Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

1 Den Apostel leert dat Christus onvoorsiens sal komen ten oordeele, als een dief in der nacht, ende als de barens noot over een vrouwe: 4 Vermaentse daerom altijt op haer hoede ende nuchteren te zijn. 8 ende gewapent met de borstwapen des geloofs, ende der liefde, ende met den helm der hope der saligheyt. 12 Bidt dat sy hare voorstanderen in eere sullen houden. 14 ende vermaentse voorts tot verscheyden Christelicke deughden. 17 oock tot bidden ende dancken. 19 tot waerneminge des Geests, ende der prophetie, om het goede te behouden. 23 Bidt daer na Godt, dat hy haer onstraffelick beware tot de komste Christi, met belofte dat hy het oock doen sal. 25 Vermaentse dat sy voor hem bidden, ende malkanderen groeten. 27 ende besweert haer dat dese Sendtbrief voor allen gelesen worde.

1

MAer van de tijden ende Ga naar margenoot1 de gelegentheden, broeders, en hebt ghy niet van noode dat men u schrijve.

2

Want ghy wetet selve seer wel, Ga naar margenoota dat Ga naar margenoot2 de dagh des Heeren alsoo Ga naar margenoot3 sal komen Ga naar margenoot4 gelijck een dief in der nacht.

3

Want wanneer Ga naar margenoot5 sy sullen Ga naar margenoot6 seggen, Het is vrede, ende Ga naar margenoot7 sonder gevaer: dan sal Ga naar margenoot8 Ga naar margenootb een haestigh verderf haer over komen, gelijck de barens noot eene bevruchte [vrouwe:] ende sy en sullen ’t geensins ontvlieden.

4

Ga naar margenootc Maer ghy, broeders, ghy en zijt niet Ga naar margenoot9 in duysternisse, dat u die dagh Ga naar margenoot10 als een dief soude bevangen. [kolom]

5

Ga naar margenoot11 Ghy zijt alle Ga naar margenootd Ga naar margenoot12 kinderen des lichts, ende kinderen Ga naar margenoote des daeghs: wy en zijn niet des nachts, noch der duysternisse.

6

Ga naar margenootf Soo en laet ons dan niet Ga naar margenoot13 slapen, gelijck als de andere, maer Ga naar margenootg laet ons Ga naar margenoot14 waken Ga naar margenooth ende Ga naar margenoot15 nuchteren zijn.

7

Want die slapen, slapen des nachts: ende die droncken zijn, Ga naar margenoot16 zijn des nachts droncken.

8

Maer wy Ga naar margenoot17 die des daeghs zijn, laet ons nuchteren zijn, Ga naar margenooti aengedaen hebbende Ga naar margenoot18 de borstwapen des geloofs, ende der liefde, ende Ga naar margenoot19 [tot] eenen helm, de hope der saligheyt.

9

Want Godt en heeft ons niet Ga naar margenoot20 gestelt Ga naar margenoot21 tot toorne, maer tot Ga naar margenoot22 verkrijginge der saligheyt door onsen Heere Iesum Christum,

10

Die voor ons gestorven is, Ga naar margenootk op dat wy ’t zy dat wy waken, ’t zy dat wy Ga naar margenoot23 slapen, te samen met hem leven souden.

11

Daerom Ga naar margenoot24 vermaent malkanderen, ende Ga naar margenoot25 sticht d’een den anderen: gelijck ghy oock doet.

12

Ga naar margenootl Ende wy bidden u, broeders, Ga naar margenoot26 erkent de gene die onder u Ga naar margenoot27 arbeyden, ende uwe Ga naar margenoot28 voorstanders zijn Ga naar margenoot29 in den Heere, ende Ga naar margenoot30 u vermanen:

13

Ende achtse seer veel Ga naar margenoot31 in liefde, Ga naar margenoot32 om hares wercks wille. Zijt vreedsaem onder malkanderen.

14

Ende wy bidden u, broeders, vermaent Ga naar margenoot33 de ongeregelde, vertroost de kleynmoedige, Ga naar margenoot34 ondersteunt de swacke, zijt lanckmoedigh tegen alle.

15

Ga naar margenootm Siet dat niemant quaet voor quaet yemant en vergelde: maer jaeght alle tijt Ga naar margenoot35 het goede na, soo tegen malkanderen als tegen alle.

16

Ga naar margenootn Ga naar margenoot36 Verblijdt u alle tijt.

17

Ga naar margenooto Biddet Ga naar margenoot37 sonder ophouden.

18

Ga naar margenootp Danckt [Godt] Ga naar margenoot38 in alles. Want dit is Ga naar margenoot39 de wille Godts in Christo Iesu over u.

19

Ga naar margenootq En Ga naar margenoot40 bluscht den Geest niet uyt.

20

En veracht Ga naar margenoot41 de prophetien niet.

[Folio 118r]
[fol. 118r]

21

Ga naar margenootr Ga naar margenoot42 Beproeft alle dingen: Ga naar margenoot43 behoudt Ga naar margenoot44 het goede.

22

Ga naar margenoots Onthoudt u Ga naar margenoot45 van allen schijn des quaets.

23

Ga naar margenoott Ende Ga naar margenoot46 de Godt des vredes selve heylige u Ga naar margenoot47 geheel ende al: ende uwe geheel oprechte Ga naar margenoot48 geest ende ziele, ende lichaem worde onberispelick bewaert Ga naar margenoot49 in de [kolom] toekomste onses Heeren Iesu Christi.

24

Ga naar margenootv Hy die u roept is getrouwe, die het oock Ga naar margenoot50 doen sal.

25

Broeders biddet voor ons.

26

Ga naar margenootx Groetet alle de broeders Ga naar margenoot51 met eenen heyligen kus.

27

Ga naar margenoot52 Ick besweere Ga naar margenoot53 u-lieden by den Heere, dat dese Sendtbrief alle den heyligen broederen gelesen worde.

28

Ga naar margenoot54 De genade onses Heeren Iesu Christi zy met u-lieden. Amen.

De eerste [Sendtbrief] aen de Thessalonicensen, is geschreven Ga naar margenoot* van Athenen.

Eynde van den eersten Sendtbrief PAULI aen de Thessalonicensen.

margenoot1
Namel. der tijden: by het eerste wort verstaen het jaer, maent, ofte dagh: by het laetste wort verstaen, of het licht, nacht, morgenstont, avont, ofte middernacht zijn sal, ofte dergelijcke. Siet Marc. c. 13. versen 34, 35. Act. 1.7.
margenoota
Matth. 24.43. 2.Petr. 3.10. Apoc. 3.3. ende 16.15.
margenoot2
Alsoo wort de laetste dagh doorgaens genaemt, om dat als dan Christus sal komen als een Heere om te oordeelen de levende ende de doode.
margenoot3
Gr. komt. Soo spreken de Propheten van toekomende dingen, als of’se alreede tegenwoordigh waren, om de sekerheyt der selve.
margenoot4
Hier uyt en volght niet dat Christus des nachts sal komen, gelijck sommige meynen: maer daer mede wort geleert dat hy onverhoets en onverwacht komen sal. Namelick, ten aensien van de wereltsche menschen, gelijck het volgende vers verklaert: Want de Godtsalige moeten daer na altijt verlangen, ende daer tegen op hare hoede zijn, gelijck hier na vers 4 wort betuyght. Siet oock Matth. 24.42, etc.
margenoot5
Namel. de wereltsche ende godtloose menschen.
margenoot6
Namelick, ofte met woorden, ofte ten minsten in haer herte, gelijck Psalm 14.1.
margenoot7
Gr. sekerheyt, dat is, daer en is geen ongeval te vreesen. Siet Matth. cap. 24. vers 37, etc.
margenoot8
Ofte, onvoorsiens, Luce 21.34.
margenootb
2.Thess. 1.9.
margenootc
Ephes. 5.8.
margenoot9
Dat is, in onwetenheyt ende sorghloosheyt, gelijck de andere, waer van hy te voren gesproken heeft.
margenoot10
Namelick, die onverwacht ende in het duystere pleeght te komen.
margenoot11
Namelick, die in Christum gelooft.
margenootd
Luce 16.8. Ephes. 5. 8.
margenoot12
D. met de ware kennisse Christi ende sijnes willes begaeft, ende der selve als kinderen haren vader gehoorsaem.
margenoote
Rom. 13.12.
margenootf
Rom. 13.11, 13. Ephes. 5.14.
margenoot13
D. in vleeschelicke sorgeloosheyt leven.
margenootg
Luce 21.36.
margenoot14
Dat is, op onse hoede zijn, ende met geestelicke sorge op hem wachten.
margenooth
1.Cor. 15.34.
margenoot15
Dit wort gestelt niet tegen matigh eten ende drincken, maer tegen brasserije, dronckenschap, ende andere wereltsche beswaringen, gelijck Christus selve verklaert Luce 21. vers 34.
margenoot16
D. plegen gemeynlick des nachts droncken te zijn. Hy neemt hier een reden van het gene meest plagh te geschieden: want anders zijnder oock wel die des morgens vroegh opstaen om stercken dranck te drincken, Iesa. 5. vers 11.
margenoot17
D. die kinderen des lichts zijn, gelijck hy vers 5 gesproken heeft.
margenooti
Iesa. 59.17. Ephes. 6.14, etc.
margenoot18
Dat is, voorsien zijnde met het geloove ende liefde, als met een borstwapen tegen de aenvallen des satans. siet 1.Petr. 5.8, 9.
margenoot19
Dat is, als eenen helm. Siet van dese geheele geestelicke rustinge eenes Christens, Ephes. 6. vers 11, etc.
margenoot20
D. geordineert, ofte geschickt, gelijck 1.Petr. 2.8.
margenoot21
D. om te zijn vaten des toorns, of om een rechtveerdige straffe ende verderf over ons te brengen. Siet Rom. 9.22.
margenoot22
Het Griecks woort beteeckent eygentlick veel doen omtrent een sake om die te verkrijgen, gelijck Actor. 20. vers 28. 1.Petr. 2.9. Hoewel dan Godt ons ter saligheyt heeft uytverkoren, ende Christus ons die heeft verworven, soo moeten wy evenwel sorghvuldigh zijn om de middelen te gebruycken, waer door ons Godt ter saligheyt brenght. Siet Ephes. cap. 2. vers 10. ende Philip. 2.12.
margenootk
Rom. 14.7. 2.Corinth. 5.15. Galat. 2.20. 1.Petr. 4.2.
margenoot23
Dit woort slapen en wort hier niet genomen gelijck te voren vers 6. want die in de sonden slapen, en leven met Christo niet: maer wort genomen ofte voor den natuerlicken slaep des menschen, ofte veel eer voor ontslapen ofte gestorven zijn. Want Christus is daer toe gestorven, op dat, het zy dat wy waken, dat is, hier leven, ofte dat wy slapen, dat is, gestorven zijn, wy met Christo souden leven, namelick, hier een geestelick leven, ende hier namaels een eeuwigh ende onvergancklick leven in heerlickheyt. Siet dergelijcke Rom. 14.8, etc.
margenoot24
Ofte, vertroost, wat het Griecks woort beyde beteeckent.
margenoot25
Namelick, soo met goede exempelen, als met goede onderrichtingen.
margenootl
Rom. 15.27. 1.Corinth. 9.11. ende 16.18. Galat. cap. 6. vers 6. Philip. 2.29. 1.Timoth. cap. 5. vers 17. Hebr. 13.7, 17.
margenoot26
Namelick, voor soodanige als sy van wegen haer beroep zijn, ende behooren gehouden te worden. Siet. 1.Corinth. 16.18.
margenoot27
Namelick, in het woort ende leere, gelijck hy daer by voeght, 1.Timoth. cap. 5. vers 17.
margenoot28
Namelick, nevens de Leeraers in de regeeringe der gemeynte, ende oeffeninge der discipline, gelijck den Apostel dese twee soorten van Ouderlingen oock klaerlick onderscheydt, 1.Tim. 5. vers 17.
margenoot29
Dat is, in het werck des Heeren, namelick, om die te onderscheyden van de wereltsche Overheden daer sy onder stonden.
margenoot30
Dit kan van beyde worden verstaen, soo van de Ouderlingen die in den woorde arbeyden, als oock van de gene die alleen voorstanders zijn in de regeeringe, welcken de bysondere vermaningen oock toekomen nevens de Leeraers. Siet hier van Rom. 12.8. 1.Cor. 12.28.
margenoot31
D. niet uyt vreese ofte dwangh, maer uyt toegenegenheyt.
margenoot32
D. van wegen een dienst die sy u van Christi wegen doen, ende tot des selven dienst voorderinge.
margenoot33
Namelick, ledighgangers ende dergelijcke, waer van hy breeder handelt 2.Thessal. 3.10, etc.
margenoot34
Ofte, houdt staende de swacke, Namel. in het geloove, gelijck Rom. 15.1.
margenootm
Levit. 19.18. Prov. 20.22. ende 24.29. Matth. 5.39. Rom. 12.17. 1.Cor. 6.7. 1.Petr. 3.9.
margenoot35
Dat is, goetdadigheyt, alsoo dit hier wort gestelt tegen wraeckgierigheyt.
margenootn
Matth. 5.12. Luce 10.20. Rom. 12.12. Phil. 4.4.
margenoot36
D. zijt altijt goets moedts ende wel te vreden, selfs in’t midden van alle verdruckingen, Rom. 5.3. 2.Cor. 6.10.
margenooto
Luce 18.1. Rom. 12.12. Coloss. 4.2.
margenoot37
Dat is, by alle gelegentheden, ende in al uwen noot.
margenootp
Ephes. 5.20.
margenoot38
Dat is, soo wel in tegenspoet als in voorspoet, u den wille des Heeren alsoo geerne onderwerpende. Siet Iob 1.21. Matth. 5.11, 12.
margenoot39
Dat is, het gene Godt aengenaem is in Christo Iesu. Hebr. 13.21. Ofte, het welbehagen Godts over u. Siet 1.Petr. cap. 3. vers 17.
margenootq
1.Corinth. 14.30.
margenoot40
Dit kan verstaen worden, ofte van de verlichtinge ende andere gaven des Geests, die in de geloovige selve zijn, ende die door de middelen daer toe geordineert geduerighlick moeten opgeweckt worden, gelijck Paulus vermaent 2.Timoth. cap. 1. versen 6, 7. ende door welcker middelen versuymenisse de Geest in ons wort bedroeft, ende sijne gaven als uytgebluscht, Ephes. 4.30. Ofte, van de geestelicke gaven die in andere zijn, die door verachtinge ende tegensprekinge somwijlen onderdruckt worden. Dit laetste schijnt met het gene volght best over een te komen.
margenoot41
Dat is, de verklaringen ende toe-eygeningen van Godts woort, waer van d’Apostel in het breede handelt, 1.Corinth. cap. 14. vers 3, etc. ’t welck soo wel van ordinarise als extra-ordinarise prophetien kan verstaen worden, tegen de gene die haer selven wijs genoegh achteden, ende meynden soodaniger niet van noode te hebben. Siet Hebr. 10. vers 25. 2.Petr. cap. 1. vers 19, etc.
margenootr
1.Ioan. 4.1.
margenoot42
Namelick, die u van de Leeraers voorgestelt worden, aen den toetsteen van Godes woort. Siet een loflick exempel Act. 17.11.
margenoot43
Namel. stantvastelick sonder daer van af te wijcken.
margenoot44
D. de goede leere die ghy in Godes woort vast gefondeert vindt.
margenoots
Philip. 4.8.
margenoot45
Ofte, van allen quaden schijn: veel meer dan onthoudt u van het quaet selve.
margenoott
1.Cor. 1.8. Philip. 4.9. 1.Thess. 3.13.
margenoot46
D. Godt die een autheur is van alle geluck ende heyl, gelijck dit woort vrede doorgaens in de Schrift genomen wort. Ofte, die een autheur is van den rechten vrede met Godt ende met onsen naesten. Siet Rom. 5.1. ende 14.17.
margenoot47
Ofte, in allen deele, D. de gene die het goede werck in u heeft begonnen, voleyndige oock het selve tot den dagh Iesu Christi, gelijck hy spreeckt Philip. 1.6.
margenoot48
Door het woordeken geest, wort bequaemlick verstaen het verstant des menschen, ende door het woort ziele, de wille ende genegentheden, ende door het lichaem, de leden selve waer door het gene het verstant beraemt, ende de wille besluyt, eyndelick wort uytgevoert: gelijck dergelijck onderscheyt by na oock te sien is inde woorden Christi, Matth. 22.37. Luce 10.27. want hoewel de mensche maer een ziele en heeft, soo zijn in deselve nochtans verscheydene krachten, die overmits’se alle in den natuerlicken mensche zijn verdorven, Ephes. 4.17, 18. alsoo alle door den Geest Godts moeten vernieuwt ende geheylight worden.
margenoot49
Dit doet de Apostel daer by om aen te wijsen, dat dese heylighmakinge aller onser krachten als dan eerst ten vollen sal geschieden, hoewel wy daer in dagelicks meer ende meer moeten toenemen. Siet 1.Corinth. 13.9, 10. Philip. cap. 3. vers 12, etc.
margenootv
1.Corinth. 1.9. ende 10.13. 2.Corinth. 1.18. 2.Thess. 3.3.
margenoot50
D. u na sijne belofte geheel ende al heyligen te sijner tijt.
margenootx
Rom. 16.16. 1.Corinth. 16.20. 2.Corinth. 13.12. 1.Petr. 5.14.
margenoot51
Siet hier van de aent. op Rom. 16. vers 16.
margenoot52
Siet dergelijck Matth. 26.63.
margenoot53
Namelick, regeerders ende voorstanders der gemeynte, aen welcke dese brief gesonden is om deselve daer na de geheele gemeynte mede te deelen. Waerom qualick doen de gene die het lesen van de brieven Pauli ende van de geheele Schrifture den gemeynte soecken te onttrecken.
margenoot54
Van dit besluyt siet Rom. 16.20.
margenoot*
Het blijckt uyt Actor. 18.3. dat Timotheus ende Silas, uyt welcker name dese brief oock is geschreven, Capit. 1. vers 1. niet te Athenen, maer te Corinthen tot Paulum zijn weder gekeert. Daerom is het geloofweerdiger dat desen brief van Corinthen is geschreven. Ende is voor desen meermael aengewesen, dat dese onderschriften van den Apostel selve niet en zijn, maer van eenige andere die deselve na haer gevoelen daer by hebben gedaen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken