Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xvj. Capittel.

1 Den seven voorgemelde Engelen wort bevel gegeven om hare phiolen uyt te gieten. 2 Van welcke de eerste wort uytgestort op de aerde, 3 de tweede in de zee, 4 de derde in de rivieren: waer over de rechtveerdigheyt Godts met eenen lofsangh wort gepresen. 8 De vierde phiole wort uytgegoten in de sonne. 10 de vijfde op den throon der Beeste, na welcke de menschen op aerden haer evenwel niet en bekeeren. 12 De seste, op de groote riviere Euphrates. 13 Drie onreyne geesten, als vorschen, komen voort ende gaen tot de Koningen der aerde, om die te vergaderen tot den krijgh des grooten daghs. 15 ende een yegelick wort daer over tot waken vermaent. 17 Ten laetsten wort de sevende phiole uytgegoten in de locht, ende alle dingen hebben een eynde, oock de groote Babylon. 21 waer na eenen swaren hagel valt op de menschen, die Godt daer over lasteren.

1

ENde ick hoorde een groote stemme Ga naar margenoot1 uyt den tempel, seggende tot de seven Engelen, Gaet henen, ende giet de [seven] phiolen des toorns Godts uyt Ga naar margenoot2 op de aerde.

2

Ende Ga naar margenoot3 de eerste gingh henen, ende Ga naar margenoot4 goot sijne phiole uyt Ga naar margenoot5 op de aerde: ende [kolom] daer wiert een quaet ende boos Ga naar margenoota gesweer aen de menschen, die Ga naar margenootb Ga naar margenoot6 het merckteecken des Beests hadden, ende Ga naar margenootc die sijn beelt aenbaden.

3

Ende de tweede Engel goot sijne phiole uyt Ga naar margenoot7 in de zee, ende sy wiert Ga naar margenootd bloet als eens dooden: ende alle levende ziele is gestorven in de zee.

4

Ende de derde Engel goot sijne phiole uyt Ga naar margenoot8 in de rivieren, ende in de fonteynen der wateren: ende [de wateren] wierden bloet.

5

Ende ick hoorde Ga naar margenoot9 den Engel der wateren seggen, ghy zijt rechtveerdigh, Heere, Ga naar margenoote Die is, ende Die was, Ga naar margenoot10 ende Die zijn sal, dat ghy dit geoordeelt hebt:

6

Dewijle sy Ga naar margenootf het bloet der Heyligen, ende der Propheten vergoten hebben, Ga naar margenoot11 soo hebt ghy haer oock bloet te drincken gegeven. Want sy zijn het weerdigh.

7

Ende ick hoorde eenen anderen Ga naar margenootg van den altaer seggen, Ia, Heere ghy almachtige Godt, uwe oordeelen zijn waerachtigh ende rechtveerdigh.

8

Ende Ga naar margenoot12 de vierde Engel goot sijne phiole uyt op de sonne: ende haer is [macht] gegeven de menschen te verhitten door vyer.

9

Ende de menschen wierden verhittet met groote hitte, ende Ga naar margenooth lasterden den name Godts, die macht heeft over dese plagen: ende sy en bekeerden haer niet Ga naar margenoot13 om hem heerlickheyt te geven.

10

Ende de vijfde Engel goot sijne phiole uyt Ga naar margenoot14 op den throon des Beests: ende sijn Rijcke is verduystert geworden: ende Ga naar margenoot15 sy kaeuwden hare tongen van pijne:

11

Ende sy lasterden den Godt des hemels van wegen hare pijnen, ende van wegen hare gesweeren: ende sy en

[Folio 159v]
[fol. 159v]

bekeerden haer niet Ga naar margenoot16 van hare wercken.

12

Ende de seste Engel goot sijn phiole uyt Ga naar margenoot17 op de groote riviere Euphrates, ende sijn water is uytgedrooght, op dat bereyt soude worden de wegh der Koningen, die van den opgangh der sonne [komen sullen.]

13

Ende ick sagh uyt den mont des Draecks, ende uyt den mont des Beests, ende Ga naar margenoot18 uyt den mont des valschen Propheets, Ga naar margenoot19 drie onreyne geesten [gaen,] Ga naar margenoot20 den vorschen gelijck.

14

Want het zijn geesten der duyvelen, ende Ga naar margenooti doen teeckenen, welcke uytgaen tot Ga naar margenoot21 de Koningen der aerde, ende Ga naar margenoot22 der geheele werelt, Ga naar margenoot23 om die te vergaderen Ga naar margenootk tot den krijgh Ga naar margenoot24 van dien grooten dagh des Almachtigen Godts.

15

Ga naar margenoot25 Siet, ick kome Ga naar margenootl als een dief. Saligh is hy die waeckt, ende sijne kleederen bewaert, op dat hy niet Ga naar margenootm naeckt en wandele, ende Ga naar margenoot26 men sijne schaemte [niet en] sie.

16

Ende sy hebbense vergadert in de plaetse, welcke in het Hebreeusch genaemt wort Ga naar margenoot27 Armageddon.

17

Ende de sevende Engel Ga naar margenoot28 goot sijne phiole uyt in de lucht: ende daer quam een groote stemme uyt den Tempel des he-[kolom]mels, van den throon, seggende, Ga naar margenootn Ga naar margenoot29 Het is geschiet:

18

Ende Ga naar margenoot30 daer geschiedden Ga naar margenooto stemmen, ende donderslagen, ende blicksemen: ende daer geschiedde een groote aerdtbevinge, hoedanige niet en is geschiet van dat de menschen op de aerde geweest zijn, [namelick] een soodanige aerdtbevinge, [ende] soo groot.

19

Ende Ga naar margenootp Ga naar margenoot31 de groote stadt Ga naar margenoot32 is in drie deelen gescheurt, ende Ga naar margenoot33 de steden der Heydenen zijn gevallen: ende de groote Babylon Ga naar margenootq Ga naar margenoot34 is gedacht geworden voor Godt, om haer te geven Ga naar margenootr Ga naar margenoot35 den drinckbeker van den wijn des toorns sijner gramschap.

20

Ende Ga naar margenoot36 alle eylant is gevloden, ende de bergen en zijn niet gevonden.

21

Ende Ga naar margenoot37 eenen grooten Ga naar margenoots hagel, [elck] als een talent–[pont] swaer, viel neder uyt den hemel op de menschen: ende de menschen Ga naar margenoott Ga naar margenoot38 lasterden Godt van wegen de plage des hagels: want des selfs plage was zeer groot.

margenoot1
Namelick, des hemels, als in het voorgaende Capittel vers 5. ende hier na vers 17. wort uytgedruckt: waer door de throon Godts in den hemel wort verstaen, gelijck aldaer is verklaert. Want hoewel dese phiolen den seven Engelen alreede in het voorgaende Capittel waren gegeven, soo en gaen sy tot de uytvoeringe van dese macht niet voort, dan nieuwen last daer toe hebbende ontfangen. Siet Psalm 103. vers 20.
margenoot2
In het vervolgh blijckt, dat alleen de eerste Engel sijne phiole op de aerde heeft uytgegoten. Doch dewijle de plagen van de ses andere phiolen oock eyndelick over de menschen, die op aerden woonen, zijn gekomen, hoewel sy ten eersten op andere lichamen ende elementen zijn uytgestort, soo worden sy oock met recht geseght op de aerde, ofte aerdtsche menschen, uytgegoten te zijn, dien Godt alle elementen tot vyanden maeckt.
margenoot3
Dat door dese Engelen de instrumenten Godts worden verstaen, waer door de Antichrist met sijne geheele heerschappije, in verscheyden tijden, ende met verscheyden trappen, is geplaeght, ofte gestraft, blijckt genoegh uyt het geheel ooghmerck van dit Capittel, ende uytdruckelick uyt dit tweede vers ende uyt het volgende seste ende tiende. Dan of dese de hemelsche Geesten selve zijn geweest, of andere die onder haer beleyt daer toe in de werelt van Godt zijn verweckt, sal uyt het verklaren van elcke phiole best blijcken.
margenoot4
Alle dese volgende plagen komen seer wel over een met de plagen, die Godt door Mosem ende Aaron, op den Koningh Pharao ende sijn volck, wanneer hy de Israëliten uyt Egypten wilde verlossen, heeft doen komen: gelijck uyt de vergelijckinge met Exod. capp. 7. 8. 9. 10. is te mercken: uytgenomen de plage in de vierde phiole vers 8. begrepen, die meest overeen komt met de plage, waer door Godt Achab ende de sijne, die de Propheten oock doodden, ende Godts volck vervolghden, onder Elias heeft gestraft: waer van te sien is 1.Reg. capp. 17. 18. Of nu dese plagen na de letter, of in eenen geestelicken sin moeten verstaen worden, en is niet eenerley gevoelen. Ende is sulcks te duysterder, om dat een deel der selve noch niet uytgestort, maer noch toekomende is: gelijck het selve daer uyt blijckt, dat dese plagen hier voren Cap. 15. vers 1. uytdruckelick worden genaemt de seven laetste plagen, ende dat in dit Capittel door deselve plagen de gene worden gestraft, die het merckteecken des Beests dragen, ende dat de throon van het Beest ende de groote Babylon eyndelick door deselve worden uytgeroeyt: van welcke uytroeyinge in de twee volgende Capittelen nader verhael sal volgen, het welck ten grooten deele noch staet te vervullen. Den uytgangh dan sal eenige dingen hier van noch naerder ontdecken. Daer en tusschen sal het gene nu waerschijnlickst is, op elcke phiole kortelick aengeteeckent worden.
margenoot5
Het Rijck des Antichrists wort doorgaens in dese Openbaringe als een werelt aengesien, daer aerde, zee, rivieren, lucht, sonne, sterren, etc. in zijn: ende dat van wegen des selfs gestaltenisse, ende de macht die den Antichrist hemselven over hemel, aerde, zee, etc. toeschrijft. Het eerste deel dan van dese Antichristische werelt is de aerde, door welcke alhier, gelijck elders in dit boeck, de aerdtsche menschen in het gemeyn bequamelick worden verstaen, die aerdtsche ende afgodische Godtsdiensten toegedaen zijn, ende deselve hardtneckelick voorstaen: over welcke dese eerste phiole, na het gevoelen van vele, wort gesegt uytgegoten te zijn, wanneer het Antichristische Rijck heeft beginnen afbreuck te lijden, als door de vernieuwinge van de predicatie des eeuwigen Euangeliums, in verscheydene plaetsen van Europa, door Waldus, Wiclef, Iohannes Hus, Hieronymus van Praga, ende harer gelijcke, de menschen van dese Antichristische werelt, ende de aenbidders van het Beest, in plaetse dat sy haer hadden behooren te bekeeren, door Godts rechtveerdigh oordeel in eenen verkeerden sin zijn over gegeven, ende met haet ende nijt, als door een boos gesweer in haer gemoedt zijn ontsteken ende gequelt, alsoo dat sy noch haer selven, noch andere eenige ruste en hebben konnen geven, tot dat sy het selve Euangelium wederom, soo veel haer mogelick was, hebben gedempt ofte verduystert. Hoewel eenige oock daer by voegen, dat tot een bysondere straffe van dese afgodische menschen, ende vervolgers van Godts volck nu ontrent hondert en veertigh jaren geleden eenige verholene sieckten ende versweeringen, in de landen den Antichrist aller naest gelegen, hebben beginnen te heerschen, die van daer voort gegaen zijn in andere deelen van Europa, insonderheyt tegen de gene die in haren gedwongenen ongehouwelickten staet vele onreynigheden hebben bedreven, die voor de werelt oock schandelick zijn te seggen: met welcker gelijcke Godt oock de Philisteen heeft geplaeght, als sy de Arke des verbonts by haer gevangen hielden, 1.Sam. 5.6, etc
margenoota
Exod. 9.9, 10, 11.
margenootb
Apoc. 13.16, 17.
margenoot6
Siet hier van, ende van het volgende, de verklaringe op Cap. 13. vers 14.
margenootc
Apocal. 13.14.
margenoot7
Door dese zee worden bequamelick verstaen de velerley volckeren, ende Koninckrijcken, die het Rijck des Antichrists als een zee omringhden, gelijck d’Engel hier na selve verklaert, Cap. 17. vers 15. welcke hier ten aensien van d’aenbidders des Beests, wort geseght in bloet verandert te zijn, wanneer na de tijden van Lutherus, geheele provintien, Koninckrijcken, ende volckeren, die rontom lagen, hem zijn afgevallen: also dat de visschen, ofte inwoonders van dit sijn aerdtsche Rijck in deselve niet langer en konden vry leven, ofte hare superstitien plegen. Waer by oock veel van haer bloet is gestort, ende dagelicks noch gestort wort, tot een rechtveerdige wederwrake van het veelvuldigh bloet, dat onder sijne heerschappije door d’aenbidders van dit beelt des Beests oock gestort is: gelijck Godts rechtveerdigheyt daer over hier na vers 6. wort gepresen. Andre verstaen hier door de decreten ende besluyten van hare laetste Concilien, ende insonderheyt van Trenten, het welck eenige jaren heeft geduert, ende waer toe uyt alle deelen van Europa de geestelicke ende wereltlicke dienaers van het Beest zijn toegevloeyt: welcke daerom in bloet worden geseght verandert te zijn, om dat daer in de valsche ende afgodische leere is bevestight, die de menschen nootsakelick ter doot brenght, soo sy die aennemen, aengesien geen afgodendienaer en kan saligh worden, 1.Corinth. 6.10. ende die uyt de wercken der wet willen gerechtveerdight zijn, van Christi genade zijn vervallen, Galat. 5.4.
margenootd
Exod. cap. 7. vers 20.
margenoot8
Hier door verstaen eenige de verkeeringe ende vervalschinge van Godts woort, het welck by klare waterfonteynen ende rivieren in de Heylige Schrifture wort vergeleken. Ende soude alsoo hier door eene kracht der dwalinge, ende geestelicke blintheyt over haer, door Godts rechtveerdigh oordeel worden beteeckent. Doch alsoo dit lange te voren heeft begonnen, ende hier van de laetste plagen wort gesproken, daer door het Rijck des Antichrists afbreuck heeft geleden, ende eyndelick te gronde sal gaen: soo wort het van andere wel soo bequamelick verstaen van hare geestelicke Inquisitie, Hoven, Societeyten, Conventen, Collegien, Scholen, ende dergelijcke, die den Antichrist in alle landen sijns Rijcks heeft opgerecht, ende als rivieren verdeelt om sijnen stoel ende Rijck daer mede te bevestigen, die oock in bloet zijn verandert, wanneer die in deselve Gereformeerde Koninckrijcken ende landen uytgeroeyt zijn, ende verboden, alsoo dat niemant daer in en konde blijven, ofte sijne superstitien voorder gebruycken: welcke dingen gelijck sy in sommige plaetsen alreede geschiet zijn, oock in het toekomende meer ende meer sullen geschieden, wanneer de andere Koninghen hare macht de Beeste sullen ontrecken, gelijck hier na Capit. 17. vers 16. wort voorseght.
margenoot9
Dat is, die de phiolen over de rivieren ende waterfonteynen hadde uytgegoten, gelijck hier voren Capit. 14. vers 18. de Engel des vyers wort genaemt, die de macht over het vyer hadde ontfangen, om de godtloose te straffen
margenoote
Apocal. cap. 1. versen 4, 8. ende 4.8. ende cap. 11. vers 17.
margenoot10
Andere lesen, ende de Heylige.
margenootf
Matth. cap. 23. vers 34.
margenoot11
Dat is, ghy hebt haer in haer eygen bloet oock laten vergaen. Waer uyt blijckt dat dese twee phiolen van sulcke rechtveerdige wederwrake ende vergieten van haer bloet moeten genomen worden.
margenootg
Apocal. cap. 15. vers 3.
margenoot12
Door de uytstortinge van dese phiole in de sonne, ende verhittinge der menschen door deselve, verstaen eenige, seer groote hitten, drooghten ende onvruchtbaerheden, mitsgaders hongers nooden ende sterften, die daer op plegen te volgen, gelijck ten tijden Elie onder de Israëliten is geschiet, welcke op de landen ende Rijcken het Beest toegedaen, noch op bysondere wijse in toekomende tijden sullen worden gesonden. Doch dewijle sulcke straffen selden in een lant de overhant nemen, of het andere deelt mede: ende dese plagen eygentlick den aenbidders van het Beest worden gedreyght, soo verstaen het andere voor het licht des Heyligen Euangeliums, op het welcke dese phiole wort uytgegoten, om het selve meerder kracht te geven tot overtuyginge, ende ontstekinge van de herten der menschen, waer doorder noch meer tot bekeeringe sullen worden gebracht, oock selfs de Ioden met hoopen Christum sullen aennemen, Rom. cap. 11. versen 25, 26. ende de andere hardtneckige aenbidders van het beelt des Beests tot meerder spijt ende lasteringe sullen worden verweckt, om dat sy sullen sien dat haer Rijck daer door eyndelick tot ondergangh sal worden gebracht. Waer over sy selve den name Godts sullen lasteren, als sy de Heylige Schrift van duysterheyt, onvolmaecktheyt, ende onsekerheyt sullen beschuldigen, ende deselve een fondament van alle ketterijen durven noemen.
margenooth
Apocal. cap. 16. versen 11, 21.
margenoot13
Namelick, in het bekennen van sijne rechtveerdigheyt, ende aennemen van sijne barmhertigheyt ende genade, die haer wort aengeboden.
margenoot14
Vele uytleggers verstaen hier door de stadt van Roomen, daer eygentlick de throon des Antichrists is, uyt welcke hy over andere landen sijne geestelicke heerschappije voert: welcken throon door sulcke instrumenten, als Godt daer toe sal verwecken, gedestrueert sal worden, die den Antichrist selve met sijne consistorie ende aenhangh oock sullen verjagen, waer door sijn Rijck zeer sal afnemen, ende sijnen luyster in de werelt verduysteren, tot dat hy eyndelick door den geest des monts Christi geheel sal te niete gedaen worden.
margenoot15
Namel. van spijt ende verdriet, dat haer sulcks was over gekomen, daer sy haer selven een Rijck sonder eynde ingebeelt hadden
margenoot16
Dat is, superstitien, afgoderijen, ende lasteringen.
margenoot17
Hier door verstaen sommige de eygentlick genoemde riviere Euphrates, aen welcker beyde zijden de Turcken ende Persianen, ende dergelijcke natien tegen het Oosten haer gebiedt hebben, gelijck Cap. 9. vers 14. aengeteeckent is: welcke haer noch souden vereenigen met malkanderen, ende den stoel des Antichrists innemen. Andre verstaen door dese riviere Euphrates, by gelijckenisse, alle de inkomsten, die de Antichrist uyt de geheele Christenheyt treckt, waer door sijnen stoel wort verrijckt, ende hy hem ende sijnen throon tegen alle andere gewelt beschermt, welcke door de Christen Princen eens geheel geschort ende uytgedrooght zijnde, gelijck alreede is begonnen, hem sullen onmachtigh maken om hemselven staende te houden: welcke Princen hier worden geseght van den opgangh der sonne te komen, om dat sy van Christo, die den opgangh is uyt den hooghten, daer toe sullen verweckt worden: gelijck het oude Babylon door de riviere Euphrates te voren beschermt ende verrijckt zijnde, door Cyrum uytgedrooght is, ende den wegh heeft geopent tot overvallinge ende inneminge der selver stadt, ende uytroeyinge van haer Rijck: gelijck Ierem. capit. 51. vers 31, etc. is voorseght, ende Dan. capit. 5. vers 30. vervult.
margenoot18
Van den Draeck, ende van de twee Beesten is voor desen gesproken, by welcke het beelt des Beests te voren oock is gevoeght, in welckers tweeden Beests plaetse hier de valsche Propheet wort gestelt. Waer uyt blijckt dat dese valsche Propheet oock het beelt des Beests is, dat is de Antichrist, met sijn geheel Rijck, voor soo veel hy de valsche leere door hemselven, ende andere sijne dienaers, voorstaet, ende alle sijne geestelicke Prelaten, Consistorien, Hoven, Conventen, Concilien, ende persoonen daer toe gebruyckt, om deselve valsche leere te verbreyden, gelijck in het volgende Capittel sal blijcken. Van dese dan worden gesamelick dese onreyne geesten gesonden, om dat sy alle hare listigheyt ende aensien te samen brengen, ende te samen spannen om Godts Kercke ende sijne waerheyt uyt te roeyen: ende als uyt eenen mont hier in spreken, ende door eenen Geest worden gedreven.
margenoot19
Hier door worden verstaen de velerley Gesanten, Nuntien, ende andere geestelicke dienaers des Antichrists, die door de werelt worden uytgesonden, om Princen, Koningen, ende volckeren het Antichristische Rijck te onderwerpen, vol van bedrieghlickheyt ende schijnheyligheyt die den Apostel 2.Thessal. cap. 2. vers 11. noemt eene kracht der dwalinge, welcke oock van mirakelen roemen, die den Apostel aldaer noemt mirakelen der leugenen, gelijck de geheele werelt bekent is.
margenoot20
Namelick, die in het onreyne water leven, ende altijt eenerley geroep houden.
margenooti
2.Thessal. cap. 2. vers 9. Apocal. cap. 13. vers 13. ende cap. 19. vers 20.
margenoot21
Namelick, die het Antichristische Rijck noch zijn toegedaen, gelijck het woort aerde ende werelt hier doorgaens wort genomen.
margenoot22
Dat is, die sy door de geheele werelt noch soecken onder haer te brengen, gelijck in alle landen der werelt, selfs de barbarische in Oosten ende Westen dagelicks geschiet.
margenoot23
Hoewel dit oock dagelicks geschiet, dat dese onreyne geesten door haer dagelicks geroep alle Koningen ende volckeren tegen de goede Christenen, die sy met eenerley stemme verdoemde ketters noemen, soecken op te maken, soo wort nochtans in dese phiole eygentlick gesien op het uyterste gewelt, dat de Antichrist noch sal gebruycken voor sijnen laetsten ondergangh: waer van in de volgende phiole wort gesproken, wanneer hy door alle de werelt, niet alleen de volckeren die den name van Christenen voeren, maer oock vele barbare ende vreemde natien sal soecken by een te brengen, om de gemeynte Christi uyt te roeijen, ende sijnen stoel weder op te rechten.
margenootk
Apocal, 17.14. ende 19.19. ende cap. 20. vers 8.
margenoot24
Namelick, in welcken Godt op extra-ordinare wijse sijne oordeelen tegen dese geheele macht sal uytvoeren, waer van hier na Cap. 19. vers 19. ende cap. 20. vers 8. nader sal worden gehandelt.
margenoot25
Dit wort hier by gevoeght om een yeder te waerschouwen, dat hy op sijn hoede zy, alsoo in dien dagh alles een eynde sal nemen, ende na dien tijt geen tijt van bekeeringe meer en sal over zijn: gelijck hier na sal volgen. Siet Matth. 24. vers 43. Luce cap. 12. vers 39. ende Apocal. cap. 3. vers 3.
margenootl
Matth. 24. vers 43. Luce cap. 12. vers 39. 1.Thessal. 5.2. 2.Petr. 3.10. Apocal. 3.3.
margenootm
Apocal 3.18.
margenoot26
Gr. ende sy sijne schaemte sien. Dat is, de schandelickheyt sijner sonden, Namelick, soo sy door het kleet der gerechtigheyt Christi, ende door een waer geloove met leetwesen gevoeght, niet en worden gedeckt. Siet Galat. capit. 3. vers 27. ende Apocal. cap. 3. vers 18.
margenoot27
Dit woort wort verscheydelick uytgeleght. Sommige setten het over, den leger der vervloeckinge, ofte, der verwoestinge. Ofte, het bedrogh der uytroeyinge, om dat dese legers des Antichrists uyt alle natien met bedrogh by een sullen worden gebracht, maer tot hare eygene uytroeyinge ende verwoestinge. Doch andere meynen, dat dit is een eygen naem van een seker plaetse, waer van in de Schrifture des Ouden Testaments gewagh wort gemaeckt, daer dergelijck gebeurt is, als hier wort voorseght, Namelick 2.Chron. capit. 35. vers 22. ende Zachar. capit. 12. vers 11. alwaer gewagh gemaeckt wort van het dal Megiddon, gelijck hier van het geberghte Megiddon, daer de Koningh Iosias met het geheel Israëlitische leger van de Egyptenaren is geslagen: in welcker gelijcke plaetse het leger des Antichrists wederom soude vergaderen op hope van dergelijcke overwinninge tegen het Israël Godts te verwerven, maer dat de Heere door sijn onverwachte komste desen hoon van sijne gemeynte soude keeren, ende de vyanden selve ten vollen verslaen, ende eyndelick uytroeijen. Hoewel eenige meynen, dat hier veel eer wort gesien op de plaetsen Iudic. capit. 5. vers 19. daer Sisera ontrent de wateren Megiddon met het geheel leger der Cananiteren mirakeleuselick is geslagen van Debora ende Barack, tot verlossinge der kinderen Israëls: het welck met dese overwinninge wel soo wel over een komt.
margenoot28
Dese sevende phiole maeckt een eynde van alles, ende volgens van het geheel Antichristische Rijck, die op de lucht wort uytgegoten, om dat geen gedierte sonder de lucht kan leven: ende om dat de satan, die tot noch toe in het meerderen deel der werelt heeft geheerscht, aldaer sijnen throon ende wooninge heeft, gelijck Paulus spreeckt Ephes. capit. 2. vers 2. ende capit. 6. vers 12. welcke hier mede oock sal worden vernietight, gelijck hier na Capit. 20. vers 10. klaerder wort betuyght.
margenootn
Apocal. 21.6.
margenoot29
D. het is alles volbracht, dat in de werelt, na Godts woort, te geschieden stont. Ofte, het is’er geweest, namelick, de groote stadt ende Beest: waer van in de twee volgende Capittelen noch onderscheydelicker sal worden gehandelt.
margenoot30
Door dese stemmen, donder-slagen, etc. worden verstaen de teeckenen, die de laetste toekomste Christi ten oordeele sullen voorgaen, gelijck Matth. c. 24. Marc. c. 13. Luce cap. 21. ende 2.Petr. 3.10. oock dergelijcke worden verhaelt.
margenooto
Apocal. 4.5. ende 8.5.
margenootp
Apocal. 14.8.
margenoot31
Die het geestelick Sodoma ende Egyptus is, ende het geheele Rijck des Antichrists begrijpt, gelijck Capittel 11. vers 8. wort verklaert: die hier na oock de groote Babylon wort genaemt. Siet Capit. 14. vers 8. ende capit. 18. vers 10.
margenoot32
Gr. is in drie deelen geworden, Dat is, teenemael verplettert, gelijck dingen die in veel stucken worden gebroken, te niete gaen.
margenoot33
Ofte, de steden der volckeren. Hier door worden verstaen alle andere steden buyten het Christendom, als daer zijn der Turcken, Persianen, ende andere Heydenen.
margenootq
Apocal. 18.5.
margenoot34
Namelick, om hare rechtveerdige sententie van Godt te ontfangen: want te voren scheen Godt over haer ooghluyckinge te doen, ende haren moetwille te hebben vergeten.
margenootr
Ierem. 25.15. Apocal. 14. vers 10.
margenoot35
Siet hier voren Capit. 14. versen 8, 10.
margenoot36
Dat is, de plaetsen, die gehouden wierden allervasts te zijn om daer te vluchten, zijn haer ontweken, ofte zijn vergaen, gelijck Capit. 6. vers 14.
margenoot37
Namelick, tot straffe der godtloose, gelijck Iosu. 10. vers 11. Doch dese soo veel swaerder, om dat sy den onverdraeghlicken last des toorns Godts over haer bracht. Want een talent woegh, na het getuygenisse van eenige, hondert ponden gewichts.
margenoots
Apocal. 11.19.
margenoott
Apocal. 16. 9, 11.
margenoot38
Namelick, uyt desperatie ende wanhope, gelijck de godtloose oock ten uytersten dage doen sullen. Siet hier voren Cap. 6. vers 16.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken