Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1

Ga naar margenoot1 IUDAS Ga naar margenoot2 een dienstknecht Jesu Christi, ende Ga naar margenoot3 Iacobi broeder, aen Ga naar margenoot4 den geroepenen, die Ga naar margenoot5 door Godt den Vader geheylight zijn, ende [door] Iesum Christum Ga naar margenoot6 bewaert:

2

Ga naar margenoot7 Barmhertigheyt, ende vrede, ende liefde zy [u] Ga naar margenoot8 vermenighvuldight.

3

Geliefde, alsoo ick alle neerstigheyt doe om u te schrijven van Ga naar margenoot9 de gemeyne saligheyt, soo hebbe ick Ga naar margenoot10 nootsake gehadt aen u te schrijven, ende [u] te vermanen, dat ghy Ga naar margenoot11 strijt Ga naar margenoot12 voor het geloove, dat Ga naar margenoot13 eenmael den heyligen Ga naar margenoot14 overgelevert is.

4

Ga naar margenoota Want daer zijn sommige menschen Ga naar margenoot15 ingeslopen, Ga naar margenootb die Ga naar margenoot16 eertijts Ga naar margenoot17 tot dit selve oordeel Ga naar margenoot18 te voren opgeschreven zijn, Ga naar margenoot19 godtloose, die Ga naar margenoot20 de genade onses Godts Ga naar margenoot21 veranderen in Ga naar margenoot22 ontuchtigheyt, ende den eenigen Ga naar margenoot23 Heerscher Ga naar margenoot24 Godt ende onsen Heere Iesum Christum Ga naar margenoot25 verloochenen.

5

Maer ick wil u Ga naar margenoot26 indachtigh maken, als die ghy dit Ga naar margenoot27 eenmael weet, dat de Heere Ga naar margenoot28 het volck uyt Egyptenlant Ga naar margenoot29 verlost heb-[kolom]bende, Ga naar margenootc wederom de gene die niet en geloofden Ga naar margenoot30 verdorven heeft.

6

Ga naar margenootd Ende de Engelen die haer Ga naar margenoot31 beginsel niet bewaert en hebben, maer Ga naar margenoot32 haer eygen woonstede verlaten hebben, Ga naar margenoote heeft hy tot het oordeel Ga naar margenoot33 des grooten daeghs Ga naar margenoot34 met eeuwige banden onder de duysternisse bewaert.

7

Ga naar margenootf Gelijck Sodoma ende Gomorra, ende Ga naar margenoot35 de steden rontom deselve, die op gelijcke wijse als Ga naar margenoot36 dese gehoereert hebben, ende Ga naar margenoot37 ander vleesch zijn nagegaen, Ga naar margenoot38 tot een exempel voorgestelt zijn, dragende de straffe Ga naar margenoot39 des eeuwigen vyers.

8

Desgelijcks evenwel oock Ga naar margenoot40 dese Ga naar margenoot41 in slaep gebracht zijnde, verontreynigen Ga naar margenoot42 het vleesch, ende verwerpen Ga naar margenoot43 de Heerschappije, ende lasteren Ga naar margenoot44 de Heerlickheden.

9

Maer Ga naar margenootg Ga naar margenoot45 Michaël Ga naar margenoot46 de Archangel, Ga naar margenoot47 doe hy met den duyvel twistede, ende handelde van Ga naar margenoot48 het lichaem Mosis, Ga naar margenooth en durfde geen Ga naar margenoot49 oordeel van lasteringe tegen [hem] voort brengen: maer seyde, Ga naar margenooti Ga naar margenoot50 De Heere bestraffe u.

[Folio 149r]
[fol. 149r]

10

Ga naar margenootk Maer dese, het gene sy niet en weten, dat lasteren sy: ende het gene sy Ga naar margenoot51 natuerlick, als de onredelicke dieren, weten, in het selve Ga naar margenoot52 verderven sy haer.

11

Ga naar margenoot53 Wee haer, want sy zijn Ga naar margenoot54 den wegh Ga naar margenootl Cains ingegaen, ende door Ga naar margenootm de verleydinge Ga naar margenoot55 des loons Balaams zijn sy henen gestort, Ga naar margenootn ende zijn Ga naar margenoot56 door de tegensprekinge Core Ga naar margenoot57 vergaen.

12

Dese zijn Ga naar margenooto vlecken in uwe Ga naar margenoot58 liefde-maeltijden, [ende] als sy Ga naar margenoot59 met u ter maeltijt zijn, Ga naar margenoot60 weyden sy haer selven Ga naar margenoot61 sonder vreese: sy zijn Ga naar margenootp waterloose wolcken, die van de winden omme gedreven worden: sy zijn als boomen Ga naar margenoot62 in het afgaen van den herfst, onvruchtbaer, Ga naar margenoot63 twee mael verstorven, [ende] ontwortelt:

13

Ga naar margenootq Ga naar margenoot64 Wilde baren der zee, haer eygen schande Ga naar margenoot65 opschuymende: Ga naar margenoot66 dwalende sterren, den welcken Ga naar margenoot67 de donckerheyt der duysternisse in der eeuwigheyt bewaert wort.

14

Ende van dese heeft oock Ga naar margenootr Enoch, Ga naar margenoot68 de sevende van Adam, Ga naar margenoot69 gepropheteert, seggende, Ga naar margenoots Siet, de Heere Ga naar margenoot70 is gekomen met sijne Ga naar margenoot71 veel duysent heylige,

15

Om gerichte Ga naar margenoot72 te houden tegen Ga naar margenoot73 alle, ende Ga naar margenoot74 te straffen alle Ga naar margenoot75 godtloose onder haer, van wegen alle hare godtloose wercken, die sy godtlooslick gedaen hebben, ende Ga naar margenoott van wegen alle Ga naar margenoot76 de harde [woorden] die de godtloose sondaers tegen Ga naar margenoot77 hem gesproken hebben.

16

Dese zijn Ga naar margenoot78 murmureerders, Ga naar margenoot79 klagers over haren staet, wandelende na Ga naar margenoot80 hare [kolom] begeerlickheden: Ga naar margenootv ende haren mont spreeckt seer opgeblasene dingen: Ga naar margenoot81 verwonderende haer over de persoonen Ga naar margenoot82 om des voordeels wille.

17

Maer geliefde, gedenckt ghy der woorden die voorseght zijn Ga naar margenoot83 van de Apostelen onses Heeren Iesu Christi:

18

Dat sy u geseght hebben, Ga naar margenootx dat in den laetsten tijt spotters sullen zijn, die na hare Ga naar margenoot84 godtloose begeerlickheden wandelen sullen.

19

Dese zijn het die haer selven Ga naar margenoot85 afscheyden, Ga naar margenoot86 natuerlicke [menschen,] Ga naar margenoot87 den geest niet hebbende.

20

Maer geliefde, Ga naar margenoot88 bouwet ghy Ga naar margenoot89 u selven op Ga naar margenoot90 uw’ allerheylighst geloove, Ga naar margenoot91 biddende Ga naar margenoot92 in den Heyligen Geest:

21

Ga naar margenoot93 Bewaert Ga naar margenoot94 u selven Ga naar margenoot95 in de liefde Godts, verwachtende Ga naar margenoot96 de barmhertigheyt onses Heeren Iesu Christi ten eeuwigen leven.

22

Ende Ga naar margenoot97 ontfermt u wel eeniger, Ga naar margenoot98 onderscheyt makende:

23

Maer Ga naar margenoot99 behoudt Ga naar margenoot100 andere Ga naar margenoot1 door vreese, ende Ga naar margenoot2 grijptse uyt het vyer: ende haet oock Ga naar margenoot3 den rock die van het vleesch Ga naar margenoot4 bevleckt is.

24

Hem nu die machtigh is u van Ga naar margenoot5 struyckelen te bewaren, ende onstraffelick te stellen Ga naar margenoot6 voor sijne heerlickheyt in vreughde,

25

Ga naar margenooty Den alleen wijsen Godt onsen Salighmaker, zy heerlickheyt ende majesteyt, kracht ende macht, beyde nu ende Ga naar margenoot7 in alle eeuwigheyt. Amen.

Eynde van den Algemeynen Sendtbrief JUDE.

margenoot1
Onder de Apostelen Christi zijnder twee geweest van desen name: een die toegenaemt was Iscarioth, de verrader onses Heeren: ende een die oock genaemt is geweest Thaddeus ende Lebbeus, Matt. 10. vers 3. die om van den anderen te onderscheyden geseght wort: Iudas niet de Iscarioth, Ioan. 14. vers 22. welcke wort oock tot onderscheyt genaemt Iudas Iacobi, Luce 6. vers 16. Actor. 1.13. Dese is het die desen Sendtbrief heeft geschreven.
margenoot2
Dat is, Apostel. Siet Rom. 1. vers 1. Tit. 1.1. Iacob. 1. vers 1. 2.Petr. c. 1. vers 1.
margenoot3
Daer zijn oock onder de Apostelen twee Iacobi gheweest, Matth. 10. versen 2, 3. een die een sone Zebedei was, ende een broeder des Euangelists Ioannis, ende een die een sone was Alphei, toegenaemt de mindere. Deses tweeden broeder was Iudas: het welck hy in het opschrift by voeght, om hem van den anderen te onderscheyden, ende sijn aensien daer mede oock te verstercken, alsoo dese Iacobus onder de Apostelen in groote achtinge was. Siet Luce cap. 6. vers 16. Actor. cap. 15. vers 13. Galat. 2.9. ende de aenteeckeninge op het opschrift des Sendtbriefs Iacobi.
margenoot4
Siet Rom. cap. 1. vers 6.
margenoot5
Gr. in, Namelick, door den Geest der wedergeboorte.
margenoot6
Namel. by de saligheyt, die hy haer verworven heeft. Siet Ioan. cap. 10. vers 28. ende 17.12. 1.Petr. cap. 1. vers 5.
margenoot7
Siet dergelijcke groetenisse Titum 1.4.
margenoot8
Siet van dit woort 1.Petr. cap. 1. vers 2. ende 2.Petr. 1.2.
margenoot9
D. van saken die onser aller saligheyt aengaen, die ghy met ons Apostelen gemeyn hebt. Siet Titum cap. 1. vers 3.
margenoot10
Namel. om het selve nu te doen. De reden van dese nootsakelickheyt wort aengewesen in het volgende vers.
margenoot11
Namel. tegen de verleydinge ende quade exempelen der godtloose spotters, om van haer niet overwonnen ende verleydt te worden, tot afval ofte godtloosheyt, 1.Timoth. cap. 6. vers 12.
margenoot12
Dat is, voor de suyvere leere des Euangeliums, gelijck 1.Timoth. cap. 4. vers 1. om die te behouden, ende daer van niet af te wijcken.
margenoot13
Dat is, die niet verandert en sal worden, maer altijt blijven, soose eens van Christo ende de Apostelen geleert is.
margenoot14
Namel. van Christo ende sijne Apostelen.
margenoota
2.Petr. 2.1.
margenoot15
D. heymelick ende bedrieghlick onder de Christenen gekomen. Siet Galat. 2.4. 2.Petr. cap. 2. vers 1.
margenootb
1.Petr. 2.8. 2.Petr. 2.3.
margenoot16
Ofte, al over lange, gelijck 2.Petr. cap. 2. vers 3.
margenoot17
Namel. waer door Godt haer rechtveerdelick in eenen verkeerden sin heeft overgelevert, Rom. cap. 1. versen 24, 26, 28. 2.Thess. cap. 2. versen 10, 11. ende hier namaels straffen sal met de eeuwige verdoemenisse.
margenoot18
Namel. van Godt in het register van de verworpene menschen. Een gelijckenisse van de menschen genomen, die hare registers hebben in welcke sy de namen opteeckenen der gene, met welcke sy te doen hebben, elck in sijne orden. Siet Philip. 4.3.
margenoot19
D. die noch op Godt, noch op sijnen dienst en passen.
margenoot20
D. de leere der genade Godts.
margenoot21
Gr. versetten, overstellen, D. misbruycken om daer op te vrijer te sondigen ende alle ontucht te bedrijven. Siet Galat. 5. vers 13. 1.Petr. 2. vers 16. 2.Petr. 2.19.
margenoot22
Ofte, dertelheyt, geylheyt, wulpsheyt.
margenoot23
Ofte, Heere. Gr. despoten. Siet van dit woort Actor. 4.24. 2.Petr. 2.1.
margenoot24
Ofte, onsen Godt ende Heere Iesum Christum.
margenoot25
Siet de aenteeckeninge op 2.Petr. 2.1.
margenoot26
D. verhalen ende in gedachtenisse brengen eenige exempelen van Godts oordeelen tegen de soodanige.
margenoot27
D. gewisselick, ten vollen, ten rechten, onveranderlick.
margenoot28
Namel. Israëls.
margenoot29
Gr. behouden hebbende.
margenootc
Num. 14.29. ende 26.64, 65. Psalm 106.26. 1.Cor. 10.5. Hebr. 3.17.
margenoot30
D. omgebracht heeft in de woestijne: welcke tijtlicke straffe een afbeeldinge was van de eeuwige, Hebr. c. 3. vers 17, etc.
margenootd
2.Petr. 2.4.
margenoot31
D. haren eersten staet in welcke sy na Godts evenbeelt geschapen, ende in de hemelsche gelucksaligheyt met de goede Engelen gestelt waren, Ioan. c. 8. vers 44. Of, oorspronck, ofte, heerschappije. Want het Griecks woort alle drie dingen beteeckent.
margenoot32
D. den hemel, de plaetse der gelucksaligheyt, daer de goede Engelen hare woonplaetse noch hebben, Matt. c. 24. vers 36. Marc. c. 12. vers 25. Luce 2. vers 15. waer uyt dese afvallige Engelen zijn rechtveerdelick verstooten.
margenoote
2.Petr. 2.4.
margenoot33
Namelick, in welcken dat groot werck van de opstandinge ende oordeel aller menschen, ende de voleyndinge der werelt geschieden sal, ende Christus in sijne heerlickheyt sal verschijnen.
margenoot34
Siet de aenteeckeninge op 2.Petr. cap. 2. vers 4.
margenootf
Genes. 19.24. Deuter. 29.23. Iesa. cap. 13. vers 19. Ierem. cap. 50. vers 40. Ezech. 16.49. Hose. 11.8. Amos 4.11. Luce 17.29. 2.Petr. 2.6.
margenoot35
Namel. Adamah ende Zeboim, gelijck deselve genaemt worden Deuter. cap. 29. vers 23.
margenoot36
Namel. inwoonders van Sodoma ende Gomorra.
margenoot37
Soo beschrijft de Apostel met eerbare woorden de grouwelicke sonde der Sodomiten. Siet Rom. cap. 1. vers 27.
margenoot38
Namel. van Godts rechtveerdigen toorne ende straffe tegen soodanige sondaers, om haer daer aen te mogen spiegelen.
margenoot39
Siet van dese straffe Matth. 25.41.
margenoot40
Namelick, godtloose menschen, van dewelcke hy gesproken heeft vers 4.
margenoot41
Ofte, droomende. Dit wort verstaen ofte na de letter, ofte geestelicker wijse, datse van den satan gelijck als in eenen slaep der sonde gewieght zijnde, haer vleesch ontreynigen met hoererijen, overspel, etc.
margenoot42
D. hare lichamen, in welcke dese sonden gedaen worden, ende die daer door worden verontreynight. Siet 1.Cor. 6. vers 18.
margenoot43
D. de gene die in Overheyt zijn gestelt, ende het ampt selve.
margenoot44
D. de gene die over de menschen in hoogheyt, macht, eere, ende groot aensien zijn gestelt. Siet 2.Petr. cap. 2. vers 10.
margenootg
Dan. cap. 10. vers 13. ende 12.1. Apocal. cap. 12. vers 7.
margenoot45
Dit is de eygen naem van den Archangel, die oock gevonden wort Dan. cap. 10. vers 13. ende cap. 12. vers 1. Apocal. 12. vers 7. ende is soo veel te seggen als wie is gelijck Godt. Welcke naem oock den Heere Iesu Christo wel kan toegeschreven worden: maer hy wort oock 1.Thess. cap. 4. vers 16. uytdruckelick van den Archangel onderscheyden.
margenoot46
Dat is, de overste Engel, ofte een van de overste Engelen. Siet van desen naem 1.Thess. cap. 4. vers 16. ende de aenteeckeninge aldaer.
margenoot47
Dese historie en wort in de schriften des Ouden Testaments niet beschreven: soo dat het schijnt dat Iudas dit heeft ofte uyt eenige overleveringe van hant tot hant, ofte uyt eenigh schrift, dat wy nu niet en hebben: gelijck hy oock vers 14. de prophetie van Enoch verhaelt: gelijck oock Paulus verhaelt de namen van de Egyptische toovenaers, 2.Timoth. cap. 3. vers 8. Waer uyt niet en kan besloten worden dat de Heylige Schrifture soude onvolmaeckt zijn. Siet de aenteeckeninge aldaer.
margenoot48
Dit wort van velen verstaen van het doode lichaem Mosis, als hy gestorven was op den bergh Nebo, het welck Godt heeft begraven op een onbekende plaetse, op dat de Israëliten met sijne doode beenderen geen afgoderije en souden begaen, gelijck van velen hedensdaeghs gedaen wort met de beenderen van martelaren ende andere heyligen, Deuter. cap. 34. versen 1, 6. ende meynen dat de duyvel dit heeft gesocht te verhinderen, om het volck tot afgoderije te brengen.
margenooth
2.Petr. 2.11.
margenoot49
D. lasterlick oordeel, lasterwoorden, ofte scheltwoorden, waer mede yemant veroordeelt wort. Siet 2.Petr. 2.11.
margenooti
Zach. 3.2.
margenoot50
Dergelijcke wort gelesen Zach. cap. 3. vers 2. waer op sommige meynen dat de Apostel hier soude sien.
margenootk
2.Petr. 2.12.
margenoot51
D. door de uytwendige sinnen.
margenoot52
Namelick, door dien sy die dingen met overdaet ende ontuchtigheyt misbruycken, waer mede sy lichaem ende ziele verderven.
margenoot53
D. haer sal een eeuwige elende over komen.
margenoot54
D. het exempel van Cain gevolght in hare broeders te haten ende te vervolgen.
margenootl
Genes. 4.8. 1.Ioan. 3.12.
margenootm
Num. 22.7, 21. 2.Petr. 2.15.
margenoot55
D. gelijck Balaam door gierigheyt, om des loons wille, hem heeft laten verleyden om Godts volck te vloecken, hoewel Godt hem sulcks heeft verhindert, soo leeren dese oock valsche leeringen, ende lasteren de rechte leere, om vuyl gewins wille. Gr. uytgestort, Dat is, gelijck als uytgegoten water van selfs henen vliet, alsoo worden sy uyt groote gierigheyt daer henen gedreven.
margenootn
Numer. 16.1.
margenoot56
D. navolgende de wederspannigheyt ende oproerigheyt van Core tegen hare Overheyt.
margenoot57
Of, in het verderf gebracht, gelijck Core met sijne medegesellen Dathan ende Abiram, ende al wat sy hadden, levendigh in de aerde versoncken zijn, Num. 16. vers 31, etc.
margenooto
2.Petr. 2.13.
margenoot58
Gr. agapais, Dat is, liefden. Soo wierden genaemt de maeltijden, die de eerste Christenen plaghten met malkanderen tot versterckinge der liefde te houden, als ’t Avontmael was gehouden: van welcke de Apostel Paulus spreeckt 1.Cor. 11.21, 22. ende die beschreven worden van Tertull. Apol. cap. 36.
margenoot59
D. van u tot een bysondere maeltijt genoodt zijn.
margenoot60
D. met gulsigheyt ende overdadigheyt vollen ende mesten sy haer selven. Siet Ezech. 34.2.
margenoot61
Namel. van daer over van Godt gestraft te sullen worden; ofte oock van schande voor de menschen.
margenootp
2.Petr. 2.17.
margenoot62
D. die als dan noch vruchten noch bladen en hebben. Ofte, die wel somwijlen bloeysels ende beginsel van vruchten voort brengen, maer die vergaen ende afvallen.
margenoot63
D. gantschelick, noch vruchten noch bladeren hebbende.
margenootq
Iesa. 57.20.
margenoot64
D. onstuymige, wreede.
margenoot65
D. als schuym ende vuyligheyt uytwerpende, namelick, hare onstuymige vuyle ende lasterlicke woorden, ende schandelicke daden.
margenoot66
D. planeten, welcker loop hoewelse seker is, soo schijnense ons nochtans te dwalen, om dat haren loop niet eenparigh en is met de andere sterren. Daer by vergelijckt hy hare ongestadigheyt.
margenoot67
Siet de verklaringe daer van 2.Petr. 2.17.
margenootr
Genes. 5.18.
margenoot68
Namel. Adam mede gereeckent zijnde, aldus, Adam, Seth, Enos, Kenan, Mahalaleël, Iared, Enoch. Siet Genes. cap. 5.
margenoot69
Dese prophetie en staet nergens in de Schriften des Ouden Testaments beschreven, maer schijnt van hant tot hant onder de Ioden overgelevert te zijn, ende heeft Godt door den Apostel Iudam deselve laten opschrijven onder de heylige Schriften, om eeuwelick in de gemeynte bewaert te worden. Siet vers 9.
margenoots
Dan. 7.10. Actor. 1.11. 1.Thess. 1.10. 2.Thess. 1.10. Apocal. 1.7.
margenoot70
Dat is, sal komen. Alsoo spreken de Propheten om daer mede aen te wijsen de sekerheyt van de vervullinge der prophetie, als of die al geschiedde ofte geschiet ware. siet 1.Cor. 16.22.
margenoot71
Gr. heylige tien duysenden, Nam. van Engelen. Een seker getal voor een onseker groot getal. siet Dan. 7.10. Matth. 24.31. ende 25.31.
margenoot72
Gr. te doen, ofte, oordeel te vellen.
margenoot73
Namel. ongeloovige ende onboetveerdige sondaren. Want hier wort gesproken van het oordeel van verdoemenisse, in welcke de geloovige ende boetveerdige sondaren niet en sullen komen, Ioan. 5.24.
margenoot74
Gr. te bestraffen, ofte, te overtuygen.
margenoot75
D. die onder haer in godtloosheyt uytsteken, ende de Godtsalige lasteren, vervolgen ende verdrucken: hoedanige hier van den Apostel beschreven worden.
margenoott
Matth. 12.36.
margenoot76
D. niet alleen over hare godtloose wercken, maer oock over haer ongerijmde lasterlicke, ende smadelicke woorden, die hardt zijn om te verdragen.
margenoot77
Namel. den Heere die komen sal om ’t gerichte te houden, vers 14. Dat is, tegen sijnen persoon, leere, ende gemeynte.
margenoot78
Namel. soo tegen Godt, dat hy haer niet genoegh en doet: als tegen de menschen, ende voornamelick die over haer gestelt zijn, met welcker regeeringe sy niet te vreden en zijn.
margenoot79
D. niet te vreden zijnde met den staet ofte deel, die Godt haer toegeschickt heeft.
margenoot80
Namel. vleeschelicke begeerlickheden. Siet Rom. 8.1, 5. 2.Cor. 10.3. Galat. 5.16. 2.Petr. 3.3.
margenootv
2.Petr. 2.18.
margenoot81
D. als met een verwonderinge prijsende ende pluymstrijckende de persoonen die om haren rijckdom ofte macht in aensien zijn, ende haer voorderlick konnen wesen.
margenoot82
Om door dese pluymstrijckerije, van haer voordeel te bekomen.
margenoot83
Hier uyt en volght niet dat dese Iudas niet en soude mede een Apostel Christi geweest zijn. Want oock Petrus maeckt gewagh van de Sendtbrieven Pauli, 2.Petr. 3.15. maer alleen dat hy na de andere Apostelen heeft geschreven. Hy siet hier voornamelick op de Apostelen Paulum ende Petrum.
margenootx
Actor. 30.29. 1.Timoth. 4.1. 2.Timoth. 3.1. ende 4.3. 2.Petr. 2.1. ende 3.3.
margenoot84
Gr. begeerlickheden der godtloosheden.
margenoot85
Namelick, van de heylige vergaderingen der geloovige. Ofte, scheydinge ende scheuringe in de gemeynte maken.
margenoot86
Gr. ziellicke, gelijck 1.Cor. 2.14. Iacob. 3.15. Siet d’aenteeckeninge aldaer.
margenoot87
Namel. Godts, Dat is, den Geest der wedergeboorte: het welcke daer uyt blijckt, om dat hare vleeschelicke begeerlickheden in haer de overhant hebben ende heerschen: dat niet en geschiet in de gene die den geest der wedergeboorte hebben.
margenoot88
Ofte, sticht, Dat is, stelt u fondament vast, ende neemt dagelicks meer ende meer toe in het geloove.
margenoot89
Ofte, malkanderen, gelijck 1.Thessal. 5.11.
margenoot90
Dat is, op het vertrouwen dat ghy hebt op den Salighmaker Iesum Christum, om dat selve te behouden, daer in toe te nemen, ende daer op alle Christelicke deughden te vestigen, Rom. cap. 14. vers 23. Hebr. cap. 11. vers 6. Ofte op de leere der heylige Propheten ende Apostelen, die ghy gelooft ende eenmael aengenomen hebt, Ephes. cap. 2. vers 20. daer in dagelicks meer ende meer toenemende, ende by deselve vast blijvende.
margenoot91
Namelick, Godt, dat hy door sijne Godtlicke genade ende kracht u daer in verstercke. Waer uyt blijckt, als wy vermaent worden om ons selven te stichten ende te bewaren, dat sulcke bewaringe niet uyt onse krachten voort komt, maer uyt de genade ende kracht Godts, die wy daerom moeten bidden.
margenoot92
Ofte, door den Heyligen Geest, Rom. 8.26.
margenoot93
Namelick, sorghvuldelick aenwendende alle middelen om daer in te blijven, ende toe te nemen. Siet het voorgaende vers.
margenoot94
Ofte, malkanderen, gelijck te voren.
margenoot95
Dit kan verstaen worden, ofte in de liefde met welcke Godt ons lief heeft, om in sijne gunste ende vrientschap te blijven: ofte in de liefde die wy Godt toedragen om daer in te volherden ende toe te nemen: na beyde moeten wy trachten. Doch het tweede schijnt met des Apostels wit meer over een te komen.
margenoot96
Dat is, de genadige sententie, ofte vonnis, dat hy over ons geloovige sonder onse verdiensten, uyt enckele barmhertigheyt, sal uytspreken in den dagh des oordeels, Matth. 25.34.
margenoot97
D. bestraft ende vermaent eenige uyt barmhertigheyt ende medelijden over hare swackheyt, Namel. die uyt swackheyt sondigen ende niet moedtwilligh en zijn, Gal. 6.1.
margenoot98
Namelick, tusschen swacke ende moedtwillige, tusschen leersame ende hardtneckige, namelick, om uwe bestraffingen ende vermaningen na elck eens gelegentheyt met soetigheyt ofte met hardigheyt aen te stellen, om haer te beter te winnen.
margenoot99
Dat is, soecktse te behouden met goede vermaningen. Siet 1.Timoth. 4.16.
margenoot100
Namelick, die moedtwilligh, ofte hardtneckigh zijn.
margenoot1
Gr. in vreese: Dat is, soecktse te verschricken met voorstellinge van het vreeslick oordeel Godts, dat over soodanige sal gaen, indiense haer niet en bekeeren, 2.Timoth cap. 4. vers 2.
margenoot2
Dat is, trecktse sonder vertoeven uyt het openbaer perijckel van de saligheyt te verliesen, gelijck men doet als yemant in het vyer gevallen is. Want een bekeert sondaer is als uyt het helsche vyer getrocken.
margenoot3
Dat is, niet alleen de onkuysheyt ende andere sonden selve, maer oock dat daer mede eenige gemeynschap heeft.
margenoot4
Dit schijnt geseght te worden uyt opsicht van de onreynigheden der wet, na dewelcke al wat yet onreyns aenraeckte het selve oock voor onreyn gehouden wiert.
margenoot5
Ofte, te stooten, mis-treden.
margenoot6
Dat is, voor hem, die heerlick is.
margenooty
Rom. 16.27. 1.Timoth. 1.17.
margenoot7
Gr. in alle de eeuwen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken