Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

1 Den Apostel verklaert ende bewesen hebbende de vryheyt der Christenen van het jock der wet, vermaent de Galaten, datse in die vryheyt blijven ende volherden. 2 dat andersins Christus haer niet nut en is, 5 ende dat de rechtveerdigheyt niet en wort verkregen dan door een geloove werckende door de liefde. 7 Betuyght dat het gevoelen der valsche leeraers uyt Godt niet en is, maer als een suerdeessem: ende dat deselve van Godt sullen gestraft worden. 11 dat sy oock t’onrecht des Apostels naem misbruyckten. 13 Leert dat dese vryheyt moet gebruyckt worden, met liefde des naesten, sonder twist. 16 Vermaent haer datse de begeerlickheden des vleeschs door de kracht des Geests overwinnen. 17 Beschrijft daerom den strijt des vleeschs tegen den Geest in de geloovige. 19 verhaelt de vruchten des vleeschs. 22 ende des Geests. 24 aenwijsende dat dit de rechte Christenen zijn, die door den Geest het vleesch overwinnen.

1

Ga naar margenoot1 STaet Ga naar margenoota dan Ga naar margenoot2 in de vryheyt, met welcke ons Ga naar margenoot3 Christus vry gemaeckt heeft, ende en wort niet Ga naar margenoot4 wederom Ga naar margenootb met Ga naar margenoot5 het jock der dienstbaerheyt Ga naar margenoot6 bevangen.

2

Siet, Ga naar margenoot7 ick Paulus segge u, Ga naar margenootc Ga naar margenoot8 soo ghy u laet besnijden, Ga naar margenoot9 dat Christus u niet nut en sal zijn.

3

Ende ick betuyge wederom eenen yegelicken mensche Ga naar margenoot10 die hem laet besnijden, dat hy Ga naar margenoot11 een schuldenaer is Ga naar margenoot12 de geheele wet te doen.

4

Christus is u Ga naar margenoot13 ydel geworden die door de wet gerechtveerdight Ga naar margenoot14 [wilt] worden, ghy zijt Ga naar margenoot15 van de genade Ga naar margenoot16 vervallen.

5

Want Ga naar margenoot17 wy Ga naar margenoot18 verwachten Ga naar margenoot19 door den Geest Ga naar margenoot20 uyt den geloove de hope der rechtveerdigheyt.

6

Ga naar margenootd Want Ga naar margenoot21 in Christo Iesu en heeft noch Ga naar margenoot22 besnijdenisse eenige Ga naar margenoot23 kracht, noch Ga naar margenoot24 voorhuydt: maer Ga naar margenoot25 het geloove Ga naar margenoot26 door de liefde Ga naar margenoote Ga naar margenoot27 werckende.

7

Ghy Ga naar margenoot28 liept wel, Ga naar margenootf Ga naar margenoot29 wie heeft u verhindert Ga naar margenoot30 de waerheyt Ga naar margenoot31 niet gehoorsaem te zijn?

[Folio 105r]
[fol. 105r]

8

Ga naar margenoot32 Dit gevoelen en is niet uyt Ga naar margenoot33 hem die u roept.

9

Ga naar margenootg Ga naar margenoot34 Een weynigh suerdeessem versuert het geheele deegh.

10

Ga naar margenooth Ick vertrouwe van u in den Heere, dat ghy Ga naar margenoot35 niet anders en sult gevoelen: maer Ga naar margenoot36 die u ontroert, sal Ga naar margenoot37 het oordeel dragen, Ga naar margenoot38 wie hy oock zy.

11

Maer ick, broeders, indien ick Ga naar margenoot39 noch Ga naar margenoot40 de besnijdenisse predike, Ga naar margenoot41 waerom worde ick noch vervolght? Soo is dan Ga naar margenooti Ga naar margenoot42 de ergernisse des kruyces Ga naar margenoot43 vernietight.

12

Ga naar margenootk Och of sy oock Ga naar margenoot44 afgesneden wierden, die u Ga naar margenoot45 onrustigh maken.

13

Want ghy zijt Ga naar margenoot46 tot vryheyt Ga naar margenoot47 geroepen, broeders: Ga naar margenootl alleenlick Ga naar margenoot48 [en gebruyckt] de vryheyt niet tot Ga naar margenoot49 een oorsake voor het vleesch: maer Ga naar margenoot50 dient malkanderen door de liefde.

14

Ga naar margenootm Want Ga naar margenoot51 de geheele wet wort in Ga naar margenoot52 een woort Ga naar margenoot53 vervult, [namelick] in dit, Ga naar margenootn Ghy sult uwen naesten lief hebben, gelijck u selven.

15

Maer Ga naar margenooto indien ghy malkanderen Ga naar margenoot54 bijt ende vereet, siet toe dat ghy van malkanderen niet Ga naar margenoot55 verteert en wort.

16

Ende Ga naar margenoot56 ick segge, Ga naar margenootp wandelt Ga naar margenoot57 door den Geest, Ga naar margenoot58 ende en volbrenght Ga naar margenoot59 de begeerlickheyt des vleesches niet.

17

Ga naar margenootq Want het vleesch Ga naar margenoot60 begeert tegen den Geest, ende de Geest tegen ’t vleesch: ende dese Ga naar margenoot61 staen tegen malkanderen, alsoo Ga naar margenoot62 dat ghy niet en doet het gene Ga naar margenoot63 ghy wildet.

18

Maer indien ghy Ga naar margenoot64 door den Geest geleyt wort, soo en zijt ghy Ga naar margenoot65 niet onder de wet.

19

Ga naar margenootr De wercken Ga naar margenoot66 des vleeschs nu Ga naar margenoot67 zijn openbaer: welcke zijn overspel, hoererije, onreynigheyt, Ga naar margenoot68 ontuchtigheyt,

20

Afgoderije, Ga naar margenoot69 fenijngevinge, vyantschappen, twisten, Ga naar margenoot70 afgunstigheden, toorne, gekijf, tweedracht, ketterijen, [kolom]

21

Nijdt, moort, dronckenschappen, Ga naar margenoot71 brasserijen, ende Ga naar margenoot72 dergelijcke: Ga naar margenoots van dewelcke ick u Ga naar margenoot73 te voren segge, gelijck ick oock Ga naar margenoot74 te voren geseght hebbe, dat Ga naar margenoot75 die sulcke dingen doen Ga naar margenoot76 het Koninckrijcke Godts Ga naar margenoot77 niet en sullen Ga naar margenoot78 be-erven.

22

Ga naar margenoott Maer Ga naar margenoot79 de vrucht des Geests, is liefde, Ga naar margenoot80 blijdtschap, vrede, lanckmoedigheyt, goedertierenheyt, goetheyt, Ga naar margenoot81 geloove, sachtmoedigheyt, Ga naar margenoot82 matigheyt.

23

Ga naar margenootv Tegen Ga naar margenoot83 de soodanige Ga naar margenoot84 en is de wet niet.

24

Ga naar margenootx Maer Ga naar margenoot85 die Christi zijn, Ga naar margenoot86 hebben het vleesch gekruyst met Ga naar margenoot87 de bewegingen ende begeerlickheden.

25

Indien wy door Ga naar margenoot88 den Geest leven, soo laet ons oock Ga naar margenoot89 door den Geest wandelen.

26

Ga naar margenoot90 En laet ons niet zijn Ga naar margenoot91 soeckers van ydele eere, malkanderen Ga naar margenoot92 tergende, malkanderen Ga naar margenoot93 benijdende.

margenoot1
D. blijft volstandigh sonder afwijcken. siet 1.Cor. 16.vers 13.
margenoota
Ioan. 8.32. Rom. 6.18. 1.Petr. 2.16.
margenoot2
Namel. van de dienstbaerheyt der wet, waer van in de voorgaende Capittelen is gesproken.
margenoot3
Namel. die ons van den vloeck ende dwangh der wet bevrijdt heeft, ende alle de ceremonien der wet vervult ende afgedaen heeft. Siet Ioan. 8.36.
margenoot4
Gelijck ghy te voren de dienstbaerheyt der afgoden onderworpen zijt geweest, ende daer van verlost, en neemt niet wederom een nieuwe dienstbaerheyt van ceremonien aen. Siet Galat. 4. vers 8.
margenootb
Iesa. 9.3.
margenoot5
Dat is, de sware ende moeijelicke onderhoudinge der ceremonien, welcke Petrus, Actor. 15. vers 10. noemt een ondragelick jock.
margenoot6
Dat is, gelijck als met zeelen ende stricken daer aen gebonden ende vast gemaeckt. Een gelijckenisse genomen van de ossen, die men het jock aen de hoornen vast bindt, om haer te dwingen.
margenoot7
Namel. die een Apostel ben Iesu Christi, niet van menschen noch door menschen, maer van Godt selve daer toe beroepen. Siet Galat. 1.1. Hy stelt dan sijne Apostolische authoriteyt tegen het aensien van de valsche Apostelen.
margenootc
Actor. 15.1.
margenoot8
Gr. soo ghy besneden wort, Namelick, met sulck een meyninge, dat de besnijdenisse noch ter saligheyt noodigh is, ende dat ghy daer door sult gerechtveerdight worden.
margenoot9
Dat is, dat ghy dan geen deel en hebt aen de gerechtigheyt Christi. Want de gene die hare eygene gerechtigheyt soecken op te richten, en zijn de gerechtigheyt Godts niet onderworpen, Rom. 10.3. Ende die de besnijdenisse noch houdt als nootsakelick, die versaeckt daer mede dat Christus volbracht heeft het gene daer door voorgebeelt was.
margenoot10
Gr. die besneden wort, gelijck te voren vers 2.
margenoot11
Dat is, dat hy daer mede hemselven verplicht ende verbindt.
margenoot12
D. volkomelick de gantsche wet in alles te onderhouden om door de wet gerechtveerdight te worden: het welck dewijle niemant en doet, ofte nu doen en kan, soo zijn alle die in de wet hare gerechtigheyt soecken, den vloeck onderworpen, Deuter. cap. 27. vers 26. Iacob. 2.10.
margenoot13
Gr. ghy zijt verydelt ofte vernietight van Christo, dat is, hoewel ghy Christi gerechtigheyt wilt mengen met de wet, soo en sal u dat niet mogen baten, alsoo sulcke vermenginge onmogelick is, ende de gerechtigheyt Christi te niete gedaen wort, soo de gerechtigheyt uyt de wet is, Galat. cap. 2. vers 21.
margenoot14
Gr. gerechtveerdight wort.
margenoot15
Dat is, van de gunste Godts, ende volgens dien van alle de weldaden Godts die daer uyt vloeijen, als daer zijn de krachtige beroepinge, het geloove, vergevinge der sonden, rechtveerdighmakinge, heylighmakinge, ende het eeuwige leven. Want door de wercken ende door de genade gerechtveerdight te worden, en konnen te samen niet bestaen, Rom. cap. 11. vers 6.
margenoot16
Dat is, soudet vervallen, soo ghy door de wet wilt gerechtveerdight worden. Ofte dit spreeckt hy niet ten aensien van de ware geloovige, die nimmermeer van de genade Godts teenemael noch eyndelick en vervallen, 1.Petr. cap. 1. vers 5. 1.Ioan. cap. 3. vers 9. maer ten aensien van de huychelaren, die in de genade Godts schenen te staen, ende geseght worden van deselve te vervallen, wanneer sy bekent ende openbaer worden, datse in de genade Godts noyt gestaen en hebben, 1.Ioan. cap. 2. vers 19.
margenoot17
Namelick, geloovige uyt de Ioden, dien de wet gegeven was: hoe veel te meer behoort dan ghy die uyt de Heydenen zijt, ende de wet niet gehadt en hebt, oock door het geloove ende niet door de wet de rechtveerdigheyt te soecken, Galat. cap. 2. versen 15, 16.
margenoot18
Dat is, vertrouwen dat wy de rechtveerdigheyt hebben ende de vrucht van die, welcke wy nu hopen, sekerlick sullen verkrijgen, Rom. cap. 8. vers 24. Tit. cap. 2. vers 13.
margenoot19
Namel. Godts, die dit vertrouwen in ons werckt.
margenoot20
Namelick, in Christum, waer mede wy de verdiensten Christi aennemen. Ende niet uyt de wercken der wet.
margenootd
Matth. 12.50. Ioan. 15.14. 1.Corinth. 7.19. 2.Corinth. 5.17. Galat. 6.15. Coloss. cap. 3. vers 11.
margenoot21
Dat is, nu in het Rijcke Christi onder het Nieuwe Testament: om een Christen te zijn.
margenoot22
Dat is, alle de ceremonien ende voordeelen die den Ioden eertijts gegeven waren.
margenoot23
Namelick, om te rechtveerdigen.
margenoot24
Dat is, onbesneden te zijn, dat en voordert noch en schadet niet ter saligheyt. Siet Rom. 3.30.
margenoot25
Namelick, heeft alleen die kracht, als zijnde een instrument waer door wy de gerechtigheyt Christi aennemen ende deelachtigh worden.
margenoot26
Dat is, door betooninge van de wercken der liefde tegen Godt ende den naesten. Waer mede het ware geloove onderscheyden wort van de uyterlicke belijdenisse des geloofs der huychelaren, het welck een doot geloove is, ende niet en kan saligh maken. Siet Iacob. cap. 2. versen 14, 20, 26. Met dese beschrijvinge beantwoort hy oock de lasteringe der valsche leeraren die leerden, dat de leere van de rechtveerdighmakinge door het geloove alleen sorgeloose ende godtloose menschen maeckt.
margenoote
1.Thess. cap. 1. vers 3.
margenoot27
Of, werckachtigh ende dadigh zijnde.
margenoot28
Namelick, in de loopbane des rechten geloofs, dat is, vast houdende aen de rechte leere der rechtveerdighmakinge ende der Christelicke vryheyt. Een gelijckenisse van de gene die om strijt in de loopbane loopen. Siet 1.Corinth. 9. versen 24, 26. Philip. cap. 3. vers 14.
margenootf
Galat. cap. 3. vers 1.
margenoot29
Dat is, uwen loop op gehouden ende als afgesneden. Dit vraeght hy als hem verwonderende over hare groote onstantvastigheyt in de suyvere leere: ende met een leght hy hier van de voornaemste schult op de verleyders, om haer te toonen dat hy geloofde datse uyt swackheyt ende niet uyt boosheyt sondighden, ende om alsoo haer te beter te gewinnen.
margenoot30
Namelick, van de rechtveerdighmakinge des menschen uyt genade, door het geloove, sonder de wercken, Galat. cap. 2. vers 5.
margenoot31
Dat is, niet aen te nemen, niet te gelooven, ende niet stantvastelick daer by te blijven.
margenoot32
Gr. dese wijsmakinge, ofte, overredinge, namelick, der valscher Apostelen, die u wijs maken, en soecken u te doen gelooven, dat de rechtveerdigheyt oock uyt de wet is, ende niet alleen door Christum.
margenoot33
Namel. Godt, ofte, Christo. Siet Galat. 1.6. ende over sulcks niet goet, noch met de waerheyt over een komende.
margenootg
1.Corinth. 5.6.
margenoot34
Siet van dese gelijckenisse 1.Cor. c. 5. vers 6. Door desen suerdeessem kan verstaen worden, ofte de valsche leere selve, gelijck Matth. 16. versen 6, 12. ofte de menschen, die dese leere dreven, welcke hoewelse weynigh waren, evenwel groote schade deden om de geheele gemeynte met der tijt te verderven, ende daerom te meer gemijdet moesten worden.
margenooth
2. Corinth. 2.3. ende 8.22.
margenoot35
Namelick, als ick u geleert hebbe, ende noch in desen sendtbrief leere.
margenoot36
D. met valsche ende vreemde leere uwe conscientien onrustigh maeckt, ende den vrede van de gemeynte verstoort.
margenoot37
Dat is, van Godt rechtveerdelick ende sekerlick gestraft worden. Een Hebreeusche wijse van spreken. Siet Matth. 23.14.
margenoot38
D. die daer aen schult heeft, van wat aensien hy oock soude mogen wesen.
margenoot39
Namel. gelijck ick gedreven hebbe als ick noch een Pharizeer was, met sulcken meyninge, om daer door gerechtveerdight te worden.
margenoot40
D. leere dat de besnijdenisse ende de andere ceremonien der wet noodigh zijn om ter saligheyt onderhouden te worden, gelijck my de valsche Apostelen na geven.
margenoot41
D. dat sulck na geven onwaerachtigh is, blijckt uyt de vervolgingen, die my de Ioden dagelicks aendoen, om geen ander oorsake, dan om dat ick leere dat de besnijdenisse ende andere ceremonien van Christo afgedaen zijn.
margenooti
1.Corinth. 1.23.
margenoot42
D. den aenstoot, die de Ioden nemen van de Christelicke leere, waer door geleert wort dat Christus door sijne kruycinge ende doot alleen ons van den vloeck verlost, ende de saligheyt verkregen heeft, 1.Corinth. 1.23.
margenoot43
D. soude ophouden.
margenootk
Iosu. 7.25.
margenoot44
Nam. van de gemeynte ende geselschap der geloovige. Dit wenscht hy uyt eenen Apostolischen yver tot de eere Godts, ende tot de saligheyt der menschen: niet uyt een wraeckgierigh gemoedt. Daerom en strijt sulcks niet tegen ’t gebodt Christi, Matth 5.44. noch tegen sijne eygene leere, Rom. 12.14.
margenoot45
D. ontroeren, gelijck vers 10.
margenoot46
Siet vers 1.
margenoot47
Nam. van Godt ende van Christo. siet vers 8. Gal. 1.6.
margenootl
1.Cor. 8.9. Iude vers 4. 1.Petr. 2.16.
margenoot48
Te voren heeft hy haer vermaent om stantvastigh te blijven by de Christelicke vryheyt, hier vermaent hy haer voorders tot het recht gebruyck der selve.
margenoot49
D. om dese vryheyt te misbruycken tot volbrenginge van de begeerlickheden des vleeschs, ende tot eenen deckmantel der sonden, 1.Petr. 2.16.
margenoot50
D. hoewel ghy vry zijt van de dienstbaerheyt der wet, soo moet ghy evenwel malkanderen de diensten der liefde betoonen. Want hoewel ghy vry zijt van de wet der ceremonien, soo en zijt ghy niet vry van de wet der liefde, Rom. 13.8. 1.Petr. 2.17.
margenootm
Rom. 13.8.
margenoot51
Gr. alle de wet, namelick, van de tweede tafel, waer in Godt ons voorschrijft hoe wy ons moeten dragen tegen onsen naesten. siet Rom. 13.8.
margenoot52
D. in een gebodt. siet Deut. 4.13.
margenoot53
D. kortelick ende sommierlick als in een hooftstuck begrepen. Siet Levit. 19.18. Matth. 22.39. Rom. 13.8.
margenootn
Levit. 19.18. Matth. 22.39. Marc. 12.31. Iacob. 2.8.
margenooto
2.Cor. 12.20.
margenoot54
D. met twisten, lasteren, ende oneenigheden over dit stuck van de Christelicke vryheyt malkandren quelt, ende leet aendoet.
margenoot55
D. dat door uw’ twisten u geloove niet verkrenckt, ende de welstant, vrede, ende ruste der gemeynte verbroken en worde.
margenoot56
D. dit is’t dat ick wil seggen. siet Gal. 3.17. ende 4.1. Hy verklaert hier naerder het gene hy geseght hadde vers 13. ende wijst aen ’t middel waer door het misbruyck der vryheyt vermijdet wort.
margenootp
Rom. 13.14. 1.Petr. 2.11.
margenoot57
Wanneer Geest ende vleesch in den mensche tegen malkanderen gestelt worden, soo wort door den Geest verstaen het deel des menschen dat door den Geest is wedergeboren: ende door ’t vleesch de natuerlicke verdorventheyt, die de wedergeborene noch aenkleeft. Siet Rom. 8.1.
margenoot58
Ofte, ende ghy en sult niet volbrengen: aenwijsende wat vrucht daer uyt sal volgen, als men na den Geest wandelt. Ende soo sal dan dit het middel zijn om te verhoeden het misbruyck der vryheyt.
margenoot59
D. de quade gedachten, genegentheden, bewegingen, ende lusten der verdorvene nature, die den wedergeborenen noch aenhangen.
margenootq
Rom. 7.15, etc.
margenoot60
D. de quade lusten des vleeschs strijden tegen de goede lusten, die de H. Geest in de wedergeborene verweckt.
margenoot61
D. zijn tegenstrijdende lusten.
margenoot62
D. niet en kondt altijt volbrengen.
margenoot63
Nam. na de goede lusten ende begeerten die de H. Geest in u gewrocht heeft: gelijck oock daer tegen de lusten des Geests verhinderen dat ghy de lusten des vleeschs niet en volbrenght, Rom. 7.19, etc.
margenoot64
Namel. alsoo dat de Geest ende de goede begeerlickheden, die deselve in u werckt, de overhant in u hebben, soo dat ghy u daer door in de wegen Godts laet geleyden.
margenoot65
D. niet onder den dwangh der wet, die door vreese van de dreyginge der wet ontstaet, noch onder den vloeck des selven, noch onder het jock der ceremonien. Want dese Geest, die de wedergeborene leyt, en is niet een Geest der dienstbaerheyt tot vreese, maer der aenneminge tot kinderen, ende der vryheyt. Siet Rom. 8.15. Galat. 4.6.
margenootr
1. Corinth. 3.3. Iacob. 3.14.
margenoot66
D. die het vleesch, ofte de verdorvenheyt onser nature voort brenght: ende daer in des menschen verdorvene aert behagen heeft.
margenoot67
D. zijn genoeghsaem bekent, alsoo men uyt het licht der nature weet, dat deselve quaet, schandelick, ende oneerlick zijn. Ofte, konnen niet verholen blijven, hoe seer de menschen die oock soecken te bedecken.
margenoot68
D. geylheyt, dertelheyt, wulpsheyt.
margenoot69
Ofte, tooverije.
margenoot70
Ofte, jalousie, wanneer men misgunt dat het sijnen naesten wel gaet, ofte sijn voordeel soeckt met schade sijns naesten.
margenoot71
Siet Rom. 13. vers 13. Ephes. 5.18.
margenoot72
Dit wort daer by gedaen, om datter noch veel meer zijn, ende het te langh soude vallen alle die te verhalen.
margenoots
1.Corinth. 6.10. Ephes. 5.5. Coloss. 3.6. Apocal. 22.15.
margenoot73
D. niet alleen als een Leeraer onderwijse, maer oock als een Propheet te voren sekerlick verkondige, ende waerschouwe.
margenoot74
Nam. 1.Cor. cap. 6. versen 9, 10. Ephes. 5.5.
margenoot75
D. sulcke ende dergelijcke wercken des vleeschs.
margenoot76
Namelick, het Rijcke der heerlickheyt: ofte de eeuwige saligheyt in den hemel.
margenoot77
Namel. ’t en zy datse haer van sulcke sonden van herten bekeeren.
margenoot78
D. verkrijgen ende besitten. Want dit Rijck en wort niet verkregen uyt verdiensten, maer uyt genade, als een erffenisse. Siet Matth. 19.29. ende 25.34. 1.Corinth. 6. vers 10.
margenoott
Ephes. 5.9.
margenoot79
D. de wercken, die de Geest Godts, in de wedergeborene werckt: en uyt welcke de wedergeboorte bekent wort.
margenoot80
Namelick, door den Heyligen Geest, Rom. 14.17. ontstaende uyt de versekertheyt dat wy vrede met Godt hebben.
margenoot81
D. trouwe in beloften ende bedieninge sijns ampts.
margenoot82
Ofte, kuysheyt, onthoudinge van onbehoorlicke lusten.
margenootv
1. Timoth. 1.9.
margenoot83
Dat is, die dese ende dergelijcke deughden in haer leven oeffenen ende betoonen.
margenoot84
Namel. die haer sal verdoemen. Siet vers 18.
margenootx
Rom. 6.6. ende 13. vers 14. Galat. 2.20. 1.Petr. 2.11.
margenoot85
D. Christo door den waren geloove ingelijft, hem toebehooren: die rechte Christenen zijn.
margenoot86
D. zijn niet alleen schuldigh haren verdorvenen aert te dooden, ende die niet te laten heerschen: maer door de kracht des Geests Christi, die sy hebben ontfangen, doen oock sulcks in der daet.
margenoot87
Namelick, niet de natuerlicke, maer die tegen de wet Godts strijden, welcke voort komen uyt den verdorvenen aert des menschen, Rom. 1.24, 26.
margenoot88
Dat is, door den Heyligen Geest uyt den doot der sonden tot een nieuw leven opgeweckt zijn.
margenoot89
D. in ons leven volgen de leydingen des Heyligen Geests, ende de voorseyde vruchten des selven voort brengen, Rom. cap. 8. vers 5, etc.
margenoot90
De Apostel vermaent nu voorders de Galaten om eenige besondere sonden te vlieden ende deughden te betrachten. Waerom sommige het seste Capittel van hier beginnen.
margenoot91
D. eergierigh zijn, om boven andere uyt te steken, ofte over andere te heerschen.
margenoot92
Gr. beroepende, ofte, uytdagende, namelick, met verachtinge, smaetheden, schelden, ofte dergelijcke.
margenoot93
Namelick, malkanders deughden, staten, ofte gelegentheden, het welck gemeynlick uyt eergierigheyt voort komt, ende met deselve vergeselschapt is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken