Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het iiij. Capittel.

1 D’Apostel vermaent de Philippensen tot stantvastigheyt in het geloove, 2 ende twee vrouwen onder haer tot eenigheyt. 4 voorders tot Christelicke blijdtschap. 5 bescheydenheyt. 6 gerustheyt des gemoedts. 8 ende tot verscheydene andere Christelicke deughden. 10 Daer na bedanckt hy de Philippensen van het onderhoudt het welck sy hem door Epaphroditum gesonden hadden: 11 dat hy sulcks niet uyt gierigheyt hadde genooten, alsoo hy geleert hadde gebreck te lijden. 14 Dat sy daer aen wel hadden gedaen, ende meer als alle de andere gemeynten. 18 Dat hy het wel hadde van Epaphrodito ontfangen. 19 ende dat Godt het soude vergelden. 20 Eyndelick besluyt hy desen brief met lofsegginge tot Godt, ende gewoonlicke groetenissen, ende wenschingen.

1

Ga naar margenoot1 SOo dan, mijne geliefde ende Ga naar margenoot2 seer gewenschte broeders, Ga naar margenoot3 mijne blijdtschap Ga naar margenoota Ga naar margenoot4 ende kroone, Ga naar margenoot5 staet Ga naar margenoot6 alsoo Ga naar margenoot7 in den Heere, geliefde.

2

Ick vermane Ga naar margenoot8 Euodiam, ende ick vermane Syntychen, dat sy Ga naar margenoot9 eens gesint zijn Ga naar margenoot10 in den Heere.

3

Ende ick bidde oock u, Ga naar margenoot11 ghy [mijn] oprechte Ga naar margenoot12 medegesel, zijt Ga naar margenoot13 dese [vrouwen] Ga naar margenoot14 behulpigh, die met my Ga naar margenoot15 gestreden hebben in den Euangelio, Ga naar margenoot16 oock met Clemens, ende de andere mijne Ga naar margenoot17 mede-arbeyders, Ga naar margenoot18 welcker namen Ga naar margenootb Ga naar margenoot19 zijn Ga naar margenoot20 in ’t boeck des levens.

[Folio 112v]
[fol. 112v]

4

Ga naar margenootc Ga naar margenoot21 Verblijdt u in den Heere Ga naar margenoot22 alle tijt: wederom segge ick, Verblijdt u.

5

Uwe Ga naar margenoot23 bescheydenheyt zy alle menschen bekent. Ga naar margenootd Ga naar margenoot24 De Heere is na by.

6

Ga naar margenoote Weest in geen dingh Ga naar margenoot25 besorght: maer laet Ga naar margenoot26 uwe begeerten in alles, door bidden ende smeecken, met dancksegginge Ga naar margenoot27 bekent worden by Godt.

7

Ga naar margenootf Ende Ga naar margenoot28 de vrede Godts, Ga naar margenoot29 die alle verstant te boven gaet, sal uwe herten ende uwe Ga naar margenoot30 sinnen Ga naar margenoot31 bewaren in Christo Iesu.

8

Voorts, broeders, al wat waerachtigh is, Ga naar margenootg Ga naar margenoot32 al wat eerlick is, al wat rechtveerdigh is, al wat Ga naar margenooth Ga naar margenoot33 reyn is, al wat Ga naar margenoot34 lieflick is, al wat Ga naar margenoot35 wel luydt, soo daer eenige deught is, ende soo daer eenigen lof is, dat selve Ga naar margenoot36 bedenckt.

9

Ga naar margenoot37 Het gene ghy oock geleert, ende ontfangen, ende gehoort, ende in my gesien hebt, dat doet: ende Ga naar margenoot38 de Godt des vredes Ga naar margenoot39 sal met u zijn.

10

Ende ick ben grootelicks verblijdt geweest Ga naar margenoot40 in den Heere, dat ghy nu een mael wederom Ga naar margenoot41 verwackert zijt Ga naar margenooti om Ga naar margenoot42 aen my te gedencken: waer aen ghy oock Ga naar margenoot43 gedacht hebt, maer ghy en hebt Ga naar margenoot44 de gelegentheyt niet gehadt.

11

Niet dat ick [dit] segge Ga naar margenoot45 van wegen gebreck: want ick Ga naar margenoot46 Ga naar margenootk hebbe geleert Ga naar margenoot47 vergenoeght te zijn Ga naar margenoot48 in’t gene ick ben.

12

Ende Ga naar margenoot49 ick weet Ga naar margenoot50 Ga naar margenootl vernedert te worden, ick weet oock Ga naar margenoot51 overvloet te hebben: allesins ende in allen ben ick Ga naar margenoot52 onderwesen, beyde verzadight te zijn, ende honger [kolom] te lijden, beyde overvloet te hebben, ende gebreck te lijden.

13

Ga naar margenoot53 Ick vermagh Ga naar margenoot54 alle dingen door Christum die my Ga naar margenoot55 kracht geeft.

14

Nochtans hebt ghy wel gedaen, dat ghy Ga naar margenoot56 met mijne verdruckinge Ga naar margenoot57 gemeynschap gehadt hebt.

15

Ga naar margenootm Ende oock ghy Philippensen wetet, dat Ga naar margenoot58 in het begin des Euangeliums, doe ick van Macedonien vertrocken ben, geene gemeynte Ga naar margenoot59 my [yet] mede gedeelt heeft Ga naar margenoot60 tot reeckeninge van uytgeef ende ontfangh, dan ghy alleen.

16

Want oock Ga naar margenoot61 in Thessalonica hebt ghy my een mael ende ander mael gesonden tot nootdruft.

17

Niet dat ick de gave Ga naar margenoot62 soecke, maer ick soecke Ga naar margenoot63 de vrucht die overvloedigh is Ga naar margenoot64 tot uwe reeckeninge.

18

Maer ick hebbe Ga naar margenoot65 alles ontfangen, ende Ga naar margenoot66 ick hebbe overvloet: ick ben Ga naar margenoot67 vervult geworden, als ick van Epaphrodito ontfangen hebbe, dat van u [gesonden was, Ga naar margenootn als] Ga naar margenoot68 eenen welrieckenden reuck, een aengename offerande, Gode welbehagelick.

19

Doch Ga naar margenoot69 mijn Godt sal Ga naar margenoot70 na sijnen rijckdom Ga naar margenoot71 vervullen Ga naar margenoot72 alle uwen nootdruft, Ga naar margenoot73 in heerlickheyt Ga naar margenoot74 door Christum Iesum.

20

Onsen Godt nu Ga naar margenoot75 ende Vader zy de heerlickheyt Ga naar margenoot76 in alle eeuwigheyt. Amen.

21

Groetet alle heylige in Christo Iesu. U groeten de broeders die Ga naar margenoot77 met my zijn.

22

Alle de heylige groeten u, ende meest die Ga naar margenoot78 van het huys des Keysers zijn.

23

Ga naar margenoot79 De genade onses Heeren Iesu Christi zy met u allen. Amen.

Aen de Philippensen geschreven van Roomen [ende gesonden] door Epaphroditum.

Eynde van den Sendtbrief PAULI aen de Philippensen.

margenoot1
Namel. dewijle onse burgerlicke verkeeringe in de hemelen is, ende aldaer sulck eene heerlickheyt na lichaem ende ziele van Christo ons bereyt is: gelijck in het laetste van het voorgaende Capittel verklaert wort, waer op dese woorden sien.
margenoot2
Gr. seer begeerde, D. die ick met groote begeerte ende genegentheyt des herten beminne, ende na welcke ick seer verlange. siet cap. 1. vers 8.
margenoot3
D. die my oorsake gevet, dat ick my over u geloove ende Christelicken wandel verblijde ende verheuge.
margenoota
1.Thess. 2.19.
margenoot4
D. een eere ende cieraet van mijnen dienst, door welcken ghy tot Christum bekeert zijt. Alsoo wort een deughtsame vrouwe genaemt een kroone haers mans, Prov. 12.4. ende Godtsalige kinderen een kroone harer ouderen, Prov. 17.6. siet 1.Thess. 2.19. Apoc. 3.11.
margenoot5
D. blijft stantvastigh. Een gelijckenisse genomen van krijghslieden, die in den strijt niet en wijcken, noch en vluchten, maer staende blijven. siet 1.Cor. 16.13. Gal. 5.1. Ephes. 6. vers 11. Coloss. 4.12. 2.Thess. 2.15.
margenoot6
Namel. gelijck ghy tot noch toe gedaen hebt. Of, gelijck ick u nu onderwesen hebbe.
margenoot7
D. in het geloove ende gehoorsaemheyt des Heeren Christi. Of, door de kracht des Heeren.
margenoot8
Dese twee vrouwen, gelijck uyt het volgende vers blijckt, waren lidtmaten van de gemeynte der Philippensen, ende hadden veel goets gedaen tot voorderinge des Euangeliums, doch onder haer was eenigh misverstant ende twist geresen, die de gemeynte ergerlick ende schadelick was.
margenoot9
Namel. niet alleen aengaende de leere, maer oock aengaende de toegenegentheyt des gemoedts. siet Cap. 2. vers 2. ende 3.16.
margenoot10
D. met een soodanige heylige eenigheyt die de Heere ons beveelt, ende die hem aengenaem is.
margenoot11
Siet van dit woort Cap. 2. vers 20. ende 1.Timoth. 1. vers 2. Titum 1.3.
margenoot12
Of, jockgenoot. Het Griecks woort beteeckent yemant die een jock t’samen treckt met een ander. Waer door niet verstaen en wort de huysvrouwe van Paulus, gelijck sommige hebben gemeent: want het is seker, dat Paulus niet getrouwt en was als hy den eersten brief schreef tot den Corinthen, gelijck blijckt 1.Corinth. 7.7. ende men leest nergens, noch het is oock niet gelooflick, dat hy daer na getrouwt is. Oock en lijdt de Griecksche tale niet wel dat dit van een vrouwe soude geseght worden. Maer hier door wort verstaen yemant van de Leeraers in de gemeynte der Philippensen, die het jock des diensts des Euangeliums getrouwelick met den Apostel gedragen ende getrocken heeft, gelijck hy soodanigen elders noemt sijnen medestrijder, Phil. 2.25. Philem. vers 2. Een gelijckenisse van twee ossen die t’samen een jock trecken. siet 2.Corinth. 6.14.
margenoot13
Namel. die terstont genoemt zijn.
margenoot14
Namel. om haer weder tot eenigheyt te brengen.
margenoot15
Dit moet verstaen worden, niet dat sy 't Euangelium met Paulo opentlick gepredickt hebben, want dat verbiedt d’Apostel den vrouwen, 1.Corinth. 14. versen 34, 35. ende 1.Timoth. 2.12. maer datse in het bysonder, om de belijdenisse vande leere des Euangeliums, veel tegenspoets ende verdruckingen stantvastelick hebben uytgestaen. D’Apostel gebruyckt hier een gelijckenisse genomen van de gene die om prijs streden. Siet 2.Timoth. 2.5. Hebr. 10.32.
margenoot16
Dit kan gevoeght worden, ofte met het woort behulpigh, ofte met het woort gestreden. Of dese Clemens daer na een opsiender der Kercke van Roomen is geweest, is onseker.
margenoot17
Namel. in het werck van den dienst des Euangeliums. Siet Rom. 16. versen 3, 9, 21. Philip. 2.25. Philem. versen 1, 24.
margenoot18
Dit spreeckt de Apostel van dese sijne mede-arbeyders na het oordeel der liefde, 1.Corinth. 13. vers 7.
margenootb
Exod. 32.32. Psalm 69.29. Apocal. 3.5. ende 20.12. ende 21.27.
margenoot19
Namel. geschreven, een gelijckenisse genomen van de inschrijvinge der burgeren, ofte der soldaten, in een register, om deselve te kennen, ende voor rechte burgers ofte soldaten te houden.
margenoot20
D. in het register der uytverkorene ten eeuwigen leven, waer door Godts besluyt der eeuwige verkiesinge verstaen wort. Siet Exod. cap. 32. versen 32, 33. Luce 10.20. Apoc. 3.5. ende 17.8. ende 20.12, 15.
margenootc
1.Thess. 5.16.
margenoot21
Siet Rom. 12. vers 12. 2.Cor. 13. vers 11. Philip. 3.1.
margenoot22
Namelick, niet alleen in tijt van voorspoet, maer oock van tegenspoet ende verdruckinge, alsoo deselve den Christenen saligh zijn, Iacob. 1.2. Siet Cap. 2. versen 17, 18.
margenoot23
Of, billigheyt, redelickheyt, welcke een bysondere, treflicke, ende noodige deught is, als yemant niet en blijft staen op het uyterste recht, maer sijnen naesten om vrede ende stichtinge wille toegeeft, ende gelijck als wijckt, soo veel Godts woort ende een goede conscientie kan verdragen. siet Rom. 15. versen 1, 2. 1.Corinth. 9. vers 19. 2.Timoth. 2. vers 24. Tit. 3.2.
margenootd
1.Corinth. 10.11. Hebr. 10.25.
margenoot24
D. is over al by ons, ende hoort ende siet alle onse woorden ende doen. Ofte, is na by met sijne toekomste om te oordeelen, wanneer wy van alle onse woorden ende doen sullen moeten reeckenschap geven, Iacob. 5.9.
margenoote
Psalm 55.23. Matth. 6.25. 1.Timoth. 6.8, 17. 1.Petr. 5.7.
margenoot25
Namelick, met anghstige bekommernisse, voortkomende uyt mistrouwen van Godts voorsienigheyt, Matth. 6.25. Anders zijn de geloovige oock schuldigh voor de hare te sorgen, 1.Timoth. 5.8.
margenoot26
D. de saken die ghy begeert ende versoeckt.
margenoot27
Dit wort menschelicker wijse gesproken: want andersins weet Godt van hemselven alle onsen noot ende gebreck beter als wy selve. siet Matth. 6.32.
margenootf
Ioan. 14.27. Rom. 5.1. Ephes. 2.14.
margenoot28
Siet van desen vrede Rom. 5.1. ende 14.17.
margenoot29
D. die een soo groot ende uytnemende goet is, dat het van geen menschelick verstant en kan begrepen, veel weyniger met menschelicke tongen uytgesproken worden.
margenoot30
Of, uwe gedachten.
margenoot31
Het Griecks woort beteeckent met wacht ofte besettinge tegen de vyanden yet bewaren. siet 1.Petr. 1.5.
margenootg
Rom. 13.13.
margenoot32
Of, deftigh, statigh.
margenooth
1.Thess. 4.3, 4, 5.
margenoot33
Ofte, kuysch.
margenoot34
Ofte, vriendelick.
margenoot35
Of, van goet geruchte is, daer men wel van spreeckt.
margenoot36
Namel. om dat met een ernstigh voornemen ende vlijt voor te stellen ende te betrachten.
margenoot37
Hier verklaert de Apostel breeder het gene hy te voren in ’t gemeyn vermaent hadde, datse hem souden navolgen, Cap. 3. vers 17.
margenoot38
Siet Rom. 15. vers 33. ende 16.20. 2.Corinth. 13.11. 1.Thess. 5.23.
margenoot39
Namel. met sijne genadige tegenwoordigheyt, bystant, ende zegen.
margenoot40
Siet vers 4.
margenoot41
Gr. wederom groeijende, ofte, spruytende geworden zijt. Een gelijckenisse genomen van de boomen, die des winters schijnen verstorven te zijn, ende tegen den somer wederom uytspruyten ende groen worden.
margenooti
2.Corinth. 11.9.
margenoot42
D. aen mijnen nootdruft in dese banden. Ofte, voor my te sorgen.
margenoot43
Namel. voor desen, hoewel ghy het niet en hebt gesonden.
margenoot44
Namel. om de gifte bequamelick aen my over te senden.
margenoot45
D. als of ick gebreck hadde moeten lijden, ofte niet en konde lijden.
margenoot46
Namel. soo uyt Godts woort, als door de ervarentheyt ende oeffeninge.
margenootk
1.Timoth. 6.6.
margenoot47
D. te vreden ende wel gerust te zijn. Siet van dese deught 1.Timoth. 6.6. Hebr. 13.5.
margenoot48
D. met die dingen die ick hebbe, al zijnse weynigh ende sober. Of, in den staet daer in ick ben.
margenoot49
D. ick hebbe geleert, gelijck te voren.
margenoot50
Namel. door armoede ende gebreck: ende daer in te vreden te zijn.
margenootl
1.Corinth. 4.11. 2.Corinth. 11.27.
margenoot51
Dat is, overvloet van onderhoudt hebbende, dien recht te gebruycken.
margenoot52
De Apostel gebruyckt hier een Griecks woort het welck eygentlick beteeckent onderricht te worden in de verborgentheden van eenige religie, die alle man niet en waren geopenbaert: ende wil daer mede te kennen geven, dat hy dese sake ten vollen verstaet ende geleert heeft.
margenoot53
Dit doet hy daer by, op dat hy dese deught niet en schijne hemselven ende sijne krachten toe te schrijven.
margenoot54
Namelick, alle de voorseyde ende dergelijcke dingen.
margenoot55
Namelick, door de genade ende wercken sijnes Heyligen Geests, sonder welcke wy niet goets en konnen dencken noch doen. Ioan. 15.5. 2.Corinth. 3. vers 5. Philip. cap. 1. vers 29. ende 2.13.
margenoot56
Namelick, die ick hier lijde in banden, gebreck ende armoede.
margenoot57
D. deselve u hebt laten ter herten gaen, als ofse u selve aengingh, Hebr. 13. vers 3. Of, hebt oock aen my mededeelinge gedaen in deselve.
margenootm
2.Cor. 11.9.
margenoot58
D. van dien tijt af dat ick onder u het Euangelium eerstmael gepredickt hebbe.
margenoot59
Ofte, met my gemeynschap gehadt en heeft in reeckeninge, etc. Namelick, het zy tot mijn behoef, ofte om aen andere arme gemeynten te behandigen.
margenoot60
Een gelijckenisse van getrouwe rentmeesters ofte kooplieden, die neerstelick opteeckenen in hare reeckenboecken wat ende van wien sy yet ontfangen, wat sy uytgeven, ende waer toe sulcks besteet is, om goede reeckenschap te houden ende te konnen geven.
margenoot61
Siet van dese stadt ende des Apostels verblijf in deselve, Actor. cap. 17.
margenoot62
D. dat het my soo seer soude te doen zijn om uwe gaven die ghy my gesonden hebt.
margenoot63
D. dat uw’ geloove door sulcke vruchten overvloedelick betoont worde. Ofte, dat ghy de vrucht ende vergeldinge van dese uwe mildadigheyt rijckelick mooght verkrijgen.
margenoot64
D. op dat ick gelijck als in mijn reeckenboeck mach aenteeckenen sulcks van u ontfangen te hebben. Hy siet hier oock op de voorgaende gelijckenisse.
margenoot65
Namelick, dat ghy my gesonden hebt: gelijck daer na verklaert wort.
margenoot66
Dat is, meer als genoegh tot mijn onderhoudt, soo dat ghy niet meer en behoeft te senden, gelijck oock de volgende woorden ick ben, etc. het selve oock te kennen geven.
margenoot67
Dat is, hebbe genoegh ende overvloet.
margenootn
Hebr. 13.16.
margenoot68
Gr. als eenen reuck der welrieckentheyt. D’Apostel siet hier op de danck-offeren des Ouden Testaments, die voorbeelden waren van onse geestelicke danck-offeren in den Nieuwen Testamente, waer onder mede zijn de wercken der weldadigheyt tegen de Dienaren des woorts, ende de arme, die hy verklaert met dese beschrijvinge den Heere seer aengenaem te zijn, om haer daer toe meer ende meer te verwecken. Siet Hebr. cap. 13. vers 16.
margenoot69
Namelick, in wien ick geloove, ende wien ick diene in sijne gemeynte.
margenoot70
Namelick, alsoo alle de goederen deser werelt hem toebehooren, Psalm 24. vers 1. 1.Corinth. 10.26. Ofte, na den rijckdom sijner goetdadigheyt, Ephes. 2.4.
margenoot71
D. u overvloedelick geven.
margenoot72
D. al wat ghy van noode ende van doen hebt tot uwe onderhoudinge.
margenoot73
D. seer heerlick ende mildadelick.
margenoot74
Gr. in Christo Iesu.
margenoot75
Dat is, die onse Vader is door Christum geworden, ende wy sijne kinderen, tot welcke hy vaderlick gesint is, ende die hy vaderlick sal versorgen, Matth. 6.32. Ioan. 20. vers 17.
margenoot76
Gr. tot de eeuwen der eeuwen.
margenoot77
Namelick, hier tot Roomen.
margenoot78
Gr. uyt, D. eenige die in het hof van den Keyser Nero hem dienen, ende van sijn huysgesin zijn. Siet Cap. 1. vers 13.
margenoot79
Siet Galat. 6.18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken