Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

1 Den Engel wort een rietstock gegeven om den tempel te meten. 2 maer niet den voorhof. 3 Christus geeft sijne twee getuygen macht om te propheteeren, ende om hare vyanden plagen toe te senden. 7 Het Beest komt uyt den afgront, ende doot de getuygen. 9 waer over haer de volckeren verheugen. 11 maer na drie dagen ende eenen halven worden sy weder levendigh. 12 ende worden opgenomen in den hemel. 13 waer na aerdtbevinge volght, ende schade over de groote stadt. 15 De sevende Engel basuynt, ende de Koninckrijcken worden Godes ende Christi. 16 Waer [kolom] op de vier en twintigh Ouderlingen Godt loven. 18 ende de toorne Godts komt over de volckeren, maer de bereydde loon wort gegeven aen de heylige. 19 ende de tempel Godts in den hemel wort geopent.

1

Ga naar margenoota ENde my wiert Ga naar margenoot1 een rietstock gegeven, eene [meet-] roede gelijck: ende de Engel stont, ende seyde, Staet op, ende Ga naar margenoot2 meet den tempel Godts ende Ga naar margenoot3 den altaer, ende de gene die daer in aenbidden.

2

Ende Ga naar margenoot4 den voorhof die van buyten den tempel is, Ga naar margenoot5 laet uyt, ende en meet dien niet, want hy is Ga naar margenoot6 den Heydenen gegeven: ende sy sullen Ga naar margenoot7 de heylige stadt vertreden Ga naar margenootb Ga naar margenoot8 twee ende veertigh maenden.

3

Ende ick sal Ga naar margenoot9 mijne twee getuygen [macht] geven, ende sy sullen propheteeren duysent twee hondert sestigh dagen, met sacken bekleet.

[Folio 156r]
[fol. 156r]

4

Ga naar margenootc Dese zijn Ga naar margenoot10 de twee olijfboomen, ende de twee kandelaren, die voor den Godt der aerde staen.

5

Ende soo yemant die wil beschadigen, Ga naar margenoot11 een vyer sal uyt haren mont uyt gaen, ende sal hare vyanden verslinden: ende soo yemant haer wil beschadigen, die moet alsoo gedoot worden.

6

Ga naar margenootd Dese hebben macht Ga naar margenoot12 den hemel te sluyten, op dat geen regen en regene in de dagen harer propheteeringe: ende sy hebben macht over de wateren, Ga naar margenoote Ga naar margenoot13 om die in bloet te verkeeren, ende de aerde te slaen met allerley plage, soo menighmael als sy sullen willen.

7

Ga naar margenootf Ende Ga naar margenoot14 als sy haer getuygenisse sullen ge-eyndight hebben, sal Ga naar margenoot15 het Beest dat Ga naar margenootg uyt den afgront op komt, haer krijgh aendoen, ende het salse overwinnen, ende salse dooden.

8

Ende hare doode lichamen [sullen liggen] Ga naar margenoot16 op de strate Ga naar margenoot17 Ga naar margenooth der groote stadt, die geestelick genoemt wort Sodoma ende Egyptus, alwaer oock onse Heere gekruyst is.

9

Ende [de menschen] uyt de volcken ende geslachten, ende talen, ende natien sullen hare doode lichamen sien drie dagen ende eenen halven, ende en sullen niet toelaten dat hare doode lichamen in graven geleght worden.

10

Ende Ga naar margenoot18 die op de aerde woonen die sullen verblijdt zijn over haer, ende sullen vreughde bedrijven, ende sullen malkanderen Ga naar margenoot19 geschencken senden: om dat dese twee Propheten, de gene die op de aerde woonen, Ga naar margenoot20 gepijnight hadden.

11

Ende Ga naar margenoot21 na die drie dagen ende eenen halven, is eenen geest des levens uyt Godt in haer gegaen: ende sy stonden op hare voeten, ende daer is groote vreese gevallen op de gene die haer aenschouwden.

12

Ende sy hoorden een groote stemme uyt den hemel, die tot haer seyde, Komt herwaerts op. Ende Ga naar margenoot22 sy voeren op na den hemel in de wolcke: ende hare vyanden aenschouwdense.

13

Ende in die selve ure geschiedde Ga naar margenoot23 een groote aerdbevinge, ende Ga naar margenoot24 het tiende [kolom] [deel] der stadt is gevallen, ende daer zijn in de aerdbevinge gedoot Ga naar margenoot25 seven duysent namen van menschen: ende Ga naar margenoot26 de overige zijn seer bevreest geworden, ende hebben den Godt des hemels heerlickheyt gegeven.

14

Het tweede wee is wech gegaen: siet, Ga naar margenooti het derde wee komt haest.

15

Ende Ga naar margenoot27 de sevende Engel heeft gebasuynt, ende daer geschiedden Ga naar margenoot28 groote stemmen in den hemel, seggende, De Koninckrijcken der werelt Ga naar margenoot29 zijn geworden onses Heeren, ende sijnes Christi, ende hy sal als Koningh heerschen in alle eeuwigheyt.

16

Ende de vier en twintigh Ouderlingen, die voor Godt sitten op hare throonen, vielen [neder] op hare aengesichten, ende aenbaden Godt.

17

Seggende, Wy dancken u Heere Godt almachtigh, Ga naar margenootk Die is, ende Die was, ende Die komen sal, dat ghy uwe groote kracht hebt aengenomen, ende als Koningh hebt geheerscht:

18

Ende Ga naar margenoot30 de volckeren waren toornigh geworden, ende uwen toorne is gekomen, ende de tijt der dooden om geoordeelt te worden, ende om den loon te geven uwen dienstknechten Ga naar margenoot31 den Propheten, ende Ga naar margenoot32 den heyligen, ende den genen Ga naar margenoot33 die uwen name vreesen, den kleynen ende den grooten: ende om te verderven de gene Ga naar margenoot34 die de aerde verdorven.

19

Ende Ga naar margenoot35 de tempel Godts in den hemel is Ga naar margenootl geopent geworden, ende de Arke sijnes verbonts is gesien in sijnen tempel: ende daer wierden blicksemen, ende stemmen, ende donderslagen, ende aerdbevinge, ende grooten hagel.

margenoota
Ezech. 40.3, etc. ende capp. 41. 42. 43.
margenoot1
In dit gesichte wort door de herbouwinge des tempels, de weder-oprechtinge des vervallenen Godtsdiensts in de gemeynte Christi, hoewel tusschen nauwer bepalinge, te kennen gegeven, na dat die door de tyrannije des Antichrists, waer van in het voorgaende negende Capittel begonnen is te propheteeren, onder de voet was gebracht. Ende is dit gesichte genomen uyt Ezech. 40. vers 3. ende volgens, alwaer door dergelijcke afmetinge, ende dat in meerder breedte als de tempel te voren was, de weder-oprechtinge der gemeynte, die te voren vervallen was, wederom door Christum in meerder ruymte door de geheele werelt soude opgerecht worden.
margenoot2
Dat is, paelt af de ware Kercke, daer in Godt recht gedient wort, ende onderscheytse van de andere, die de meeste menighte zijn, ende die, hoewelse den tijtel daer van voeren, nochtans de daet niet en hebben.
margenoot3
Dese was tweederley in den tempel, namelick den reuck-altaer, die in het Heylige stont, ende waer op het reuckwerck met de gebeden der heylige wiert opgeoffert: ende de brand-offer altaer, die voor den tempel in den voorhof der Priesteren stont, alwaer de offeranden der versoeninge ende der danckbaerheyt geschiedden. Dese met de aenbidders worden hier oock gemeten om weder op te richten, overmits dese twee fondamentele Hooftstucken des Christelicken geloofs, onder het Rijck des Antichrists, meest verduystert ende onder de voet zijn gebracht: te weten, eerstelick de oorsake van de versoeninge onser sonden voor Godt, die de Heylige Schrifture ons in Christo ende sijne offerande alleen stelt, daer deselve in eygene verdiensten, aflaten, vagevyer, bedevaerden tot heyligen, ende dergelijcke superstitien, onder het Rijck des Antichrists gesocht wort. Ten tweeden, de ware aenroepinge van den eenigen Godt door den eenigen Middelaer Christum, daer deselve aenroepinge in het Rijck des Antichrists wort verdeelt onder vele patroonen, ende patronessen, gelijck bekent is. Dese zijn dan hier alleen de ware aenbidders voor Godt, die haer alleen aen Godt ende Christum in dit heylighdom houden. Ende dese zijn oock alleen de ware Priesters des Nieuwen Testaments, al zijn sy minder in getal, ende wat meer verschooven van het gesichte der werelt, ende niet de gene die in de opentlicke voorhoven haer superstitieuse Godtsdiensten met grooter menighte oeffenen.
margenoot4
Eenige boecken hebben, die van binnen den tempel is, Namelick, ten aensien van den buytensten muer des tempels
margenoot5
Gr. werpt uyt buyten.
margenoot6
Alsoo worden genaemt alle de gene die Heydensche wijsen van doen, met het plegen van afgoderije in hare Godsdiensten gebruyckten. Hoewel het Griecks woort oock volckeren in het gemeyn beteeckent.
margenoot7
Dat is, de sichtbare Kercke, die door Ierusalem was afgebeelt, welcke van de afgodendienaers nu ingenomen ende vertreden wort, overmits sy met den tijtel van den tempel Godts ende van de heylige Kercke souden roemen, ende de ware Kercke verdrucken. Alsoo dat door den uytersten voorhof verstaen worden de gene die meest devotie ende aensien hebben onder het Rijck des Antichrists, ofte hare geestelickheyt, soo sy spreken: ende door de heylige stadt, de geheele menighte die daer onder behoort, ende van desen tijtel oock roemt, niet anders dan die van Ierusalem eertijts plaghten, selfs als sy Christum ende sijne ware leden vervolghden.
margenootb
Apocal. cap. 13. vers 5.
margenoot8
Hier door wort de geheele tijt van de heerschappije des Antichrists verstaen. Doch de reeckeninge van het begin ende eynde deses tijts wort verscheydelick genomen, gelijck op het volgende vers sal aengeteeckent worden. Maer het allersekerst is, dat wy de vervullinge daer van met lijdtsaemheyt verwachten.
margenoot9
Eenige meynen dat door dese twee getuygen Enoch ende Elias souden worden verstaen, die den tijt van twee en veertigh maenden, ofte van twaelf hondert sestigh dagen, dat is ontrent drie jaren ende een half, voor het eynde van de werelt tegen den Antichrist souden propheteeren, ende daer na van hem gedoot worden, ende welcken na de letter al het gene soude over komen, dat hier in den text verhaelt wort. Ende dit gevoelen wort van eenige hedendaeghs gedreven, om den Antichrist ende sijn Rijck, het welck nu langen tijt in de werelt bekent is, te verduysteren. Doch boven dien dattet ongerijmt is, dat de Heylige Geest in dese Openbaringe de dingen, die voorts moesten geschieden, soo veel eeuwen soude voorby gaen, in welcke de Kercke Christi soo vele veranderingen heeft geleden, ende terstont komen tot de vier laetste jaren der werelt, soo is’t oock niet mogelick, dat het Rijck des Antichrists binnen drie jaren ende een half alsoo soude opgericht worden, ende alles door de geheele werelt te wege brengen, dat in Godts woort van hem ende sijn Rijck is voorseght. Het strijt oock met Godts woort, dat de heylige uyt den hemel met hare hemelsche lichamen souden dalen, om hier gedoot te worden, ofte dat sy op dese werelt weder souden komen prediken, gelijck Abraham getuyght Luce 16. vers 29. Ofte oock dat sy in drie jaren ende een half onder alle volckeren souden propheteeren, ofte dat hare lichamen binnen drie eygentlick genoemde dagen ende een half van de volckeren, geslachten, ende talen, alsoo souden gesien worden, ende dat die op aerden woonen haer daer over souden verblijden, ende malkanderen geschencken senden, gelijck hier in den text staet. Daerom moet beyde de sake selve, ende de tijt hier nootsakelick prophetischer wijse ende figuerlick verstaen worden, Namelick, van de dagen die geheele jaren beteeckenen, gelijck Ezech. 4.5. ende Dan. 9.24. welcke jaren van eenige worden begonnen van het jaer ses hondert ende ses, wanneer de Bisschop van Roomen allereerst den tijtel van Bisschop der geheeler Christelicke Kerke (die Christo alleen toekomt) heeft aengenomen, ende de afgoderije onder de Christenen meest heeft begonnen door te breken. Hoewel andere dese jaren wat vroeger beginnen, namelick, van de verwoestinge van het oudt Roomen, ende van sijne heerschappije door de Gotthen, ontrent het jaer vier hondert ende twaelf. Doch dit in sijn geheel gelaten zijnde, gelijck op het tweede vers geseght is, soo wort het opwecken van dese twee getuygen bequamelick verstaen van eenige treflicke Leeraers, die Godt binnen dien tijt van het Rijck des Antichrists, hier ende daer op verscheydene tijden in sijne gemeynte heeft verweckt, om dese heerschappije ende afgoderije te ontdecken ende wederstaen: die daerom als met sacken bekleet geseght worden, om dat sy in slechte kleederen, ende in een treurigh gelaet, haer tegen den pracht ende hooghmoedt des Antichristendoms hebben gestelt. Ende daerom oock twee genaemt worden, om datter wel weynige souden zijn, maer evenwel genoeghsame, om de waerheyt den menschen te betuygen, alsoo alle waerheyt bestaet in twee ofte drie getuygen, Deut. 19. vers 15. ende om dat Godt gemeynlick twee soodanige treflicke getuygen tot weder-oprechtinge der vervallene leere pleeght te gebruycken, gelijck hier in de volgende woorden eerst wort gesien op Iosua ende Serubabel, die den Godtsdienst na de gevangenisse van Babel hebben opgerecht in ’t vierde vers, ende op Moses ende Aaron, die sulcks gedaen hebben in de woestijne, ende op Elias ende Eliseus, die sulcks gedaen hebben onder Achab ende andere Baals dienaers, op dewelcke hier wort gesien in het vijfde ende seste vers, die oock daerom twee konnen genoemt worden, om dat sy de leere des Ouden ende Nieuwen Testaments alleen tot wederlegginge des Antichristendoms, als getuygen deser waerheyt, hebben voort gebracht, ende andere daer door krachtelick overwonnen. Soodanige zijn geweest Waldus ende Petrus Bruys in Vranckrijk, Wiclef ende Pourneus in Engelant, Ioannes Hus ende Hieronymus van Praga in Bohemen ende Duytschlant, die oock daer over in het Concilie van Constans, gedoot, ende met blijdtschap van alle dien hoop uyt verscheydene volcken ende tongen vergadert, verbrant zijn: tot dat het Godt daer na heeft belieft Luther ende Melanthon in Duytschlant, Zwinglium ende Oecolampadium in Switserlant, Farellum ende Calvinum in Vranckrijck, met meer andere in hare plaetsen te verwecken, die met meerder kracht haer getuygenisse volbracht hebben, ende een groot deel van dat groote Babel hebben doen vallen: van welckers geheelen val ende vernietinge hier na sal worden gepropheteert.
margenootc
Zachar. 4.3, 14.
margenoot10
Dit exempel is genomen uyt het gesichte van Zacharias, cap. 4. versen 2, 3, en 14. daer Iosua de Hoogepriester ende Serubabel de Vorst alsoo worden afgebeelt, om dat sy instrumenten waren door welcke de olie der gaven des Heyligen Geests, ende het licht van sijn woort krachtigh waren, om den vervallen tempel ende Godtsdienst na de gevangenisse van Babel in Israël wederom op te rechten.
margenoot11
Dit siet op het exempel Mosis in de rebellie van Corah met de sijne, Numer. cap. 16. vers 35. ende op het exempel van Elias tegen de krijghsknechten, die quamen om hem te vangen, 2.Reg. 1. vers 10. waer door allerley plagen verstaen worden, die Godt de vyanden sijner Propheten heeft toegesonden. ’t Kan oock verstaen worden van het vyer der dreygementen Godts tegen de halsterrige, gelijck te sien is Ierem. 5.14.
margenootd
1.Reg. 17.1.
margenoot12
Dit siet insgelijcks op het exempel van Elias, 1.Reg. cap. 17. waer door ofte de uyterlicke plagen van drooghten ende hongers nooden konnen verstaen worden: ofte oock het wederhouden van de werckingen van Godts Gheest, om der menschen ondanckbaerheyt wille, gelijck Paulus 2.Thess. 2.11. getuyght, dat Godt haer sal senden eene kracht der dwalinge, op dat sy de leugen gelooven, om dat sy de liefde der waerheyt niet en hebben aengenomen om saligh te worden.
margenoote
Exod. capp. 7. 8. 9. 10. 12.
margenoot13
Dit siet oock op het exempel Mosis, ende Aarons, die de Egyptenaers, die haer tegen hare vermaningen setteden, met dese ende andere plagen hebben gestraft: gelijck Godt oock verscheydene ongevallen ende plagen om soodanige oorsaken over de halsterrige Christenheyt heeft gesonden.
margenootf
Dan. 7.21. Apocal. 13.7.
margenoot14
Namelick, elck het sijne, in sijnen bestemden tijt, geduerende dese heerschappije des Antichrists.
margenoot15
Dat is, de Antichrist, met sijne geestelicke heerschappije, welcke Cap. 9. vers 11. Abaddon, ofte Verderver genaemt is: waer van de naerder beschrijvinge in het dertiende Capittel sal volgen.
margenootg
Apocal. 13.11.
margenoot16
Ofte, op de ruymte. Dit is oock een eygenschap van dese Roomsche hierarchie, ofte geestelicke heerschappije, dat sy de soodanige, die sy voor ketters schelden, op galgen ende raderen setten, ende door al haer gebiedt de begraeffenisse weygeren, insonderheyt op hare gewijede plaetsen, ende haren naem allerley smaetheyt aendoen na haren doot.
margenoot17
Hier door wort de stadt van Roomen met hare heerschappije verstaen, gelijck de Engel selve genoegh verklaert, Apocal. 17.9, 18. die geestelick Sodoma genaemt wort, om de ontucht, die daer regneert: ende Egyptus, van wegen de verdruckinge van Godts volck, ende daer onse Heere oock geestelick wort geseght gekruyst te zijn, om dat gelijck Christus selve door den Roomschen Stadthouder gekruyst is, hy oock alsoo in sijne leden van de Roomsche heerschappije noch dagelicks gekruyst wort.
margenooth
Apocal. 17.2, 5. ende 18.10.
margenoot18
Dat is, de aerdtsche menschen, die haer tot aerdtsche Godsdiensten begeven.
margenoot19
Namelick, tot een teecken van blijdtschap, gelijck Esth. cap. 9. versen 19, 22.
margenoot20
Dat is, met hare predicatien, schriften, ende vermaningen hare conscientien hadden geroert, ende quellinge aengedaen, om soo gerust in hare superstitien ende sonden niet voort te konnen gaen, waer van sy door de doot van dese nu schenen ontslagen te zijn.
margenoot21
Dat is, na eenen korten tijt, dat dese getuygen gedoot waren, ende door het gewelt, ende publijck oordeel des Antichrists, ende der sijne, haer aensien onder de menschen schenen verloren te hebben, heeft Godt wederom andere in hare plaetse verweckt, die door den selven Geest zijn gedreven geweest, gelijck Ioannes de Dooper in den geest ende kracht van Elias wort geseght gekomen te zijn, Luce 1.17.
margenoot22
Sommige verstaen dit van de saligheyt der Propheten, ofte getuygen Christi, die gelijck Christus haer Hooft door een wolcke is opgenomen in den hemel, ende gelijck Lazari ziele van de Engelen is gedragen in Abrahams schoot, alsoo oock van vele onteeringe ende verdruckinge door den doot ten hemel zijn opgenomen, om aldaer vertroost ende verheerlickt te worden, tot dat sy ten uytersten dage in het gesichte van hare vervolgers, na lichaem ende ziele, Christo te gemoete, in de wolcken ten hemel sullen opgenomen zijn, 1.Thessal. cap. 4. vers 17. Andere verstaen het van de meerdere kracht ende verheerlickinge der selve getuygen, door de gene, die in hare plaetse sullen komen, gelijck sulcke wijse van spreken Iesa. cap. 14. versen 13, 19. ende elders oock wort genomen. Het welck door andere die haer gevolght zijn, ende die oock met den politijcken arm zijn gestijft geweest in Duytschlant, Vranckrijck, Engelant, Schotlant, Switserlant, Nederlant, ende andere quartieren der werelt, niet-tegenstaende alle het gewelt des Antichrists, geschiet ende volbracht is, ende noch volbracht wort.
margenoot23
Dat is, een groote beroeringe ende beweginge der menschen in de werelt, soo des Antichrists, ende der gene die haer tegen dese getuygen stelden, als der andere die deser getuygenissen aennamen ende voorstonden: gelijck de ervarentheyt in de voorgaende eeuwen heeft getuyght, ende noch in dese eeuwe getuyght.
margenoot24
Dat is, een groot deel der Roomsche ende Antichristische hierarchie is den Antichrist afgevallen.
margenoot25
Dit verstaen eenige voor menschen van name ende aensien, als daer zijn Koningen, Vorsten, Prelaten, Leeraers, ende dergelijcke, die in verscheydene krijgen, die sy voor den Antichrist gevoert hebben, zijn omgekomen.
margenoot26
Dat is, een groot deel der volckeren, die onder sijne heerschappije stonden, zijn van hem afgeweken, ende hebben haer tot de suyverheyt des Euangeliums, na deser exempel, meer ende meer bekeert, tot dat den eyndelicken val deser grooter stadt met seven bergen ende haren valschen propheet sal volgen: waer van in de volgende Capittelen sal gepropheteert worden.
margenooti
Apocal. 8.13. ende 9.12. ende 15.1.
margenoot27
Het gene op dese basuyne is gevolght, wort aller bequamelickst verstaen van de oprechtinge van het Rijcke Godts ende sijnes Christi in den hemel, na de voleyndinge der werelt, ’t welck met de laetste woorden van het 15 vers, ende met het 18 ende 19 vers wel over een komt, ende met de ordre, die in dese gesichten wort gehouden, dat elck bysonder gesichte met het eynde der werelt in sijne voorsegginge eyndight, gelijck hier voor Cap. 10. vers 7. oock is betuyght.
margenoot28
Namelick, van blijdtschap, die onder de heylige geesten in den hemel was, gelijck volght.
margenoot29
Dat is, staen nu alleen onder sijne regeeringe, na dat onder de voet zijn gebracht alle de gene die haer daer tegen stelden. Siet 1.Corinth. cap. 15. vers 24
margenootk
Apocal. cap. 1. versen 4, 8. ende cap. 4. vers 8. ende 16.5.
margenoot30
Namelick, te voren tegen Christum, ende sijn Rijck: maer nu is de tijt gekomen, dat ghy uwe straffe, in uwen rechtveerdigen toorne, tegen soodanige sult uytvoeren.
margenoot31
Waer onder de Apostelen ende Euangelisten des Nieuwen Testaments oock worden begrepen.
margenoot32
Waer onder alle trouwe Leeraren ende Martelaren oock worden begrepen.
margenoot33
Hier door worden alle de andere geloovige verstaen.
margenoot34
Namelick, met gewelt van vervolginge, met valsche leeringen, ende quade exempelen. siet Cap. 19. vers 2.
margenoot35
Door de openinge des tempels in den hemel wort aller gevoegelickst verstaen de verheerlickinge der gemeynte selve in den hemel, ende door de Arke sijnes verbonts het heerlick aenschouwen Christi onses Middelaers in deselve, waer van de Arke een voorbeelt was: ende door den donder ende blicksemen, etc. de teeckenen sijnes toorns tegen de ongeloovige
margenootl
Apocal. 15.5.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken