Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xviij. Capittel.

1 Een Engel komt af uyt den hemel. 2 Die op een nieuw den val verkondight van de groote Babylon, om hare hoererije ende weelde. 4 Waer over het volck Godts vermaent wort uyt haer te gaen. 6 ende belast wort dat men haer dobbel vergelde. 7 Ende hoewel sy roemt datse geen weduwe zijn en sal, soo sullen nochtans hare plagen seffens over haer komen. 9 De Koningen der aerde bedrijven rouwe over haren val. 11 gelijck oock de kooplieden, die allerhande kostelicke waeren in haer hadden geveylt. 17 Desgelijcks de stierlieden ende de zeelieden. 20 Maer daer tegen wort den hemel met de heylige Apostelen ende Propheten vermaent om vreught te bedrijven. 21 Eenen stercken Engel werpt eenen seer grooten steen in de zee, om den eyndelicken val van dese groote Babylon af te beelden. 22 ende verklaert dat geene instrumenten van vreughde in haer meer en sullen gehoort worden. 23 om dat sy alle volckeren hadde verleyt, ende het bloet der heylige in haer is gevonden.

1

ENde Ga naar margenoot1 na desen sagh ick Ga naar margenoot2 eenen anderen Engel afkomen uyt den hemel, Ga naar margenoot3 hebbende groote macht, ende de aerde is verlicht geworden van sijne heerlickheyt.

2

Ende hy riep krachtelick met een groote stemme seggende, Ga naar margenoota Ga naar margenoot4 Sy is gevallen, sy is gevallen, de groote Babylon, ende is [kolom] geworden Ga naar margenootb Ga naar margenoot5 een woonstede der duyvelen, ende een bewaerplaetse van alle onreyne geesten, ende een bewaerplaetse van alle onreyn ende hatelick Ga naar margenootc gevogelte.

3

Dewijle uyt den Ga naar margenootd wijn des toorns harer Ga naar margenoot6 hoererije alle volckeren gedroncken hebben, Ga naar margenoote ende de Koningen der aerde met haer gehoereert hebben, ende Ga naar margenoot7 de kooplieden der aerde rijck zijn geworden uyt de kracht harer weelde.

4

Ende ick hoorde Ga naar margenoot8 een andere stemme uyt den hemel, seggende, Ga naar margenootf Ga naar margenoot9 Gaet uyt van haer mijn volck, Ga naar margenoot10 op dat ghy aen hare sonden geen gemeynschap en hebt, ende op dat ghy van hare plagen niet en ontfanght.

5

Want hare sonden zijn Ga naar margenoot11 [de een op de andere] gevolght tot den hemel toe, ende Godt is harer ongerechtigheden Ga naar margenootg Ga naar margenoot12 gedachtigh geworden.

6

Ga naar margenoot13 Vergeldet haer gelijck als sy u-lieden vergolden heeft, ende Ga naar margenoot14 verdubbelt haer dubbel, na hare wercken: in den drinckbeker Ga naar margenooth daer in sy geschoncken heeft, schencket haer dubbel.

7

Soo veel als sy haer selven verheerlickt heeft, ende weelde gehadt heeft, soo groote pijninge ende rouwe doet haer aen. Want sy seght in haer herte, Ga naar margenooti Ga naar margenoot15 Ick sitte [als] een Koninginne, ende en ben geen weduwe, ende en sal geenen rouwe sien.

8

Ga naar margenootk Daerom sullen hare plagen Ga naar margenoot16 op eenen dagh komen, [namelick] doot, ende rouwe, ende honger, ende sy sal Ga naar margenootl met vyer verbrant worden: Ga naar margenoot17 want sterck is de Heere Godt, die haer oordeelt.

9

Ga naar margenootm Ende de Koningen der aerde, Ga naar margenoot18 die met haer gehoereert, ende weelde gehadt hebben, sullense beweenen, ende Ga naar margenoot19 rouwe over haer bedrijven, wanneer sy Ga naar margenootn den roock hares brants sullen sien:

10

Ga naar margenoot20 Van verre staende uyt vreese van hare pijninge, seggende, Ga naar margenooto Wee, wee, de groote stadt Babylon, de stercke stadt!

[Folio 161r]
[fol. 161r]

want uw’ oordeel is Ga naar margenoot21 in een ure gekomen.

11

Ende de kooplieden der aerde sullen weenen, ende rouwe maken over haer, om dat niemant Ga naar margenoot22 hare waere meer en koopt:

12

Ga naar margenoot23 Waere van gout, ende van silver, ende van kostelick gesteente, ende van peerlen, ende van fijn lijnwaet, ende van purper, ende van zijde, ende van scharlaken: ende allerley Ga naar margenoot24 welrieckent hout, ende allerley yvooren vaten, ende allerley vaten van het kostelickste hout, ende van koper, ende van yser, ende van marmersteen:

13

Ende kanneel, ende reuckwerck, ende welrieckende salve, ende wieroock, ende wijn, ende olie, ende meelbloeme, ende tarwe, ende lastbeesten, ende schapen: ende van peerden, ende van Ga naar margenoot25 koetswagenen, ende Ga naar margenoot26 van lichamen, ende Ga naar margenootp de zielen der menschen.

14

Ende Ga naar margenoot27 de vrucht der begeerlickheyt uwer ziele is van u wech gegaen: ende al dat lecker, ende dat heerlick was is van u wech gegaen, ende ghy en sult dat selve niet meer vinden.

15

Ga naar margenoot28 De kooplieden deser dingen, die rijck geworden waren van haer, sullen van verre staen Ga naar margenoot29 uyt vreese van hare pijninge, weenende, ende rouwe makende:

16

Ende seggende, Wee, wee, de groote stadt, Ga naar margenootq die bekleet was met fijn lijnwaet, ende purper, ende scharlaken, ende Ga naar margenoot30 verciert met gout, ende [met] kostelick gesteente, ende [met] peerlen: want in eene ure is soo grooten rijckdom verwoest.

17

Ende Ga naar margenoot31 alle stierlieden, ende alle het volck op de schepen, ende Ga naar margenoot32 bootsgesellen, ende alle Ga naar margenoot33 die ter zee handelen, stonden van verre:

18

Ende riepen, siende Ga naar margenootr den roock van haren brant, [ende] seggende, Ga naar margenoots Wat [stadt] was dese groote stadt gelijck?

19

Ende Ga naar margenoot34 sy wierpen stof op hare hoofden, ende riepen, weenende, ende rouwe bedrijvende: seggende, Wee, wee, de groote stadt, in dewelcke alle, die schepen in de zee hadden, van hare kostelickheyt rijck geworden zijn, want sy is in eene ure verwoest geworden.

20

Ga naar margenoot35 Bedrijft vreughde over haer ghy hemel, ende Ga naar margenoot36 ghy heylige Apostelen ende ghy Propheten, want Godt heeft Ga naar margenoot37 uw’ oordeel Ga naar margenoott aen haer geoordeelt.

21

Ende Ga naar margenoot38 een sterck Engel hief eenen steen op als eenen grooten meulensteen, ende wierp [dien] in de zee, seggende, Ga naar margenootv Aldus [kolom] sal de groote stadt Babylon met gewelt geworpen worden, ende en sal niet meer worden gevonden.

22

Ga naar margenootx Ende Ga naar margenoot39 de stemme der citherspeelders, ende der sangers, ende der fluyters, ende der basuyners, en sal niet meer in u gehoort worden: ende geen konstenaer van eenige konste en sal meer in u gevonden worden: ende Ga naar margenooty geen Ga naar margenoot40 geluyt des meulens en sal in u meer gehoort worden.

23

Ende Ga naar margenoot41 het licht der keersse en sal in u niet meer schijnen: Ga naar margenootz ende Ga naar margenoot42 de stemme eenes bruydegoms ende eener bruyt en sal in u niet meer gehoort worden: want Ga naar margenoot43 uwe kooplieden waren de Groote der aerde, want Ga naar margenoot44 door uwe tooverije zijn alle volcken verleyt geweest.

24

Ende Ga naar margenoot45 in deselve is gevonden Ga naar margenoota het bloet der Propheten, ende der Heyligen, ende aller der gene die gedoot zijn op der aerde.

margenoot1
Dat is, na dat de voorgaende Engel sijne woorden van de beschrijvinge der grooter Hoere hadde ge-eyndight.
margenoot2
Sommige verstaen dit van Christo selve, ende van sijne komste ten oordeele, wanneer hy den Antichrist geheel sal te niete doen, 2.Thess. cap. 2. vers 8. Doch alsoo in het negende vers ende volgens, van den rouwe der Koningen, kooplieden, ende zeelieden, die sy na desen val van dit Babylon noch sullen bedrijven, in het breede wort gehandelt, soo is het waerschijnlicker, dat hier van den val van dit Babylon ende de uytroeyinge van haren throon, wort gesproken, die noch te voren sal geschieden, tot een exempel van Godts rechtveerdigh oordeel voor de geheele werelt: gelijck het oock daer uyt blijckt, dat Godt in het vierde vers sijn volck beveelt uyt haer te gaen, op dat sy harer sonden ende plagen niet deelachtigh en worden: het welck op den uytersten dagh niet wel en kan worden gepast: van welcke laetste wrake over het Beest ende den valschen Propheet eerst sal gesproken worden, Capit. 19. versen 20, 21.
margenoot3
Dese twee eygenschappen van groote kracht ende heerlickheyt, worden oock den geschapenen Engelen toegeschreven, Psalm 103. vers 20. Luce 2. vers 9. Actor. 12. vers 7. De reden waerom dese tijtelen hier desen Engel worden gegeven, is om datter groote kracht ende heerlickheyt noodigh was in het uytroeijen van desen machtighen throon des Antichrists in de werelt.
margenoota
Iesa. 21. vers 9. Ierem. cap. 51. vers 8. Apocal. cap. 14. vers 8.
margenoot4
Dese woorden zijn oock uytgesproken van eenen Engel, Capit. 14. vers 8. maer worden daer verstaen van het beginsel van den val van dit groot Babylon in de herten van vele in de werelt, gelijck aldaer is aengeteeckent: het welck nu over langen tijt is begonnen te geschieden, ende noch dagelicks geschiet. Maer hier wordense verstaen van de uyterste uytroeyinge van den throon van dit Beest, ofte van dit groot Roomsch Babylon. Ende zijn dese woorden genomen uyt Iesa. 21. vers 9. ende Ierem. cap. 51. vers 8. welcke woorden aldaer meer dan hondert jaer voor de uytroeyinge van de stadt ende het Rijck van het Assyrisch Babylon door de Propheten zijn voorseght, ende daer na volbraght.
margenootb
Iesa. 13.21. ende 34.14. Ierem. 50.39.
margenoot5
Namel. welcke in eensame ende woeste plaetsen met de onreyne gevogelten meest haer onthouden, gelijck de ervarentheyt ende Christus selve betuyght, Matth. 12.43. alwaer sy door Godts voorsienigheyt worden gehouden als in een bewaringe, tot dat Godt in sijn rechtveerdigh oordeel haer den toom los laet om de menschen op een nieuw te versoecken. Ende worden dergelijcke woorden oock gebruyckt van de verwoestinge van het Assyrisch Babylon, Iesa. 13. versen 21, 22. Ierem. 50.39, etc.
margenootc
Iesa. 34.11.
margenootd
Apocal. 14.8.
margenoot6
Dat is, afgoderije. Siet hier van de aenteeckeningen op Capit. 14. vers 8. ende 17.2.
margenoote
Apocal. 17.2.
margenoot7
Hoewel dit op de eygentlick genoemde kooplieden in alle quartieren der werelt eenighsins past, die door de weelde, die in ’t Antichristische Rijck of in dese groote stadt Babylon omgaet, rijck ende machtigh worden, gelijck hier na vers 11. ende volgens nader verklaert wort, soo kan dit hier nochtans op de geestelicke koopmanschap die in haren Godtsdienst, ende in het verkoopen van geestelicke beneficien ende ampten gepleeght wort, wel soo bequamelick gepast worden: dewijle alles daer om gelt is te koop. Te meer alsoo oock de zielen der menschen onder dese koopmanschap vers 13. worden gereeckent, ende vers 23. geseght wort, dat de Groote der aerde dese kooplieden zijn geweest, waer onder de Cardinalen, Patriarchen, Eertz-bisschoppen, Bisschoppen, Abten, ende andere Prelaten voornamelick verstaen konnen worden, die sulcke koopmanschap met haer drijven.
margenoot8
Dese stemme en schijnt geen stemme eenes geschapen Engels, maer een stemme Godts, ofte Christi, komende uyt den throon des hemels, geweest te zijn, dewijle die de geloovige sijn volck noemt, het welck Gode, ofte Christo alleen toekomt, Matth. 1.21. Actor. 18.9, 10.
margenootf
Iesa. 48.20. ende 52.11. Ierem. 51. versen 6, 45. 2.Corinth. 6.17. Genes. 19.12.
margenoot9
Dergelijcke woorden worden oock van Godt, Iesa. 48.20. Ierem. 50.8. ende 51.6. ende Zachar. 2.7. tot een waerschouwinge van het volck Godts, voor den ondergangh van ’t Assyrische Babylon, gebruyckt, op dat sy haer in tijts souden voorsien, ende daer uyt vertrecken. Dewelcke hier van het geestelick Babylon tot alle ware geloovige worden gesproken: waer van de redenen in den text volgen.
margenoot10
Namelick, of door de dagelicksche verkeeringe met haer daer toe zijnde verlockt, ofte door vreese ende vervolginge van haer daer toe gedrongen zijnde. Waer op de gemeynschap der straffen volght. Alsoo vermaent oock Christus de sijne, Matth. 24.16.
margenoot11
Een maniere van spreken, wanneer de mate der sonden, die Godt in sijne lanckmoedigheyt lange heeft verdragen, is vervult, alsoo datter niet dan de straffe meer overigh en is. Siet dergelijck Genes. 15. vers 16. ende 18.20, 21. Rom. 2.5.
margenootg
Apoc. 16.19.
margenoot12
Gelijck Godt geseght wort de sonden der menschen te vergeten ofte niet te gedencken, Ierem. 31. vers 34. ende elders, wanneer hy die den geloovigen ende boetveerdigen vergeeft, ende in haer niet en straft, alsoo wort hy geseght die te gedencken, ofte der selver indachtigh te worden, wanneer hy die besloten heeft te straffen. Siet hier voor Capit. 16. vers 19.
margenoot13
Dit en moet niet verstaen worden van eenige eygene wrake, die Christus den sijnen uytdruckelick verbiedt, Matth. 5.39. Rom. 12.19. maer ofte van Godts verborgene regeeringe in dit geheel werck, waer door Godt sekere instrumenten sal verwecken, die dese opentlicke wrake, oock onwetende na Godts wille sullen doen, gelijck van die van Meden ende Persen tegen Babylonien geseght wort, Ierem. 50.9. ende 51.11, etc. Ofte oock van die Princen ende Koningen, die na dat sy tot de kennisse der waerheyt gebracht zijn, Godts volck sullen voorstaen, ende door eenen Godtlicken yver gedreven zijnde, tegen de onrechtveerdigheyt, tyrannije, ende afgoderije van dit groot Babylon, Godts oordeelen oock sullen uytvoeren. Het welck met het 16 ende 17 vers van het voorgaende Capittel wel over een komt. Siet dergelijck Exod. cap. 32. vers 27.
margenoot14
Dit wort geseght, niet ten aensien van hare ongerechtigheyt ende tyrannije, die Godt niemant aendoen en kan, noch en wil aengedaen hebben, maer van de benauwtheyt die sy den vromen onrechtveerdelick heeft aengedaen, die Godt hier wil dat sy rechtveerdelick sal lijden, gelijck de volgende woorden verklaren.
margenooth
Apoc. 14.10.
margenooti
Iesa. 47.8.
margenoot15
Dit is de eygen roem van dien die sit in den tempel Godts, als of hy Godt ware: ende die hemselven in ’t wereltlicke verheft boven alle Koningen ende Princen, ende in het geestelicke boven alle Concilien, Bisschoppen ende Prelaten, die als een moeder ende Koninginne aller Kercken niet en kan beswijcken, noch dwalen, welckers stoel niet en kan te gronde gaen: ende dergelijcke prachtige tijtelen meer, die sy haerselven, ende hare dienaers haer doorgaens in hare schriften geven.
margenootk
2.Thess. 2.8.
margenoot16
D. op eenen korten tijt, die Godt over haer bestemt heeft.
margenootl
Apocal. 17.16.
margenoot17
Namel. ende derhalven en sal geen wereltsche macht sijnen krachtigen arm van ’t uytvoeren van dit sijn oordeel van haer konnen weeren.
margenootm
Apocal. 17.2. ende 18. vers 3.
margenoot18
Namelick, tot den tijt van haren val ende uytroeyinge toe. Waer uyt blijckt, dat noch altijt eenige Princen ende Koningen met haer sullen aenspannen tot bevestinge van haren staet ende superstitien, die desen haren val sullen soecken te stuyten, ende als hy alreede geschiet sal zijn, ernstelick, doch te vergeefs, sullen beklagen.
margenoot19
Gr. haer selven slaen, namelick, op de borst van droefheyt.
margenootn
Apocal. 18.18.
margenoot20
Namelick, sonder haer te konnen helpen.
margenooto
Iesa. 21.9. Ierem. 51.1. Apocal. 14.8.
margenoot21
Gelijck vers 8. op eenen dagh, dat is, op eenen korten tijt.
margenoot22
Gr. hare schipvracht, ofte, ladinge, Namelick, om dat der selver ydelheyt ende bedrogh bekent wort.
margenoot23
Dese woorden, met eenige der volgende verssen, zijn meest genomen uyt Ezechiel capit. 27. daer van den val der koopstadt Tyrus dergelijcke wort voorseght. Ende hoewel, als voren is geseght, dese Antichristische Tyrus oock vele kooplieden uyt alle gewesten der werelt, met het koopen ende besigen deser waeren, in alle hare prachtigheden ende vercieringen van tempelen, beelden, gebouwen, ende uyterlicke Godtsdiensten, door al haer gebiedt, rijck maeckt, soo kan het van de geestelicke koopmanschappen die sy ende hare Groote onder de menschen drijven, oock seer bequamelick verstaen worden, gelijck op het derde vers is aengewesen.
margenoot24
Gr. thyinen-hout. Siet 1.Reg. c. 10. vers 11.
margenoot25
Of, karossen.
margenoot26
Dat is, de lichamen der levende tot slaven makende: ende de zielen der afgestorvene verkoopende om uyt haer verdicht vagevyer door indulgentien, aflaten, bedevaerden, zielmissen, ende dergelijcke verlost te worden: daer in het profijt van dese kooplieden veel bestaet.
margenootp
Ezech. 27.13.
margenoot27
Gr. de herfst-vrucht, oogst, ofte, boomvrucht, Dat is, allerley schoone ofte lieflicke vruchten, confituren, ende leckere gerechten, daer ghy lust na haddet, ende daer ghy overvloet van hebt.
margenoot28
Namelick, de geestelicke kooplieden, die van dit Babylon hangen, ende daer over in aensien ende machtigh zijn. Siet hier voren de d’aenteeckeninge op vers 3.
margenoot29
Namelick, dewijle sy in gevaer zijn van haer deel daer van oock te sullen ontfangen: ofte, ten minsten van haer profijt ende aensien in de werelt te sullen verliesen.
margenootq
Apocal. cap. 17. vers 4.
margenoot30
Gr. vergoudet, ofte, vergult: gelijck oock hier voren Capittel 17. vers 4.
margenoot31
Hier door konnen eenighsins de eygentlick genoemde stierlieden ende zeelieden verstaen worden, die oock uyt het aenbrengen van vele deser goederen, uyt alle gewesten der werelt, by dese Babylon haer voordeel deden, gelijck van de stierlieden ende zeelieden van Tyrus wort verhaelt, Ezech. cap. 27. versen 9, 25. ende volgens. Doch wort dit oock van velen figuerlicker wijse verstaen van de gene die leden zijn, ofte de bestieringe hebben van de geestelicke hoven, abdijen, kloosteren, ende dergelijcke geestelicke goederen, die hier door haer profijt ende aensien oock sullen verliesen: welcke conventen oock by wateren ende rivieren Capit. 16. vers 4. zijn vergeleken.
margenoot32
Ofte, schippers.
margenoot33
Dat is, die de zee bouwen.
margenootr
Iesa. cap. 34. vers 10. Apocal. cap.18. vers 9.
margenoots
Apocal. 13.4.
margenoot34
Namelick, tot een bysonder teecken van grooten rouwe ende droefheyt over haer verlies, gelijck by den ouden gebruycklick was, 1.Sam. cap. 4. vers 12. Iob 2. vers 12. ende gelijck van de stierlieden ende zeelieden van Tyrus oock geseght wort, Ezech. cap. 27. versen 30, 31. Hoewel desen haren rouwe hem niet en streckt over hare sonden, ende superstitieuse Godtsdiensten, daer sy in verhardt zijn, maer alleen over haer verlies ende schade.
margenoot35
Dat is, ghy inwoonders des hemels, Engelen, ende heylige Martelaren: die om dese uytvoeringe van Godts oordeelen, tot rechtveerdighmakinge harer sake, oock gebeden hebben, Cap. 6. vers 10. welcker getal nu dagelicks wort vervult. Het welck nochtans alsoo niet en is te verstaen, als of de hemelsche creaturen, ofte Godts Kercke, haer moesten verheugen over yemants ongeval, maer over de uytvoeringe van Godts rechtveerdigheyt, ende over de bewijsinge van de rechtveertdigheyt der sake voor welcke de geloovige hier lijden.
margenoot36
Hier door worden verstaen niet alleen de Apostelen ende Propheten alsoo eygentlick genoemt, die als leden van een lichaem, ende een gemeyne sake hebbende, haer oock hier over souden verblijden: maer oock de Dienaren ende Leeraren der volgende tijden, die na het exempel der vorige, oock het selve soude over komen.
margenoot37
Dat is, u aen haer gewroken.
margenoott
Apoc. cap. 19. vers 2.
margenoot38
Dit teecken wort by de beloften ende het dreygement tot versterckinge by gevoeght, gelijck doorgaens by de Propheten te sien is, ende in het bysonder van den val van het oude Babylon, Ierem. cap. 51. vers 63.
margenootv
Ierem. cap. 51. vers 64.
margenootx
Ierem. 25.10. Ezech. 26.13.
margenoot39
Onder dergelijcke wijse van spreken wort oock ’t uyterste ongeval gepropheteert aen die van Tyrus, Ezech. 26. vers 13.
margenooty
Ierem. 25.10.
margenoot40
Namelick, om voedsel te bereyden voor de inwoonders tot onderhoudt deses levens noodigh.
margenoot41
Dit wort daer by gevoeght, ofte om dat sulck licht noodigh is tot een groot deel van het leven der menschen, by avont ende nacht: ofte, om dat de bruyloften waer van volght des avonts ende nachts insonderheyt wierden gehouden, daer dese keerssen ende fackelen toe wierden gebruyckt. Siet Matth. cap. 25. vers 1.
margenootz
Ierem. 7.34. ende 16.9. ende 25.10.
margenoot42
Namelick, het welck niet alleen eenen tijt is van vrolickheyt, maer oock een middel waer door de inwoonders van dit Babylon souden wederom konnen aenwassen, ende vermenighvuldigen.
margenoot43
Siet de aenteeckeninge op vers 3.
margenoot44
Dat is, afgoderije ende aenlockinge van uwen opgesmuckten Godtsdienst, gelijck meermaels hier voren.
margenoot45
Dat is, sy is bevonden oorsake geweest te zijn van het storten des bloets der Propheten ende Heyligen, soo om dat sy selve eene groote menighte daer van heeft gedoodet, ende in haer geheel gebiedt, door hare rigoreuse placcaten ende inquisitien, heeft doen dooden: als oock om dat sy met dit haer doen de tyrannije van andere, die sulcks hebben gedaen, heeft gestijft ende goet gekent. Siet dergelijcke woorden Christi Matth. 23.34, 35, 36.
margenoota
Apocal. 17.6.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken