Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

1 Nabuchodonosor neemt voor wrake te doen over de landen die hem bystant geweygert hadden. 4 Stelt tot een Velt-overste Holophernem. 6 Dien hy belast niemant van deselve te sparen. 7 Sijne groote toerustinge ten oorloge. 13 De plaetsen die hy ingenomen ende verwoest heeft.

1

ENde in het achtiende jaer, op den twee en twintighsten dagh der eerster maent, wiert’er gesproken in het huys Nabuchodonosors des Koninghs der Assyriers, van wrake te oeffenen over het gantsche lant, gelijck hy geseght hadde.

2

Ende hy riep alle sijne dienstknechten, ende alle sijne Groote by een, ende hy stelde haer voor de verborgentheyt van sijnen raet, ende hy verhaelde met sijnen eygenen mont alle het quaet van dat lant.

3

Ende deselve oordeelden, dat men soude uytroeijen alle de gene, die ’t bevel sijns monts niet na gevolght en waren.

4

Ende het geschiedde als hy sijnen raetslagh nu ge-eyndight hadde, soo riep Nabuchodonosor de Koningh der Assyriers, Holophernem den Velt-oversten sijns legers, die de tweede nae hem was, ende hy seyde tot hem;

5

Dit seght de groote Koningh, de Heere der gantscher aerde: siet ghy sult van [voor] mijn aengesichte uyt gaen: ende sult met u nemen mannen die op hare sterckte betrouwen, tot hondert en twintigh duysent voetknechten, ende een menighte peerden met hare ruyters, tot twaelf duysent: ende ghy sult uyttrecken tegen het geheele lant na ’t Westen, om dat sy het woort mijns monts zijn ongehoorsaem geweest: ende sult haer ontbieden, dat sy my aerde ende water sullen toebereyden, overmits ick tegen haer sal uyttrecken in mijnen toorn: ende ick sal het gantsche aengesicht der aerde bedecken met de voeten van mijn heyrleger, ende ick sal haer die over geven tot eenen roof: ende hare gequetste sullen hare valleijen ende waterbeken vervullen, ende de overvloeijende rivier sal met hare doode vervult worden: ende ick sal hare gevangene vervoeren tot de uyterste eynden der gantscher aerde. Doch ghy uyttreckende sult my te voren alle hare lantpalen in nemen, ende sy sullen haer u over geven, ende ghy sult my die bewaren tot den dagh van hare straffinge.

6

Maer de ongehoorsame en sal uwe ooge niet sparen, ghy sultse over geven totter doot, ende tot eenen roof in alle uw’ lant: want [soo seker als] ick leve, ende de macht mijns Koninckrijcks, al wat ick gesproken hebbe, dat sal ick oock doen door mijne hant: ende ghy en sult niet een der woorden uws Heeren overtreden: maer sult het gantschelick volbrengen, gelijck ick u bevolen hebbe, ende ghy en sult niet vertragen het selve te doen.

7

Ende Holophernes gingh uyt van voor het aenschijn sijns Heeren, ende riep alle de Machtige, ende de Krijghs-overste, ende de Hooftlieden van het leger der Assyriers, ende telde uytgelesene mannen tot den krijgh, gelijck hem sijn Heere bevolen hadde, tot hondert en twintigh duysent, ende twaelf duysent schutters te peerde.

8

Ende heeft haer in ordre gestelt op de wijse als een menighte krijghsvolck geordineert wort: ende hy nam kemels ende ezels tot hare bagagie, een seer groote menighte: mitsgaders schapen ende ossen ende geyten tot haren voorraet, sonder getal.

9

Ende een groote menighte koorns voor een yeder man.

10

Ende [hy nam] gout ende silver uyt des Koninghs huys, seer vele.

11

Ende hy begaf hem met sijn gantsch leger op den uyttocht, ende trock henen voor den Koningh Nabuchodonosor, ende bedeckte het geheel aengesicht des lants tegen het Westen met hare wagenen, ende ruyters, ende uytgelesen voetvolck: ende veel vermengelt volck quam by haer, als sprinckhanen, ende als het zant der aerde, ende men kondese niet tellen van wegen hare menighte.

12

Ende sy trocken uyt van Nineve dry dagh reysen, op de vlackte van het velt Bektileth: ende hy sloegh sijn leger van Bektileth af, by den bergh die aen de slincker zijde light

[Folio 17v]
[fol. 17v]

van het over Cilicien: ende hy nam sijn geheel heyrleger, sijne voetknechten, ende sijne ruyters, ende sijne wagenen, ende trock van daer na het geberghte.

13

Ende hy vernielde Phud ende Lud, ende beroofden alle kinderen Gases, ende de kinderen Ismaëls, die daer [woonden] aen de woestijne tegen ’t Zuyden des lants Chellon, ende hy trock over den Euphrates, ende trock door Mesopotamien.

14

Ende vernielde alle hooge steden die [gelegen] waren aen de beke Albonai, tot dat men komt aen de zee.

15

Ende hy nam de lantpalen van Cilicien in, ende versloegh alle die hem wederstonden: ende quam tot aen de lantpalen Iaphets, die tegen ’t Zuyden ende tegen Arabien liggen.

16

Ende hy omringhde alle de kinderen Madian, ende verbrandde hare woonhutten, ende beroofde hare stallingen.

17

Ende hy daelde neder in ’t velt van Damascus, in de dagen des tarwen-oogsts, ende hy verbrandde alle hare ackers, ende haer kleyn ende groot vee gaf hy over om te vernielen, ende plunderde hare steden, ende hare velden wannede hy uyt: ende sloegh alle hare jonge mannen met de scherpte des sweerts.

18

Ende een vreese ende beven voor hem overviel de gene die aen de zee woonden, die daer waren in Sidon ende Tyrus, ende die daer woonden te Sur ende Ocina, ende alle die daer woonden tot Iemnaan. Ende die daer woonden in Azoten ende Askalon vreesden hem uytermaten seer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken