelijck Levit. cap. 7. vers 2. Ofte, sonde, door toereeckeninge van onse sonden, gelijck hy oock geseght wort een vloeck geworden te zijn, Galat. cap. 3. vers 13.
margenoot54
Dat is, gerechtveerdight voor Godt: Ofte, dat de rechtveerdigheyt Godts ons soude toegereeckent worden, Rom. 4. versen 4, 5, etc.
margenoot55
Namelick, Christo, ten aensien dat wy in hem zijn, ende sijne gerechtigheyt ons wort toegereeckent. Rom. cap. 8. vers 1, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken