Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

1 Petrus vermaent de Ouderlingen dat sy de kudde Godts behoorlick weyden. 4 ende belooft haer de kroone der heerlickheyt tot een vergeldinge. 5 Hy vermaent daer na de jonge tot onderdanigheyt ende nederigheyt. 7 ende een yegelick, dat hy sijne sorge op Godt werpe. 8 Stelt haer voor oogen den list ende de macht des duyvels, ende vermaent haer daer tegen te waken. 10 Bidt Godt, dat hy haer verstercke. 11 ende prijst hem. 12 Verklaert de reden waerom hy tot haer in het korte heeft geschreven. 13 ende besluyt den brief met onderlinge groete, ende wensch van vrede.

1

Ga naar margenoot1 DE Ouderlingen die onder u zijn, vermane ick die Ga naar margenoot2 een Mede-ouderlingh, ende getuyge des lijdens Christi ben, ende Ga naar margenoot3 deelachtigh der heerlickheyt die geopenbaert sal worden,

2

Ga naar margenoota Ga naar margenoot4 Weydet de kudde Godts die onder u is, hebbende opsicht [daer over] Ga naar margenoot5 niet uyt bedwangh, maer gewillighlick: Ga naar margenootb noch om vuyl gewin, maer met een volveerdigh gemoedt:

3

Ga naar margenootc Noch als heerschappije voerende over Ga naar margenoot6 het erfdeel [des Heeren,] Ga naar margenootd maer [als] Ga naar margenoot7 voorbeelden der kudde geworden zijnde.

4

Ende als Ga naar margenoote Ga naar margenoot8 de Overste Herder verschenen sal zijn, Ga naar margenootf soo sult ghy Ga naar margenoot9 de onverwelckelicke kroone der heerlickheyt behalen.

5

Desgelijcks ghy jonge, zijt de oude on-[kolom]derdanigh: Ga naar margenootg ende zijt alle Ga naar margenoot10 malkanderen onderdanigh: zijt met de ootmoedigheyt Ga naar margenoot11 bekleet: Ga naar margenooth want Godt wederstaet de hoovaerdige, maer de nedrige geeft hy genade.

6

Ga naar margenooti Ga naar margenoot12 Vernedert u dan onder de krachtige hant Godts, op dat hy u verhooge tot sijner tijt.

7

Ga naar margenootk Werpt alle uwe bekommernisse op hem, Ga naar margenootl want hy sorght voor u.

8

Ga naar margenootm Zijt nuchteren, [ende] waeckt: Ga naar margenootn want uwe tegenpartije de duyvel gaet om als een briesschende leeuw, soeckende wien hy soude mogen Ga naar margenoot13 verslinden.

9

Ga naar margenooto Den welcken wederstaet, vast zijnde in het geloove: wetende dat het selve lijden Ga naar margenoot14 aen uw’ broederschap dat in de werelt is, Ga naar margenoot15 volbracht wort.

10

De Godt nu aller genade, die ons geroepen heeft tot sijne eeuwige heerlickheyt in Christo Iesu, na dat wy Ga naar margenootp een weynigh [tijts] sullen geleden hebben, deselve volmake, bevestige, verstercke, [ende] fondeere u-lieden.

11

Hem zy de heerlickheyt, ende de kracht Ga naar margenoot16 in alle eeuwigheyt. Amen.

12

Door Ga naar margenoot17 Silvanum, die u een getrouw broeder is, Ga naar margenoot18 soo ick achte, hebbe ick met weynige [woorden] geschreven, vermanende ende betuygende dat dese is Ga naar margenoot19 de waerachtige genade Godts in welcke ghy staet.

13

U groet de mede-uytverkorene [gemeynte] die Ga naar margenoot20 in Babylon is, ende Ga naar margenoot21 Marcus Ga naar margenoot22 mijn sone.

14

Groetet malkanderen Ga naar margenootq met eenen kus der liefde. Vrede zy u allen die in Christo Iesu zijt. Amen.

Eynde van den eersten Algemeynen Sendtbrief PETRI.

margenoot1
D. de Leeraren, ende Herderen der gemeynte, gelijck Titum 1.5.
margenoot2
Namel. neven u. Petrus en verheft hem dan niet boven alle, als een Hooft van alle Leeraren.
margenoot3
Dit kan verstaen worden van de hope des Apostels, gelijck oock aller geloovige, Rom. 8.24. ofte oock van de bysondre aenschouwinge, die hem van Christi heerlickheyt vertoont is geweest met de twee andere Apostelen op den bergh, Matth. 17. vers 1. 2.Petr. c. 1. versen 16, 17, 18. welcke hier namaels voor de geheele werelt volkomelick sal geopenbaert worden, 1.Ioan. cap. 3. vers 2.
margenoota
Actor. 20.28.
margenoot4
Dat is, leert ende versorght de gemeynte Godts, als rechte Herders, van al het gene haer noodigh is ter saligheyt. Ofte, hebt acht op deselve, gelijck Paulus spreeckt Actor. cap. 20. vers 28. Een gelijckenisse genomen van de sorge der Herders over hare schapen: waer van siet breeder Ioan. cap. 10.
margenoot5
Dat is, niet uyt vreese van bestraffinge, ofte straffe.
margenootb
1.Timoth. 3.3. Titum 1.7.
margenootc
2.Corinth. 1.24.
margenoot6
Gr. klerôn, Dat is, loten, ofte, erfdeelen: alsoo genaemt, om dat de erffenissen des lants Canaan, gelijck oock andere erffenissen in het gemeyn, door het lot gedeelt wierden. Ende worden de bysondere gemeynten, ofte de geloovige soo genaemt, om dat Godt haer tot sijn eygendom uyt den hoop der gemeyne menschen heeft verkoren, ende tot kinderen ende erfgenamen aengenomen. Siet Actor. cap. 26. vers 18. gelijck Godt oock sijn volck in het gemeyn alsoo noemt, Deuter. cap. 9. vers 29. 1.Reg. 8. vers 51. Psalm 28. vers 9. van wegen sijne bysondere liefde ende sorge over haer, die hy hemselven als by lot tot een eygendom hadde aengenomen.
margenootd
Philip. cap. 3. vers 17. 1.Timoth. 4.12. Titum 2.7.
margenoot7
Dat is, exempelen in leere ende leven.
margenoote
Iesa. 40.11. Ezech. 34.23. Ioan. 10.11. Hebr. 13.20. 1.Petr. 2.25.
margenoot8
Alsoo noemt Petrus hier niet hemselven, maer Christum. Want die is alleen de Herder van alle de Herderen, ende van alle de schapen, soo Ioden als Heydenen, welcke tijtel niemant anders en kan toekomen.
margenootf
1.Corinth. 9.25. 2.Timoth. 4.8. Iacob. 1.12. 1.Petr. 1.4.
margenoot9
Het Griecks woort amarantinon komt van amarantus, het welck een kruyt is dat niet en verwelckert, daer van eertijts kranssen gemaeckt wierden. Siet 1.Corinth. cap. 9. versen 24, 25.
margenootg
Rom. 12.10. Philip. 2.3.
margenoot10
Dit seght den Apostel, niet ten aensien van elcks ampt, geestelick ofte wereltlick, daer in altijt behoorlick onderscheyt moet worden gehouden, maer ten aensien van de gemeyne liefde, daer in elck den anderen, soo veel doenlick is, moet wijcken ende toegeven. Siet Rom. 12. vers 10.
margenoot11
Of, verçiert.
margenooth
Proverb. 3.34. Iacob. 4.6.
margenooti
Iob 22.29. Proverb. 29.23. Matth. 23.12. Luce 14.11. Iacob. 4.10.
margenoot12
Namel. voor al, ende in alles, D. onderwerpt u met een nedrigh ende geloovigh gemoedt den wille ende de regeeringe Godts, gelijck het volgende vers oock verklaert.
margenootk
Psalm 55.23. Matth. 6.25. Luce 12.22. Philip. 4.6. 1.Timoth. 6.8.
margenootl
1.Corinth. 9.9. Hebr. 13.5.
margenootm
1.Thessal. 5.6. 1.Petr. 1.13. ende 4.7.
margenootn
Iob 1.7. Luce 22.31.
margenoot13
D. tot eenen val ofte afval brengen, ende daer door tot het verderf.
margenooto
Ephes. 4.27. Iacob. 4.7.
margenoot14
D. aen alle den broederen, die met u eens zijn in het geloove: gelijck hier voor Cap. 2. vers 17.
margenoot15
Gr. voleyndight, D. aen haer soo wel alomme als aen u geschiet. Want dit is ’t lot van alle geloovige. siet Act. 14.22.
margenootp
Hebr. 10.37. 1.Petr. 1.6.
margenoot16
Gr. tot de eeuwen der eeuwen.
margenoot17
Die oock elders Silas wort genaemt, een medegesel ende medereyser Petri ende Pauli, gelijck hier ende in de brieven Pauli doorgaens te sien is. Siet Actor. capp. 15. 16. 17. 2.Corinth. 1.19. 1.Thess. 1.1.
margenoot18
Sommige voegen dit by het voorgaende woort getrouw, om dat de een van de ander niet dan uyt goede hope alsoo en kan gevoelen. Andre voegen het by het volgende woort weynige, in desen sin, Alsoo ick achte, hebbe ick u met weynige woorden geschreven. Doch men pleeght van sijn eygen doen niet lichtelick alsoo te spreken.
margenoot19
D. de waerachtige leere van de genade Godts, die u gepredickt is, ende ghy door het geloove hebt aengenomen.
margenoot20
Sommige verstaen hier door de stadt van Roomen, om daer uyt te bewijsen dat Petrus tot Roomen is geweest, die by gelijckenisse van Petro Babylon soude worden genaemt, om dat sy een afgodische stadt was, vol van verwerringe, afgoderije, ende vervolginge tegen de geloovige: gelijck de stadt Roomen alsoo oock wort genaemt in d’Openbaringe Ioannis, Cap. 14. vers 8. ende 16. vers 19. ende 17.5. ende 18.2, 10, 21. Doch is veel geloofweerdiger dat hier van het rechte Babylon in Chaldeen ofte Assyrien gelegen eygentlick gesproken wort, daer den Apostel Petrus, als een bysonder Apostel der Ioden, alsdan was: dewijle in deselve noch groote menighte van Ioden waren gebleven, na de verlossinge uyt de Babylonische gevangenisse, gelijck aldaer oock de Hooft-synagogen waren van alle de verstroyde Ioden: waer uyt Petrus aen alle de andere in de verstroyinge heeft geschreven. Te meer om dat het geen wijse van doen en is, dat in de onderschriften anders dan eygentlick wort gesproken: gelijck oock Paulus in verscheydene brieven niet min den name der stadt Roomen uytdruckt als anderer steden. Een andere sake is het met de Openbaringe Ioannis, die meest in figuerlicke wijsen van spreken bestaet.
margenoot21
Siet van hem Actor. 12. versen 12, 25. ende 15.37. Coloss. 4.10. 2.Timoth. 4.11. Philem. vers 24.
margenoot22
Namel. niet ten aensien van sijne geboorte, maer van Petri bysondere liefde tegen hem, gelijck Paulus oock Timotheum doorgaens alsoo noemt.
margenootq
Rom. 16.16. 1.Corinth. 16.20. 2.Corinth. 13.12. 1.Thessal. 5.26.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken