Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Stijl 1 1917-1920 (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Stijl 1 1917-1920
Afbeelding van De Stijl 1 1917-1920Toon afbeelding van titelpagina van De Stijl 1 1917-1920

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Editeur

Ad Petersen



Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Stijl 1 1917-1920

(1968)– [tijdschrift] Stijl, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Stijl 1 1917-1920 (ed. Ad Petersen)


auteur: [tijdschrift] Stijl, De


bron: De Stijl 1 1917-1920 (ed. Ad Petersen). Athenaeum, Amsterdam, Bert Bakker, Den Haag and Polak & Van Gennep, Amsterdam 1968 


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2010 dbnl / Ad Petersen  


DBNL vignet

Antwoord op een open brief.

Mijn antwoord op de tweede veranderde uitgave van den open brief aan mij gericht door den heer Van Doesburg, kan kort zijn.

Ik vind het altijd bizonder onkiesch dingen te beweren waar men niets over weet. Volgens v.D. zou ik in De Stijl opzettelijk mijn godsdienstige gevoelens verzwegen hebben, en daarom boete gedaan hebben in de Nieuwe Amsterdammer. Daar is natuurlijk niet het eerste woord van waar; ik heb er geen oogenblik aan gedacht mijn godsdienstige overtuiging voor den dag te halen toen ik in De Stijl gewoon weg over architectuur in het algemeen ging schrijven; ik kan ook niet denken welk nut dit zou kunnen hebben. Heel anders is het ermee gelegen wanneer men - zooals ik in de N.A. deed - schrijf om af te kammen wat men onder den naam van kunst in sommige Roomsche kerken opstelt; begint men met te verklaren dat men zelf Roomsch is, dan weerlegt men in eens al die beweert dat men uit godsdienstsectarisme aanvalt. Dit heb ik meer dan eens in De Telegraaf, nu ook in de N.A. gedaan. Ik kan er niet bij hoe dit ‘boete doen’ is.

Wanneer ik in De Stijl over architectuur schrijf, dan wil dit niet zeggen dat ik de gedachten over architectuur der andere medewerkers deel, late varen de gedachten over schilderkunst. Ik heb meermalen het bestaansrecht der abstracte schilderkunst enz. verdedigd, maar ben niet overtuigd dat dit de eenige weg is welke de kunst bewandelen kan om het goede doel te bereiken; dit heb ik persoonlijk meer dan eens aan v.D. gezegd, waarop hij mij antwoordde: ‘ik zie inderdaad dat gij nog niet overtuigd zijt - maar gij zult er komen’. En toch heeft hij mijn artikel in De Stijl opgenomen.

[p. 202]

Was ik het eens met de mannen der zuivere rede, nog ware het m.i. geen ‘tweemondigheid’ te laten zien hoe de evolutie die zich voordoet in het werk van Cézanne, Van Gogh. Picasso en andere voormannen, en die kan tot de abstracte schilderkunst leiden, nu ook merkbaar is bij kunstenaars van mindere gehalte, kunstenaars die door hun opvoeding en omgeving nog gedeeltelijk in het oudere staan, en die nu op hun beurt willen doormaken hetgene de voormannen hun voorgedaan hebben. Het is nooit gebeurd dat een enkele bewijsvoering overtuigend was voor de heele massa. Daarom zijn alle goede pogingen naar waarde te schatten, en ik ben niet alleen onder de medewerkers van De Stijl om dit te doen. Maar zij zijn niet Roomsch zooals ik, en worden bijgevolg geen tweeden mond toegediend!

Aan het einde van dit kort antwoord wil ik nog op het volgende wijzen: v.D. zegt mij ‘gezien mijn geheele houding tegenover de moderne beeldende kunst’ (in dit land, stond er in de N.A. bij), een dogmatische barok-opvatting toe. Hoe kon hij in zijn blad proza van een dergelijk man opnemen, hoe kon hij hem als een der weinige uitverkorenen aanzien aan wien het manifest van De Stijl mocht toegezonden worden? Mijn rede is vermoedelijk niet zuiver genoeg om dit te snappen.

HUIB HOSTE.

 

Dit antwoord bevat geen enkel tegenargument in verband met onze beschuldiging van dubbelmondigheid en principieel verraad. Het wederlegt niet, waarom men in het eene blad (Stijl) het anti-barok, het gezuiverd-moderne kan aanhangen en in het andere het barok kan prijzen. Men kan niet in volle oprechtheid de toekomst zien in de moderne verwerking van het meest logisch horizontaal en verticaal (Hoste in Stijl 8) en tegelijkertijd in alle oprechtheid het tegenovergestelde daarvan: barokrestantjes in soepele gebogen lijnen door hun zuiver-beeldende werking prijzen (Hoste in de N. Amst). Men kan geen twee heeren dienen.

Barok of modern, maar s.v.p. geen modern-barok.

Het opnemen in De Stijl van den heer Hoste's artikel had plaats en was al overeengekomen vóór diens ontpopping in de N. Amst. Vóór deze metamorphose bestond er geen enkel argument (dus ook niet van godsdienstigen aard, aangezien wij de gevoelens des heeren Hoste op dat punt kenden en respecteerden) hem gastvrijheid in De Stijl te ontzeggen. Wij vragen niet wat iemand is, maar wat hij maakt en schrijft, is de functioneele, buiten-persoonlijke maatstaf die we aanleggen. Welnu: het artikel ‘De Roeping der Moderne Architectuur’ getuigt van dezelfde inzichten op architectonisch gebied als de artikelen der andere medewerkers op dat gebied. De heer H. zegt: ‘Wanneer ik in De Stijl over architectuur schrijf, dan wil dit niet zeggen, dat ik de gedachten over architectuur der andere medewerkers deel, late varen de gedachten over schilderkunst’. Wij vragen: Waarom neemt gij ze dan wel over? (Men vergelijke b.v. het artikel van J.J.P. Oud over Wright blz. 40 en blz. 87 met de slotconclusie betreffende de roeping der moderne architectuur, door Hoste, waar gesproken wordt over het door elkander schuiven en beweging verwekken der massa's enz.). Daar komt nota bene nog bij, dat deze gedachten in architectuur, secundair zijn, aangezien zij aan de moderne schilderkunst zijn ontleend. De heer Hoste vindt het niet noodig zooals hij ook in de Nieuwe Amsterdammer schreef zijn godsdienst op een presenteerblaadje voor zich uit te dragen...behalve in de Nieuwe Amst. van 29 Juni waar hij, na zijn ‘zonde’ in Stijl 8 en na lezing van ons manifest, een bord met zijn godsdienstige overtuiging voor zich uitdraagt!

Wanneer we kennis nemen van den laatsten critischen wandaad in de Kroniek van den heer Hoste, waarin hij in een artikel over impressionistisch werk van den schilder Gos, ‘soepele vormen van een vrouwenlijf en van den haarbos’ in verband brengt met ‘beeldend schema’ en ‘abstracte schilderkunst’, dan kan na zoo'n zinloos doorelkaar van begrippen nog alleen een ernstige waarschuwing tegen het onveiligmaken der openbare ‘kunstkritiek’ met ten halve begrepen begrippen op zijn plaats zijn.

REDACTIE.

[p. 203]

[advertentie]

[p. 204]

[advertentie]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken