Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

1 Paulus gebiedt dat men bidde voor alle menschen, maer insonderheyt voor Koningen ende andere Overheden. 3 alsoo het selve Godt aengenaem is, ende Christus een Middelaer is van alle. 8 Beveelt den mannen datse heylige handen opheffen in alle plaetsen. 9 maer den vrouwen datse in een zedigh gewaet, ende in alle stilte haer laten leeren. 12 sonder in het publijck andere te mogen leeren, ofte over den man te heerschen. 13 overmits Adam eerst is geschapen, ende de vrouwe eerst is verleyt. 15 Betuyght nochtans dat sy sal saligh worden door het geloove in het kinderbaren.

1

ICk vermane dan voor alle dingen, Ga naar margenoot1 dat gedaen worden Ga naar margenoot2 smeeckingen, gebeden, voorbiddingen, danckseggingen Ga naar margenoot3 voor alle menschen:

2

Ga naar margenoota Voor Koningen, ende alle die in hoogheyt zijn: Ga naar margenoot4 op dat wy een gerust ende

[Folio 120v]
[fol. 120v]

stil leven leyden mogen in alle Ga naar margenoot5 Godtsaligheyt, ende eerbaerheyt.

3

Want Ga naar margenoot6 dat is goet ende aengenaem voor Godt onsen Salighmaker,

4

Ga naar margenootb Welcke wil dat Ga naar margenoot7 alle menschen saligh worden, ende tot Ga naar margenoot8 kennisse der waerheyt komen.

5

Ga naar margenootc Want daer is Ga naar margenoot9 een Godt, daer is oock Ga naar margenootd een Middelaer Godes ende der menschen, Ga naar margenoot10 de mensche Christus Iesus:

6

Ga naar margenoote Die hemselven gegeven heeft Ga naar margenoot11 [tot] een rantsoen Ga naar margenoot12 voor allen, [zijnde] Ga naar margenoot13 het getuygenisse Ga naar margenoot14 tot sijner tijt:

7

Ga naar margenoot15 Waer toe ick Ga naar margenootf gestelt ben Ga naar margenoot16 een Prediker ende Apostel, ( Ga naar margenootg ick segge de waerheyt Ga naar margenoot17 in Christo, ick en liege niet) een Leeraer der Heydenen, in geloove ende waerheyt.

8

Ick wil dan dat de mannen Ga naar margenooth bidden Ga naar margenoot18 in alle plaetsen, Ga naar margenooti opheffende Ga naar margenoot19 heylige handen sonder Ga naar margenoot20 toorn ende twistinge.

9

Ga naar margenootk Desgelijcks oock dat Ga naar margenoot21 de vrouwen in Ga naar margenoot22 een eerbaer gewaet, met schaemte ende matigheyt haer selven vercieren, niet in Ga naar margenoot23 vlechtingen [des hayrs,] ofte gout, ofte peerlen, ofte kostelicke kleedinge:

10

Maer (het welck den vrouwen betaemt Ga naar margenoot24 die de Godtvruchtigheyt belijden) door goede wercken.

11

Een vrouwe late haer leeren in stilheyt, in alle onderdanigheyt.

12

Ga naar margenootl Doch ick en late de vrouwe niet toe Ga naar margenoot25 datse leere, Ga naar margenootm noch over den man heersche, maer [wil] datse in stilheyt zy.

13

Ga naar margenootn Want Adam is eerst gemaeckt, daer na Eva.

14

Ga naar margenooto Ende Adam en is Ga naar margenoot26 niet verleyt geworden: maer de vrouwe verleyt zijnde Ga naar margenoot27 is in overtredinge geweest.

15

Doch sy sal saligh worden Ga naar margenoot28 in kinde-[kolom]ren te baren, Ga naar margenoot29 soo sy blijft in ’t geloove, ende liefde, ende heylighmakinge, met matigheyt.

margenoot1
Namelick, niet alleen in het bysonder, maer voornamelick in de vergaderingen der geloovigen, alsoo de publijcke gebeden een deel zijn van de bedieninge der Leeraren. siet Actor. 6.4.
margenoot2
Hoewel dese soorten van bidden somwijlen wat breeder worden genomen, soo konnen nochtans deselve hier bequamelick worden onderscheyden, Namelick, dat smeeckingen zijn verbiddingen van allerley straffen ende swarigheden: gebeden, begeerten van Godts hulpe ende van allerley zegen: voorbiddingen, gebeden ofte oock klaghten, die wy by Godt doen voor andere: danckseggingen, die geschieden over de weldaden Godts van ons ofte van andere ontfangen.
margenoot3
Dat is, voor allerley menschen, van wat beroep ofte volck sy zijn, hooge ofte leege, gelijck dit woort alle dickmael in Godts woort voor allerley wort genomen. Siet Matth. cap. 4. vers 23. Luce 11.42. Ephes. 1.3. 1.Corinth. 10.25. Ende dat het woort alle hier alsoo moet worden genomen, blijckt uyt Ioan. 17.9. Galat. 5.12. 2.Timoth. 4.14. 1.Ioan. 5.16. Apoc. 6.10. alwaer getuyght wort, dat wy voor alle ende yeder niet en moeten bidden, ja dat de geloovige oock tegen sommige hebben gebeden.
margenoota
Ierem. 29.7.
margenoot4
Dit nemen sommige als het eynde, ofte de oorsake, waer toe de Overheden in hoogheyt gestelt zijn, namelick, op dat wy onder hare regeeringe in ruste souden mogen leven, gelijck Paulus oock leert, Rom. cap. 13. versen 3, 4. Dan wort van andere oock bequamelick genomen voor de sake, om welcke wy voor de Overheden moeten bidden, overmits daer dickmael Overheden zijn, gelijck ten tijden der Apostelen, die de Kercke Godts vervolgen, ende soecken te beletten dat de leden der selve in Godtsaligheyt, ende ruste souden leven.
margenoot5
Dit gaet aen den Godtsdienst ofte de eerste tafel van de geboden Godts, gelijck het volgende woort eerbaerheyt, ofte zedigheyt, op de geboden van de tweede tafel, ende op de diensten die d’een den anderen schuldigh is, sijn ooghmerck heeft. Want de rechte Overheden zijn bewaerders, ofte beschermers, van beyde de tafelen der tien geboden.
margenoot6
Namel. te bidden voor alle menschen, gelijck de volghende verssen uytwijsen.
margenootb
Ezech. 18.23. 2.Petr. 3.9.
margenoot7
Dit woort alle wort hier oock genomen voor allerley, gelijck blijckt uyt het voorgaende 2 vers, waer van dit vers een reden geeft: als oock uyt het woort wil, want soo Godt wil dat alle menschen saligh worden, soo sullense oock alle saligh worden, dewijle Godt doet al wat hy wil, Psalm 115. vers 3. Rom. cap. 9. vers 19. Ephes. 1.11. Ende het selve wort oock bewesen uyt het gene den Apostel daer by voeght, dat Godt wil dat sy alle tot de kennisse der waerheyt komen, alsoo de Schrift getuyght dat dit is een privilegie van Godts volck. Siet Psalm 147. versen 19, 20. Mat. c. 11. vers 25. Ioan. c. 6. vers 45. Ephes. cap. 2. vers 12, etc. Dat yemant soude willen seggen, dat Godt sulcks wil, indien de menschen oock willen, dat is de saligheyt ten deele aen Godes wille, ten deele aen des menschen wille hangen, het welck strijt met het gene den Apostel leert, Rom. cap. 9. versen 16, 23. ende cap. 10. vers 20. ende 11.35, 36. ende doorgaens elders.
margenoot8
Namelick, in den Euangelio geopenbaert, gelijck de volgende versen mede brengen.
margenootc
Ioan. 17.3. Rom. 3.30.
margenoot9
Namel. in getal; ofte een eenigh Godt, gelijck oock een Middelaer, dat is, een eenigh Middelaer. Siet Ioan. 14.6. Actor. 4.12.
margenootd
Galat. 3.19. Hebr. 9.15.
margenoot10
Dit en seght Paulus niet om sijne Godtheyt van dit Middelaers-ampt uyt te sluyten, want hy is Godt geopenbaert in den vleesche, 1.Timoth. 3.16. ende Godt heeft door sijn bloet sijne Kercke verkregen, Actor. 20.28. maer om aen te wijsen dat hy in sijne menschelicke nature het rantsoen voor ons heeft betaelt, ende dat hy als een mensche ons oock gelijck is, ende derhalven alle soorten van menschen door den geloove tot hem, ende tot sijne offerande eenen vrymoedigen toegangh hebben. Siet Hebr. 2.10, etc.
margenoote
Matth. 20.28. Ephes. 1.7. Col. 1.14.
margenoot11
D. voldoeninge voor de sonde.
margenoot12
Namelick, die in hem gelooven. Siet Matth. 20.28. Ioan. 10.15. Rom. 3.25.
margenoot13
Ofte, om te zijn, dat getuygenisse te sijner tijt te openbaren. Ofte, geopenbaert, Namelick, van Godts overgroote liefde tegen den mensche, gelijck Paulus spreeckt, Rom. 5.8. Ofte, de Salighmaker daer de Propheten van getuyght hebben, om te sijner tijt geopenbaert te worden, 1.Petr. 1.11, 12.
margenoot14
Gr. tot eygener tijden, Namelick, van Godt daer toe bestemt, het welck den Apostel de volheyt des tijts noemt, Galat. 4.4.
margenoot15
Of, tot welck, Namel. getuygenisse, waer van in ’t voorgaende vers is gesproken.
margenootf
Actor. 9. vers 15. ende 13.2. ende 22.21. Galat. 1.16. ende 2.8. Ephes. 3.8. 2.Tim. 1.11.
margenoot16
Van de eygenschap van dit woort siet d’aent. op Rom. 10.14.
margenootg
Rom. 1.9. ende 9.1.
margenoot17
D. door Christum, ofte by Christum, een wijse van eedt, gelijck Rom. 9.1.
margenooth
Ioan. 4.21.
margenoot18
D. niet alleen t’huys, ende in ’t bysonder, maer oock in de vergaderingen der gemeynte, waer die oock geschieden. Ende dit stelt Paulus hier by, om dat in het Oude Testament de gebeden aen den tempel te Ierusalem meest gebonden waren, het welck ten tijden des Nieuwen Testaments in alle plaetsen sonder uytnemen geschieden mach, na de voorsegginge Malach. 1. vers 11. Ioan. 4.21. Siet oock Matth. 18.19, 20.
margenooti
Psalm 134.2.
margenoot19
D. die vry zijn van alle onrecht ende verdruckinge der onschuldige. siet Psal. 26.6. Iesa. 1.15, 16. ende worden oock de heylige handen gestelt tegen de wasschingen ende reynigingen, die in de wet der ceremonien gebruycklick waren. Siet Hebr. 9.10.
margenoot20
Door ’t eerste worden bequamelick verstaen alle quade genegentheden des herten tegen den naesten, ende door het andere de twijfelinge ende disputeeringe des gemoedts, ofte murmureeringe des ongeloofs tegen Godts beloften: welcke beyde gebreken uyt onse gebeden moeten geweert zijn. Siet Matth. 5.22, 23, 24. Iacob. 1.6, 7, 8.
margenootk
Tit. 2.3. 1.Petr. 3.3.
margenoot21
Nam. soo allesins, als insonderheyt wanneer sy in de openbare vergaderingen verschijnen: want daer van spreeckt hy hier voornamelick, gelijck uyt het volgende blijckt, overmits vele van het vrouwelick geslachte haer selven gewent zijn meest op te proncken, als sy in sulcke vergaderingen moeten verschijnen.
margenoot22
Ofte, een çierlick gewaet, waer door niet alleenlick de kleedinge, maer oock alle andere vercieringe wort verstaen, die den Apostel wil dat noch slordigh ende onachtsaem, noch oock opgepronckt ende kostelick en zy, maer eerbaer ende welvoegende elck na haer beroep. Siet oock d’eygenschap van ’t selve woort hier na Cap. 3. vers 2.
margenoot23
Niet allerley vlechtinge des hayrs, noch aendoen van gout ofte peerlen, en worden hier verboden, gelijck te sien is Genes. 24.22, 53. Exod. 35.22. Prov. 31.22. Luce 15.22. maer die strecken tot hoovaerdije, lichtveerdigheyt, onmatigheyt, ofte ergerlicke oppronckingen van de lichamen der vrouwen tegen ofte boven haren staet ende beroep. Siet Iesa. 3.16, etc. 1.Petr. 3.3, etc.
margenoot24
Dat is, belijdenisse doen van de ware Godtsdienstigheyt: Ofte, belofte doen van Godtsalighlick ende Christelick te leven.
margenootl
1.Cor. 14.34.
margenoot25
Namelick, andere, in de openbare vergaderingen, gelijck Paulus uytdruckt, 1.Cor. 14.34. Andersins mogen oock de vrouwen hare kinderen t’huys onderwijsen, gelijck de moeder Salomons doet, Prov. 31. vers 1. ja selfs oock wel andere, wanneer de noot ofte stichtinge sulcks voordert. Siet 1.Sam. 25.24. Actor. 18.26, etc.
margenootm
Genes. 3.16. Ephes. 5.24.
margenootn
Genes. 1.27. ende 2.22.
margenooto
Genes. 3.6.
margenoot26
Namelick, eerst, ende van den satan selve.
margenoot27
Namelick, niet alleen voor haer selven, maer oock voor haren man, dien sy tot de sonde ende overtredinge heeft gebracht.
margenoot28
Alsoo wort het Griecks woort dia oock voor in genomen, Rom. 4.11. ende elders. De sin is, Dat hoewel het kinderbaren met smerte, den vrouwen tot een straffe is opgeleght, ’t selve nochtans hare saligheyt niet sal hinderen, soo sy blijven in het geloove, etc.
margenoot29
Gr. soo sy blijven, Namelick, de vrouwen. De Apostel spreeckt hier alsoo in ’t getal van vele: om te toonen dat dese troost alle geloovige vrouwen toekomt: ’t welck sommige wel op de kinderen passen: maer alsoo de ouders niet en sullen dragen de schult harer kinderen, wanneer sy door haer eygen schult verloren gaen, Ezech. 18. versen 3, 4. soo wort het nootsakelick van de vrouwen verstaen, ende is hier in het getal van een uytgedruckt, om dese twijfelachtigheyt wech te nemen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken