Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

1 Tobias bedroeft hem over de woorden sijner huysvrouwe, ende bidt Godt om de doot. 7 Sara Raguëls dochter wort oock gesmaet van haers vaders dienstmaeghden, ende bidt desgelijcks. 25 ende den Engel Raphaël wort gesonden om beyde te troosten, ende te helpen.

1

DOe wiert ick droevigh, ende weende, ende badt met smerten ende sprack:

2

Heere, ghy zijt rechtveerdigh, ende alle uwe wercken, ende alle uwe wegen zijn barmhertigh ende waerheyt, ende ghy oordeelt een waerachtigh, ende rechtveerdigh oordeel in der eeuwigheyt.

3

Gedenckt mijner ende siet my aen: en wreeckt u niet over my na mijne sonden ende mijne onwetentheden: noch [na de sonden] mijner vaderen, die voor u gesondight hebben.

4

Want sy zijn uwe geboden ongehoorsaem geweest, ende ghy hebt ons over gegeven tot roof, ende in gevangenisse, ende ter doot, ende tot een spreeckwoort der versmadinge allen [den volckeren,] daer wy onder verstroyt zijn.

5

Ende nu [Heere] uwe oordeelen zijn vele ende waerachtigh: doet met my van wegen mijne ende mijner vaderen sonden: overmits wy uwe geboden niet en hebben gedaen: want wy en hebben niet oprechtelick voor u gewandelt.

6

Ende nu, [segge ick,] doet met my na het gene behagelick is voor u: beveelt datmen mijnen geest van my neme, op dat ick ontbonden mach zijn ende tot aerde worden. Want het is my nuttiger te sterven, dan te leven, dewijle ick valsche smaetwoorden gehoort hebbe, ende vele droefheyt in my is: beveelt dat ick nu verlost worde van desen noot, [ende opgenomen worde] in de eeuwige plaetsen: en keert uw’ aensicht van my niet af.

7

Even ten selven dage gebeurde het, dat Sara een dochter Raguëls tot Ecbatana in Meden, oock selve gesmaet wiert, van de dienstmaeghden haers vaders.

8

Om dat sy aen seven mannen was gegeven, ende Asmodeus de boose geest hadde die gedoodet, eer sy by haer waren gecomen als men by den vrouwen [pleecht].

9

Ende sy seyden tot haer, En wort ghy noch niet wijs, ghy die uwe mannen verstickt?

10

Ghy hebt nu seven mannen gehadt, ende van niet een der selve en wort ghy genaemt.

11

Wat slaet ghy ons om harentwille? indien sy doot zijn, soo gaet met haer: geen sone ofte dochter en moeten wy van u sien in eeuwigheyt.

12

Als sy dit gehoort hadde, wiert sy seer bedroeft, alsoo dat sy haer meynde te verhangen: doch sy seyde, Ick ben een eenige [dochter] mijns vaders, indien ick dit sal doen, soo sal het hem een smaet zijn, ende ick sal sijnen ouderdom met smerte in ’t graf brengen.

13

Ende sy badt aen de venster ende seyde:

14

Gezegent zijt ghy, O Heere mijn Godt, ende gezegent zy uwen heerlicken name, die heyligh ende dierbaer is in der eeuwigheyt. Dat u alle uwe wercken prijsen in der eeuwigheyt.

15

Ende nu Heere, ick hebbe mijne oogen, ende mijn aengesicht tot u begeven.

16

Ick hebbe geseght, dat ghy my soud verlossen van de aerde, ende dat ick niet meer en moge versmaetheyt hooren.

17

Ghy weet Heere, dat ick suyver ben van alle misdaet des mans.

18

Ende ick en hebbe mijnen name niet bezoetelt, noch den name mijns vaders in ’t lant mijner gevangenisse.

19

Ick ben een eenigh geboorne mijns vaders, ende hy en heeft geen kint dat sijn erfgenaem zijn sal. [kolom]

20

Noch geen na bloetvrient, noch soon, dat ick my selven voor dien mochte bewaren tot een huysvrouwe

21

Seven zijnder my alreede om gekomen: waer toe dient my dan voortaen het leven?

22

Ende indien het u niet goet en dunckt my te dooden,

23

Soo beveelt datmen my aensie, ende mijner ontferme: ende [geeft] dat ick geen smaetheyt meer en mach hooren.

24

Ende het gebedt deser beyde wert verhoort voor de heerlickheyt des grooten Godts.

25

Ende Raphaël wiert uytgesonden om dese twee te genesen: [namelick] om de witte schellen van Tobias [oogen] af te doen, ende om Sara de dochter Raguëls aen Tobiam den Sone Tobie tot een vrouwe te geven: ende Asmodeum den boosen geest te binden, gemerckt het Tobie toe quam haer tot een erve te verkrijgen. Op den selven tijt [dan] is Tobias weder gekeert, ende in sijn huys gekomen: ende is Sara de dochter Raguëls van haren oppersolder af gekomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken