| |
Boekbespreking
Godsdienst
Kempis, Thomas a, De Navolging van Christus. Vert. Gerard Wijdeveld. Toegelicht door Bernard Spaapen S.J. (Klassieke Galerij, nr. 119). - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1957, XXXIV-186 pp., ing. Fr. 50.
Deze nieuwe Imitatie-vertaling verdient 'n bijzondere aandacht. Allereerst om haar uitvoerige inleiding. P. Spaapen biedt met bedachtzame en overtuigde woorden daarin enkele diepere inzichten. Bij de inhoudsopgave beperkt hij zich niet tot de uiterlijke gegevens, doch wil doordringen tot de geest, die verschilt en evolueert van boek tot boek, en toch aan het geheel een eenheid en een volheid van persoonlijkheidsverinnerlijking geeft, waarin de mens van alle tijden en landen zijn ontmoeting met zich zelf en met God voorgelicht ziet. De auteurskwestie wordt kort behandeld. Terwijl tegenover het buitenland alle kandidaten afgewezen worden ten gunste van Thomas a Kempis, krijgt de kwestie sinds Hagen en van Ginneken een ander aspect: Is Th. a K. ‘schrijver’ van het werk zoals het voor ons ligt; in welke mate is hij dat? In feite wordt aldus de bronnenkwestie gesteld. De geboden vertaling is werkelijk nieuw: gegroeid uit een innig contact met tekst en geest, met taal, ritme en techniek van het werk; weergegeven in een spontane, vlotte, welluidende taal, die modern aandoet en toch bij het oude taaleigen aansluit en die wellicht alleen een ervaren classicus en gevoelig dichter als Wijdeveld kon geven. Steekproeven lieten ons zien, hoe getrouw naar woord en geest de vertaling is; al kan wel hier of daar een onnauwkeurigheid aangestipt worden. Bv. III 11 8-9 de tegenstelling refrenatione-violentia is niet weergegeven, vero is vertaald met zelfs; 15 8 quidquid.... wordt ten onrechte als onderwerp van petendum aangezien. Jammer dat de typografie niet op het peil van de inhoud staat.
A. Ampe
| |
Bergema, Dr. H., Rondom Israël. - J.H. Kok N.V., Kampen, 1957, 59 pp., f 1.95.
Deze zendingsbrochure werd geschreven n.a.v. een bezoek aan Israël in verband met het zendingswerk van enige protestantse kerken aldaar. Dr. B., van gerefor- | |
| |
meerde huize, bracht dit bezoek na 25 jaar werk onder Islamieten en wil vooral de aandacht vestigen op de godsdienstige achtergrond tussen Israël en de Arabische staten rondom. In het kort geeft hij de geschiedenis van het ontstaan van de huidige staat Israël, waarbij o.i. het mysterie Israël wel wat wordt ontluisterd door een voorbarig gebruik van het woord ‘wonder’ b.v. voor de Sinaï-expeditie van najaar 1956. De exegese der bijbelteksten is soms ook wat naïef, evenals de mening, dat de reformatie een ommekeer voor de Joden betekende. De grote lacunes in de literatuurlijst zijn wellicht oorzaak, dat de S. onbekend bleef met o.a. de houding van Ignatius van Loyola, die bovendien consequent volhardde in zijn voorliefde voor het Joodse volk, in tegenstelling met Luther. Aldus toont dit boekje niet slechts de noodzaak aan van aandacht der christenen voor Israël en Islam, maar tegelijk voor elkaar en de eenheid waarom Christus heeft gebeden.
J.H. Nota
| |
Straelen, S.V.D., H. van, L'Eglise et la renaissance economique et sociale au Japon. In serie ‘Les questions missionnaires’. - St.-Andries abdij, Brugge, 1957, 36 pp., Fr. 20.
De bekende Japan-kenner belicht in dit pas verschenen boekje: a. de economische en sociale problemen van het huidige Japan; b. de economische en sociale heropleving van dit land. In het eerste deel, wordt naast de grote tekortkomingen en moeilijkheden die het land kent, tevens gewezen op de ontzaglijke economische mogelijkheden die er in Japan nog verscholen liggen. In het tweede deel onderzoekt de schrijver welke economisch en sociaal gunstige resultaten er in de laatste maanden zijn bereikt, waaraan deze moeten worden toegeschreven en hoe het nabije toekomstbeeld er eventueel zal uitzien. Prof. van Straelen ziet de toekomst van Japan optimistisch. Taak van het Christendom is: 1. een zo belangrijk mogelijke rol mee te spelen in het proces dat verloopt van de economische potentialiteit naar de economische en sociale realiteit; 2. dit economische doel af te stemmen op andere doeleinden als sociale, politieke, enz. 3. tenslotte al deze doeleinden af te stemmen op het laatste doel, dat is op de Godsverheerlijking. Alhoewel men ongetwijfeld merkt dat het boekje niet geschreven is door een econoom van professie, dient toch gezegd te worden dat het een aardig beeld geeft van de economie van Japan. Zij die in principe belangstelling hebben voor Japan, doen er goed aan kennis te nemen van deze ‘tour d'horizon’.
J.J.B.P. van Lierde
| |
Colruyt, Kan. G. en L. Ardui pr., Het inwendig gebed van de apostel. - Derde herziene en vermeerderde druk. Lannoo, Tielt-Den Haag, 1957, 206 pp., ing. Fr. 62, geb. Fr. 88.
Deze verhandeling berust op de vaste overtuiging dat het apostolaat moet uitgaan van het gebed, en dat de biddende (volgens zijn levensstaat) tot apostolaat wordt gedreven. Bidden vormt dus het leven zelf van elk apostolisch bestaan; omgekeerd is elk werkelijk goeddoen slechts de uitstraling van wat men biddend mocht verwerven. En geen beter voorbeeld, menen de schrijvers, dan de Heilige Teresia van Lisieux. Maar de overtuiging volstaat niet; men moet het inwendig gebed regelmatig en getrouw beoefenen. Daarvoor ontvangen we hier een korte handleiding. Leer en praktijk komen hier dan samen, vanwege een geestelijke leider die veelvuldige ervaring en innige vurigheid beide weet te verbinden.
Em. Janssen
| |
Cruysberghs, Mgr. K., De Zondagsevangeliën op de preekstoel (drie delen). - Firma Karel Beyaert, Brugge, 1957, 278, 313 en 381 pp., ingeb. Fr. 390 de drie delen.
Zoals de titel reeds aanduidt heeft Mgr. K. Cruysberghs ten behoeve van de priesters een rijke verzameling ideeën en praktisch materiaal bijeengebracht voor homelieën op de zondagsevangelies. Naast een bijbels commentaar, - een bredere weergave van het evangelieverhaal zelf - krijgen we telkens drie tot zes collaties over de hoofdgedachten van de evangelietekst. Niet bedoeld als wetenschappelijk werk heeft dit boek toch de grote verdienste bij de tekst horende bijbelse bijdragen te leveren zonder veel tijdsgebonden nevengeschiedenissen. Wel hadden we, naast de objectief-moraliserende inslag, graag wat meer de mystieke noot vernomen van een existentieel beleefde heilsboodschap. Het zal voor vele priesters een welkome hulp betekenen.
E. Dirven
| |
Dillenschneider, Clement, Le principe premier d'une théologie mariale organique. - Alsatia, Parijs, 1956, 188 pp.
Welk is het grondinzicht in het Mariadogma, dat aan de vele en rijke aspecten
| |
| |
van dit mysterie hun juiste belichting en perspectief geeft? Vroeger ging men spontaan uit van Maria's Moederschap. Moderne theologen zoeken tegenwoordig graag een houvast in de Christologie of de Kerkleer. D. kiest partij voor de traditionele positie. Hij wil echter Maria's Moederschap voorop stellen in de volheid van betekenis, die het van God ontving. De rijkdom van het hoofdmotief zal aldus moderne suggesties niet uitsluiten, maar omvangen. Zijn methode is zeer gezond: elke theologie moet aanvangen met het beluisteren van de Heilsboodschap. Het werk zelf munt uit door zijn helderheid, evenwicht en soberheid. Ofschoon D. niet altijd de werkelijke theologische bekommernissen van sommige auteurs heeft begrepen, en soms bij de bespreking van de H. Schrift de voor zijn opvatting ongunstige interpretaties niet genoeg aan het woord laat, is zijn werk een positieve bijdrage tot een gezonde Mariologie.
P. Fransen
| |
Pribilla, Max, Mut und Zivilcourage des Christen. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt am Main, 158 pp., geb. D.M. 6.80.
Op het einde van november 1957 stierf Max Pribilla S.J., gedurende vele jaren medewerker en hoofdredacteur van het tijdschrift Stimmen der Zeit. Door zijn talrijke publicaties had hij gedurende de jaren van strijd en verwarring aan de Duitse katholieken de weg van het geweten durven wijzen. In dit posthuum uitgegeven boek herneemt hij een vroegere meer tijdgebonden studie over de rol van de dapperheid en de zedelijke moed in het leven van ieder mens en vooral van de gelovige. Naar het schema van de grote christelijke denkers wordt de dapperheid, die kracht van de ziel, ontleed in haar samenstelling: de bezonnenheid, de vastberadenheid en de beheerste kalmte. Ze wordt verder gesteld tegenover een laf optimisme en de onrust van de vrees en de twijfel. Gelijk elke deugd vindt ze tenslotte haar diepste zin in de liefde tot God en wordt ze ten volle beleefd door Christus, die haar ook zal eisen van zijn volgelingen. Veel heeft het Christendom aan moed en vastberadenheid verloren - schrijver toont het in een historische schets - maar toch kan deze deugd de Kerk opnieuw bezielen indien alle christenen in de actuele omstandigheden hun geloof persoonlijk belijden. Hoe Max Pribilla persoonlijk de deugd van moed beleefde, wordt duidelijk uit het artikel ‘Fürchtet euch nicht’, dat als aanhangsel van het boek gepubliceerd wordt, en waarmee hij in 1935 stelling nam tegen het opdringende naziheidendom. Dit werk verdient een ruime belangstelling.
L. Braeckmans
| |
Clark, J.M., Meister Eckhart. - Th. Nelson & sons Ltd., Londen, 1957, XII-268 pp., 4 platen, geb. sh. 25.
De emeritus-professor in het Duits aan de Glasgowse Universiteit heeft zich sinds lange tijd voor de middeleeuwse Duitse mystiek geïnteresseerd. Reeds in 1939 wees hij op Eckharts grote invloed op zijn tijdgenoten o.a. op Marquard van Lindau cfr. zijn artikel: Marquard von Lindau and his ‘Dekalogerklärung’ in: The Modern Language Review 34 (1939) 72-78. Tien jaar later verscheen zijn studie: The Great German Mystics Eckhart, Tauter and Suso. Oxford, 1949, waarin hij kort en boeiend de drie grootmeesters behandelt, maar tegelijk meer belangstelling vraagt voor de invloed van de minderbroeders op de Duitse mystiek. Het onderhavige werk bevat een nieuwe vertaling van 25 Duitse preken. Voor 23 ervan werd reeds van de kritische uitgave van J. Quint gebruik gemaakt. Prof. Clark wil namelijk een menigte vooroordelen uit de weg ruimen, die door de vroegere vertalingen waren ontstaan. Deze waren immers niet enkel gebrekkig, maar namen bovendien ook onechte teksten over. Zo had men in 1851 de vertaling van Pfeiffers uitgave door Miss C. de B. Evans en in 1941 een vertaling van R.B. Blakney. Aan zijn nieuwe vertaling laat Prof. Clark nu een degelijke inleiding voorafgaan, waarin hij kort samenvat wat in de laatste jaren op het vasteland met betrekking tot de Eckhart-studie werd gepresteerd. Vervolgens schetst hij op heldere wijze de grondlijnen van Eckharts leer over God, de Drieëenheid, de schepping, zijn antropologie en moraal, zijn mystiek en beeldspraak, zijn kennis van de wetenschappen van zijn tijd, zijn voorliefde voor paradoxen. Van dit alles vinden wij treffende illustraties in de vertaalde preken. In het aanhangsel van het boek laat de auteur Eckharts herroeping te Keulen en de veroordelingsbulle van Johannes XXII In agro dominico van 1329 in vertaling volgen. Een bibliografie en een index besluiten dit waardevolle werk.
A. Geerardijn
| |
Siegmund, Georg, Der Kampf um Gott. - Morus-Verlag, Berlin, 1957, 262 pp., geb. D.M. 13,80.
Dit boek beschrijft de curve van het goddeloos denken vanaf de Griekse Oudheid
| |
| |
tot aan het atheïsme van de marxisten, van Sartre en van Camus. Het atheïstisch denken was in de Oudheid een nevenstroming (sommige sofisten, Epicurus, Lucretius) die o.a. door Euripides in de mythe van Prometheus werd verzinnebeeld. In de Middeleeuwen is het haast onnaspeurbaar, maar het verschijnt met nieuwe kracht sedert de Renaissance en vooral met de Franse Revolutie. Tragisch is het geval van Kant, die een nieuw, voortaan onaanvechtbaar bewijs voor het bestaan van God wilde leveren en feitelijk als de grondlegger van het hedendaags agnosticisme wordt beschouwd. Met Goethe en de jonge Fichte herleeft de mythe van Prometheus, en de zelfgenoegzaamheid, de hoogmoed van het goddeloos humanisme vinden hun ideologische rechtvaardiging in het Duitse idealisme. Marx, Nietzsche en de goddeloze existentialisten hebben geen nieuwe rationele gronden aangebracht; ze hebben alleen de anti-godsdienstige hybris van de 19e eeuw voortgezet. Intussen hebben de catastrofen van de laatste decenniën te denken gegeven over de waarde van het goddeloos humanisme. Het is onze taak deze ontredderde wereld de oude waarheid voor te houden, dat, zoals reeds de Griekse tragici zeiden, het begin van de wijsheid de eerbied is voor God. Prometheus moet het vuur niet uitdoven, maar het deemoedig als een gave van God aanvaarden. Der Kampf um Gott is een filosofisch sterk gefundeerd boek, dat nochtans door ieder ontwikkelde kan begrepen en met veel vrucht gelezen worden.
F. De Raedemaeker
| |
Gutzwiller, Richard, Meditaties over Lucas. Vert. - Paul Brand, Bussum; Heideland, Hasselt, 1958, 498 pp.
Het boek over het Matheusevangelie dat van de hand van Gutzwiller reeds vroeger verscheen, vond in Zwitserland, Nederland en Duitsland een bijzonder gunstig onthaal. Thans verschijnt er een dergelijk werk over het Lucasevangelie. Het zijn meditaties die volkomen aangepast zijn aan de aspiraties en behoeften van de hedendaagse mens; ze zijn sober, reëel, niet naar het te vrome neigend en toch tot devotie en overgave stemmend. De auteur is, dit blijkt uit het werk, op de hoogte van de hedendaagse exegese. Zoals hij het Lucasevangelie omschrijft en overweegt, treft hij op wonderlijke wijze dé methode om het evangelie te smaken en te genieten in zijn meest geestelijke substantie.
J. van Heugten
| |
Daniélou, Jean, Gods gang naar mij. Vert. - Het Spectrum, Utrecht, 1957, 202 pp., f 7.90.
Dieu et nous, de oorspronkelijke uitgave, werd besproken in Streven, nov. 1956, p. 189. ‘Dit boek, zo werd daar gezegd, is de vrucht van een reeks lezingen welke de schrijver hield voor de studentenkring “Centre-Richelieu”. Steeds is schrijver erom bezorgd God zelf te laten spreken in plaats van “over God” te spreken.... Deze hoofdstukken zijn eer een zeer goede inleiding in het probleem van God dan een oorspronkelijke studie; vlot en helder in de uiteenzetting, wordt het delicate probleem toch in zijn rijke verscheidenheid gesteld’.
Mr. E.S.
| |
Psychologie
Snoeck, S.J., A., Biecht en psychoanalyse (Bibliotheek voor moraalpsychologie en moraaltheologie). - Desclée De Brouwer, Brugge, 1957, 134 pp., ing. Fr. 66, geb. Fr. 80.
De draagwijdte van dit boekje gaat in feite merkelijk verder dan de zakelijke titel laat vermoeden. Natuurlijk wordt een parallel getrokken tussen het ontvangen en toedienen van het sacrament der biecht en het toepassen en ondergaan van een psychotherapeutische behandeling. En vanzelfsprekend loopt de vergelijking uit op een zeer reëel verschil: de biecht schenkt vergiffenis van het morele kwaad, de psychoanalyse anderzijds heeft als doel ‘het ik’ - d.i. de kant der persoonlijkheid waardoor deze in contact komt met het uitwendig leven - ‘in zijn levensleidende rol (te) versterken door het te confronteren met datgene wat binnen de persoonlijkheid verdrongen is en (in het onbewuste) oorzaak is geworden van inwendige en uitwendige conflicten’ (52). Dit onderscheid verschaft de auteur de gelegenheid om ons een zeer bevattelijke en concrete beschrijving te geven van het psychoanalytisch gesprek en van zijn praktisch verloop. Uitgaande van deze beschrijving kan nu het onderscheid tussen biecht en psychoanalyse nog scherper gesteld worden, dit wat betreft de situatie van de subjecten die elkaar in beide gevallen ontmoeten en het doel dat bereikt dient te worden. Verrassend is het hoe ook de betekenis van de biecht door deze beschrijving tegen de achtergrond der psychotherapie helderder te voorschijn treedt.
| |
| |
Nu kan natuurlijk ook op een zekere overeenkomst tussen beide acten gewezen worden, maar deze blijkt eerder van uitwendige aard te zijn. Deze relatieve overeenkomst is nochtans niet het voornaamste. Belangrijker is een dieper verband tussen psychotherapie en biecht - en derhalve ook tussen therapeut en priester. Dit verband vindt zijn verklaring in het feit dat vaak diepere oorzaken van zedelijke en religieuze aard ten grondslag liggen aan de neurose. En hier wordt meteen de zaak delicater en zijn we ook in de kern van de kwestie. Binnen deze probleemstelling gaat nu de auteur verder in op de functie die zowel de biechtvader en de zielzorger als de dokter en de therapeut te vervullen hebben. Met een fijnzinnige intellectuele tact weet hij deze functies te bepalen, zodat ze niet hun eigen gebied - met al de gevaren vandien en met al de nadelen van een onbevoegd amateurisme - overschrijden, maar toch van de andere kant elkaar aanvullen. Ten slotte wordt in dit boekje de weg gewezen tot een verder naar elkaar toenijgen dezer functies onder de vorm van wat men kan noemen een katholieke psychotherapie. Velen, vooral priesters, zullen dit boekje met nut lezen. Het zal hun niet ontgaan dat de auteur over zijn onderwerp spreekt met een concrete kennis van zaken.
L. Vander Kerken
| |
Tilborg, D. v., Schoolleiding. Overwegingen over het wezen en de plichten van het hoofdschap. Opvoedkundige Brochurenreeks No. 184. - R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1957, 80 pp., f 2.
Dit overzicht, van hetgeen de taak van een hoofd van een Katholieke Lagere School omvat, werd opgesteld naar aanleiding van besprekingen tussen hoofden van scholen. Voortgekomen uit de praktijk, ligt de voornaamste waarde ook wel in de praktische aanwijzingen betreffende de activiteit van het hoofd binnen de school, welke zijn vervat in het tweede hoofdstuk. De algemene beschouwingen in het eerste hoofdstuk zijn vaag en op sommige punten discutabel, met name waar sprake is van het gedelegeerd opvoedingsgezag der ouders en waar de verhouding tussen school en staat wordt behandeld.
J.M. Kijm
| |
Jansen, Fons, Drie kleine kleutertjes. - Uitg. P. Brand, Bussum, z.j., 143 pp.
De bekende auteur van boeken over het huwelijk beschrijft in dit werkje de kinderen in het gezin. Een rijkdom aan observaties, een frisse stijl en een zuiver pedagogisch aanvoelen maken het tot een mooi boek. De illustraties van Fiep Westendorp passen uitstekend bij de tekst, waarin de ernst zo speels en humoristisch is ingekleed.
J.M. Kijm
| |
Heintz, P., Soziale Vorurteile. Ein Problem der Persönlichkeit der Kultur und der Gesellschaft. - Verlag für Politik und Wirtschaft, Köln, 1957, 219 pp., D.M. 12.80.
Deze studie over het vooroordeel raakt een belangrijk probleem van de sociale psychologie, dat in Amerika veel is bestudeerd, vooral in verband met het negervraagstuk en het antisemitisme. De auteur geeft een kritische synthese van de verschillende publikaties, waarbij o.a. gesproken wordt over eigenschappen en functies van het vooroordeel, over de persoonlijkheid die neigt tot vooroordelen, en over nationalisme. Bij de behandeling van de persoonlijkheidsstructuur laat de auteur zich leiden door psycho-analytische gezichtspunten, die in zijn kritische stellingname belangrijke vragen openlaten voor hen, die uitgaan van een adequater mensbeeld. Het boek geeft echter een duidelijke kijk op de betekenis en de gevaren van het vooroordeel.
J.M. Kijm
| |
Schneider, Kurt, Die Beurteilung der Zurechnungsfähigkeit. - Georg Thieme Verlag, Stuttgart, 1956, 36 pp., D.M. 2.70.
Zeer beknopt geeft de auteur in deze voordracht een gesystematiseerd overzicht van de belangrijkste psychiatrische ziektebeelden, en bespreekt de hierbij voorkomende forensische problematiek met het oog op de toerekenbaarheid. Hoewel afgestemd op de Duitse strafwet, bevat dit boekje veel leerzame elementen en gedachten.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
Schneider, Kurt, Uber den Wahn. - Georg Thieme Verlag, Stuttgart, 1952, 48 pp., D.M. 3.90.
De Heidelbergse hoogleraar in de psychiatrie doet hier in een compact referaat zijn fenomenologische zienswijze aangaande de waanbeleving uit de doeken, en behandelt in het kort de psychiatrische ziektebeelden welke met waanbelevingen gepaard gaan. Een instructief boekje, dat de belangstelling van psychiaters en psychologen zeker waard is.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
| |
| |
Romans en verhalen
Coolen, Antoon, De grote Voltige. Roman. - Nijgh & van Ditmar, 's-Gravenhage, 1957, 367 pp., f 7.90 en f 9.50.
Antoon Coolen heeft weer eens een boek geschreven zoals hij alleen dat schrijven kan, een dorpskroniek met al de kleuren en geuren, de tragische en komische gebeurtenissen die zulk een kroniek te kruiden plegen. Hij is ook hier weer de boeiende verteller, die de coulissen weet te plaatsen, het belangrijke en minder belangrijke weet te verdelen en zo een levendig geheel te construeren. Men kan van Coolen zeggen dat hij geen groot componeerder van romans is in de traditionele zin, doch hij is een onzer allerbeste vertellers, een uiterst fijngevoelig schrijver, die volksziel en natuur in zijn boeken op treffende wijze heeft vastgelegd. De groei en industrialisering van zijn geboortedorp vormt de inhoud van dit boek. Fantasie en werkelijkheid vloeien hier op wonderlijke wijze ineen, zodat de auteur een waarschuwing vooraf laat gaan de identificatie niet te ver door te voeren.
J. van Heugten
| |
Laxness, Halldor Kilian, IJslands klok. Trilogie. Vert. - De Toorts, Haarlem, 1957, 551 pp., f 14.-.
Ongeveer tien jaar geleden verscheen Laxness' grote roman, die de auteur tijdens de oorlog begonnen was, IJslands klok. Het is een episch werk in grootse stijl en formaat. De hoofdfiguren, althans twee daarvan, alsook het gebeuren dat in het verhaal plaats vindt, doet Nibelungenachtig aan: het zijn mensen van ongewone geestkracht en van bijna bovenmenselijke hartstochtelijkheid. De roman speelt vóór en ná 1600, toen IJsland uitgezogen werd door Denemarken en de bevolking verpauperde en vervuilde tot in het onmenselijke. Een groot episch talent heeft deze periode op het geteisterde eiland in felle en brutale kleuren geschilderd. Het is een huiveringwekkend boek, groots en meeslepend in zijn barre menselijkheid. Drie figuren beheersen de roman, Jón Hreggvidsson het eerste deel, de jonkvrouw Snaefridur het tweede en de wat raadselachtig gebleven Arnas Arnaeus het derde. Het verhaal is bezield door en werd geschreven in de trant der oud-IJslandse sage's.
J. van Heugten
| |
Vestdijk, S., Open boek. Roman. - De bezige bij, Amsterdam, 1957, 286 pp.
Open boek is een vervolg op Het glinsterend pantser en het tussenstuk van een trilogie, waarvan het derde deel nog verschijnen moet. Daarom is het moeilijk zich nu reeds een oordeel daarover te vormen. De weinig gelukkige titel wil te kennen geven dat hier de nodige opheldering over de hoofdfiguur van Het glinsterend pantser, de dirigent Victor Slingeland, gegeven wordt. Het is een beetje een heksensabbat, die hier wordt opgevoerd; chantage-plegers, roddelaars, artiesten en would-be-artiesten treden er rijkelijk op. Daartussendoor biedt de auteur het meesterlijk geschreven dagboek van Stan Vastenou, een der slachtoffers van Slingeland. Het is een nogal onfris wereldje waarin Vestdijk hier zijn lezers binnenvoert, inderdaad! op kleine schaal een heksensabbat. De obsessie van het sexuele, zoals zo vaak bij Vestdijk, doet zich ook hier weer al te zeer gevoelen.
J. van Heugten
| |
Gijsen, Marnix, Ter wille van Leentje. - A.A.M. Stols Uitg., 's-Gravenhage, 1957. 207 pp.
De uiterst vruchtbare Marnix Gijsen heeft in enkele jaren ruim een tiental verhalen geschreven, die nogal de aandacht getrokken hebben. Vooral Joachim van Babylon dat de reeks opende veroorzaakte enige deining. Gewoonlijk zijn die verhalen intelligent, soms te intelligent, en met groot verteltalent geschreven. Het thema is voor een Christenmens wel eens pijnlijk. Zo is het ook met Ter wille van Leentje. Een gaaf en ongetroebleerd jong mens schrijft hier in de ikvorm over de eigen wederwaardigheden en over die zijner omgeving. Praktisch concentreert zich alles om het sexuele en nog wel in zeer grove vorm. Terwille van Leentje doet dit jong mens een meineed ten voordele van een bedenkelijk soort kameraad. Gijsen graait met een zekere voorliefde in onfrisse gevallen, die hem wel veel lezers bezorgen, doch op den duur velen gaan tegenstaan.
J. van Heugten
| |
Senet, André, De mens op zoek naar zijn voorouders. Roman van de paleontologie. Uit het Frans vertaald door P. Blommaert. - Foreholte, Voorhout, 't Groeit, Antwerpen, 1956, 304 pp., geïll., f 12.90.
In het eerste deel van dit boek worden alle belangrijke vondsten van fossiele mensen en prehominiden beschreven, en dit niet door middel van een dorre op- | |
| |
somming maar in de vorm van een roman, waarin alle bekende paleontologen de revue passeren. De schrijver tekent ons de mens uit de rendiertijd in zijn dagelijks leven, zijn jacht, zijn ziekten, zijn kunst en voorzover de vondsten hierover aanwijzingen geven - zijn opvattingen over het hiernamaals. De beschrijving van de vangst van een vis, behorend tot een soort, die men al zestig miljoen jaren dood waande, vormt het begin van het tweede deel van het boek, waarin de evolutie van de gewervelde dieren behandeld wordt. De auteur schildert ons de overgang van vis naar amfibie, van amfibie naar reptiel, en van reptiel naar vogel en zoogdier. Daarbij geeft hij ons een kijk op de flora en fauna van ver achter ons liggende perioden en laat ons zien hoe het vasteland in verschillende etappes werd veroverd. Tenslotte volgt een schematische beschrijving van de overgang van ongewervelde naar gewervelde dieren. De schrijver toont ons de sterke en zwakke kanten van de paleontologie; hij houdt zich aan de feiten ook als deze niet passen in het kader van een al te simplistisch opgestelde theorie over het ontstaan van de mens; hij verliest zich niet in min of meer vage bespiegelingen, en wanneer hij aan het eind van zijn boek toch de vraag naar het ‘waarom’ van de evolutie stelt, doet hij dit aan de hand van auteurs van naam. Niettemin wordt o.i. de bijzondere plaats, die de mens - ook in lichamelijk opzicht - onder de levende wezens inneemt, niet genoeg benadrukt. De vertaling van dit boeiend en over het algemeen evenwichtig geschreven boek is voortreffelijk, alleen de vaktermen hadden een nauwkeuriger weergave verdiend. De illustraties en schema's werken zeer verhelderend.
W. v.d. Lee
| |
Stolpe, Sven, Mittsommernacht, vert. A. von Sterneck. - J. Knecht-Carolusdruckerei, Frankfurt/M., 1957, 302 pp., geb. D.M. 11,80.
Opnieuw bevestigt Stolpe in deze roman zijn uitzonderlijke gave om de mysterieuze werking der genade in en door het menselijke, zelfs de zonde gebruikend, concreet en pakkend gestalte te geven. De oude rechter Rutger Leopold houdt zijn jaarlijks zonnewendefeest op Löfhammar, en in de gebeurtenissen van deze dag krijgt het verleden zijn betekenis en vervulling: het conflict tussen Leopold en zijn onevenwichtige zoon Henrik; het geheim, dat ligt over de betrekkingen met zijn oude jeugdvriend Dr. Folke, die hem eenmaal in zijn huwelijk heeft bedrogen, en geen geloof, geen rust en geen boete kan vinden. De mensen zijn niet alleen in hun zonde, maar door een persoonlijke Voorzienigheid ook in hun genadebestemming onverbreekbaar verbonden. De, zoals bijna immer, onbewuste draagster van de genade is het kind van de zonde, het blijde meisje Birgitta. De demonische dichter Hempel, de voor de genadewerking bijzonder gevoelige blinde dominee Erling, al de figuren van dit verhaal zijn in hun dubbele, natuurlijke en bovennatuurlijke, ontmoeting en verbondenheid diep reëel. Als geheel een knap gebouwde, goede en echt katholieke roman Voor volwassenen.
A. Deblaere
| |
Speijer, Wilhelm, Het hof der bekoorlijke meisjes. Vert. - Leopolds U.M.N.V., Den Haag, 1957, 379 pp., f 9.75.
Deze met ongewone kunde en talent geschreven roman voert de lezer naar een hertogelijk hof in een gefingeerd staatje van Midden-Duitsland in 1805, kort voor de nederlaag van Pruissen. De schrijver heeft wel ongeveer het Weimar uit Goethe's tijd voor de geest gestaan. Alles aan de roman is voortreffelijk en getuigt niet alleen van een grote intelligentie, maar ook van artistieke gedrevenheid. Karakterizering, sfeer, dialoog, verwikkeling, stylering, in alles is de auteur voorbeeldig. Zelden las ik een zo boeiend, een zo tot in de details verzorgd en doordacht boek, dat een prachtige evocatie biedt van een Duits vorstenhof uit de vroeg-Napoleontische tijd.
J. van Heugten
| |
Nicholson, Hubert, Verzonken Eiland. Roman. Vert. - N.V. Uitg. mij. Pax, Den Haag, 1957, 192 pp., f 3.90.
Boerenromans zijn in de Engelse literatuur niet zo heel talrijk. De beste dezer zijn wel van Georges Eliot en Thomas Hardy. Verzonken Eiland is een boerenroman van het goede soort, de genoemde grote voorgangers niet onwaardig. Hoofdthema is: de verloving van een boerenzoon met een oudste dochter, terwijl de jongere hem zo fascineert, dat hij zijn verloving verbreekt en de laatste huwt. Het wordt een tragedie. Na de dood der jongste dochter heeft er weer een toenadering tot de oudste plaats. De achtergrond vormt de eenzame polderstreek, waar de beide jonge vrouwen wonen. Het nogal naturalistisch gestileerde verhaal is met talent geschreven: sfeer, karakterisering en psychologie zijn uitstekend. De scepsis van de schrijver gluurt wel eens hinderlijk door de bladzijden.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Unruh, Fritz von, Der Sohn des Generals. - Hans Carl-Verlag, Nürenberg, 1957, 634 pp., geb. D.M. 18.50.
Fritz von Unruh, als schrijver reeds tot rijpheid en roem gekomen vóór de tweede wereldoorlog, hoeft niet bang te zijn dat zijn métier hem zou verraden. Zijn nieuwe roman is terzelfdertijd jeugdherinnering, gewetensonderzoek en confrontatie met de verschrikkingen van de dubbele wereldoorlog, een overweging die alleen licht en uitweg ziet in een consequent christendom. In februari 1955 wordt Kaspar-Friedrich von Uhle uitgenodigd om een voordracht over de vrede te komen houden in West-Berlijn. Op reis daarheen herleeft de spreker zijn jeugd. Technisch is de roman gebouwd op het successief openleggen van verleden bewustzijnslagen, die echter hun volle betekenis eerst krijgen in het perspectief van het tegenwoordige, een typisch modern procédé, dat het tijdsprobleem volkomen beheerst, doch hier niet aan een zekere strakheid ontsnapt. Dictatuur en oorlog waren voorspelbaar, maar hun oorzaken lagen zeer ver, niet individueel aan te wijzen, elementen van een beschaving, waarin goed en kwaad ondeelbaar in elkaar vergroeid zaten, en waartegen het eenzame mensenhart zich tevergeefs heeft verzet. De roman is sterk autobiografisch getint: de oud adellijke Pruisische generaalsfamilie van de vader, de jongere, zuidelijk-menselijkere van de katholieke moeder, het geofferd bestaan van beiden in een reeds onechte wereld, die toch steunde op trouw, eer, plichtsvervulling. Omdat de vader nog te menselijk is, komt hij in zijn carrière niet verder: om dit lot aan de gevoeligste van zijns zoons te besparen, wordt deze naar de onmenselijke kadetten-academie gestuurd, waar de wreedheid van een Engelse public school samengaat met de reglementaire verstarring van een feldwebel-regime. Uit liefde voor zijn vader onderdrukt de kadet al het menselijke, ware, goede in zich. In de dialogen van dit doorleefde, soms onbewimpeld brutale boek vinden wij de geladenheid van Unruh's drama's terug.
A. Deblaere
| |
Abrahams, Peter, Mijn volk roept om vrijheid. Vert. Dick Ouwendijk. Serie Het Parelsnoer. - Uitgeverij Foreholte, Voorhout, Uitgeverij 't Groeit, Antwerpen, z.j., 303 pp., f 8.90.
Peter Abrahams vertelt uit zijn eigen leven te midden van de blanken in Zuid-Afrika. Voor een buitenstaander vallen de verhaalde feiten natuurlijk niet te verifiëren, maar het boek maakt de indruk rustig geschreven te zijn in een ernstig streven naar objectiviteit. Juist door dat kalme vertellen zonder veel commentaar werkt het verhaal artistiek en als betoog toch wel overtuigend.
Bern. van Meurs
| |
Greene, Graham and Greene, Hugh, The Spy's Bedside Book. - Rupert Hart-Davis, London, 1957, 256 pp., 15 sh.
De gebroeders Greene hebben hier hun voorliefde voor ieder soort spionnenverhaal uitgevierd: verzonnen of echt gebeurd, kort en lang, eenvoudig en wat doorzichtig of hoogst ingenieus, zelfs proza en poëzie, ofschoon dit laatste op zeer bescheiden schaal. Het is lichte kost, iets voor het inslapen, zoals de titel juist aangeeft.
W. Peters
| |
Dekker, Maurits, Op zwart stramien. Een zestal verhalen. - van Munsters U.M., Amsterdam, 144 pp., f 4.90.
Maurits Dekker ontving voor dit zestal verhalen de novellenprijs van Amsterdam. De titel geeft wel sfeer en stemming aan van deze short stories, waarvan de eerste drie het formaat ener novelle bereiken. Ik meen dat Kafka van invloed op het schrijven dezer verhalen geweest is. Dezelfde glasheldere, waterklare, eenvoudige stijl, dezelfde droomsfeer - althans in de meeste verhalen - als bij Kafka. Het gaat er bij Kafka en Dekker niet om een reëel geval uit onze dagelijkse, reële wereld te beschrijven - dit zou hoogstens nog gelden van no. 2, Kerstnacht, - doch om gevallen, getransponeerd in een droomwereld, een symbolische wereld, die een andere werkelijkheidswaarde bezitten dan de alledaagse. Maurits Dekker, evenals Kafka, is een voorbeeldig verteller; elk verhaal is een mozaïek, waarin geen enkel steentje, geen zin of woord, overbodig is. De lezer, die aan de gangbare realistische verhaaltrant gewend is, moet zich leren omschakelen om dit soort verhaal, dat dieper graven wil, te genieten.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Literatuur
Ceulaer, José De, Wij gedenken.... de dichter F. Timmermans. - Bladen voor de Poëzie, Lier, 1957, 64 pp., Fr. 30.
Veremans, Renaat, e.a., Felix Timmermans leeft voort! - Altiora, Averbode, 1957, 111 pp., Fr. 95.
Dupon, Elias, De Vlaamse Timmermans. - Wiek Op, Brugge, 1957, 128 pp., Fr. 68.
Deze publikaties, aan de herdenking van Timmermans' tiende sterfdag gewijd, dragen niet veel bij tot de kennis van de dichter en zijn oeuvre. De 30 gedichten, door even zovele auteurs aan de ‘Bladen voor de Poëzie’ toegezonden, bereiken, een drietal niet te na gesproken, amper het niveau van een gelegenheidsvers. F. Timmermans leeft voort omvat een reeks opstellen, persoonlijke herinneringen, anekdoten, lyrische ontboezemeningen die met het werk van Timmermans soms weinig verband houden: alles kris kras door elkaar. De vrienden van de Abdij te Averbode zullen met dit boekje de herinnering bewaren aan hun jaarlijkse Timmermanshulde; voor het interesse van een breder lezerspubliek zijn deze bladzijden weinig geschikt. Citeren, citeren, al maar citeren: zo heeft E. Dupon een boekje samengesteld, waarin hij de fundamentele verbondenheid van Timmermans' oeuvre met de Vlaamse volksaard bevestigen en verklaren wil. De bindtekst beperkt zich tot een commentaar zonder veel diepgang in een stijl, bombastisch en opgeschroefd, die schril afsteekt bij het glanzend proza van Timmermans zelf. Wanneer zullen wij het essay-genre eens ernstig opnemen?
J. Du Bois
| |
Knuvelder, Gerard, Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Iste Deel. - Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1957, 2de herziene druk, 403 pp., f 18.
Van Knuvelders voortreffelijke Handboek (Iste Deel) verscheen een tweede bijgewerkte uitgave. Juist over de literatuur der middeleeuwen en der voor-renaissance kwamen de laatste jaren zoveel studies uit dat een herziening dezer periode noodzakelijk werd. De schrijver bracht zijn werk in overeenstemming met de bevindingen van de huidige literatuurwetenschap.
R.S.
| |
Eliot, T.S., On Poetry and Poets. - Faber Ltd., London, 1957, 262 pp., 21 sh.
Penguin Books publiceerde enkele jaren geleden een selectie van Eliot's opstellen: een uiterst waardevol boekje waarin de dichter niet enkel literaire kritiek leverde, maar ook kultuur-historische en sociaal-godsdienstige onderwerpen besprak. De nu gepubliceerde verzameling opstellen is veel beperkter van opzet en inhoud, zoals de titel reeds aangeeft. Een teleurstelling is dat verschillende van deze opstellen ook reeds te vinden zijn in de vroegere pocket uitgave. Maar de teleurstelling wordt goed gemaakt door de helderheid en de wijsheid in zijn nu voor het eerst gepubliceerde essays. Wat ons in deze waardevolle collectie vooral trof is het milde oordeel van een mens op jaren, die door de verwarring en opwinding van veel dichterlijke onrust is heengekomen, en toegeeft dat goed dichten belangrijk is, goed leven echter veel belangrijker.
W. Peters
| |
Meidinger-geise, Inge, Welterlebnis in deutscher Gegenwartsdichtung. I-II. - Glock und Lutz, Nurenberg, z.j., 588 pp.
Met recht is aan dit essay de Willibald-Pirkheimer-medaille voor literaire kritiek toegekend. Het geeft een eerste volledig overzicht van de hedendaagse literaire produktie, naar de geestelijke inhoud geordend, en is als zodanig een model van literaire ideeën-kritiek. Zonder de afzonderlijke werken geweld te doen geeft S. de grote innerlijke motieven reliëf en legt in het ontzaglijke mozaïek de betekenisvolle lijnen en figuren bloot. Formele kritiek komt in dit werk slechts voor inzover de vorm de inhoud schraagt en beeldt of verraadt. De hedendaagse Duitse literatuur - roman, poëzie en drama - wordt beheerst door de gevolgen van oorlogs- en cataclysmebeleving. De ware tragedie voor de Duitser is niet de ineenstorting van zijn oude wereldbeeld, maar dat hij eraan geloofd heeft. Vandaar het wantrouwen tegenover het arsenaal der edele clichés, conventies, grootse gedachten en diepe gevoelens. Hij wil geen enkel woord gebruiken, waarvan hij niet, tastend en duldend, de eerlijkheid heeft doorleefd. Deze literatuur verzaakt de voosheid van menselijke gedachten en constructies, beseft de eigen voorlopigheid, zoekt zin van leven, wereld, medemensen opnieuw te vinden; zoekt God en naastenliefde, motieven die zeer reëel de produktie beheersen, maar wacht zich wel voor de woorden, begrippen of de voldoening eraan: zij aarzelt ze te noemen, en zoekt tegen de oude onheilbrengende cliché-inhoud een nieuwe taal. Grondig ingaan op elke verschijning is bij zulk een synthese uitgesloten; S. haalt echter het wezenlijke naar voren.
A. Deblaere
| |
Guerne, Armel, Les Romantiques allemands (Bibliothèque Européenne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1956, 804 pp., Fr. 300.
In het romantisme heeft het Duitse genie
| |
| |
zijn eigen literaire rijpheid gevonden en een waardepeil bereikt dat zonder meer Europees moet worden genoemd. De moderne poëzie begint met dichters als Hölderlin, Novalis, met auteurs als von Kleist, von Arnim, Jean Paul, Tieck, Brentano e.a. In Frankrijk hebben enkele ruim-ontwikkelde geesten reeds in de loop der XIXe eeuw het belang van deze stroming begrepen en sporadisch pogingen aangewend om de belangstelling van hun landgenoten hierop te richten. Vermelden we in dit verband het werk van Mme de Staël, de vertalingen van de Nerval, of van Th. Gautier. Pas met het Surréalisme zou de doorbraak van het Duitse romantisme bij onze zuiderburen definitief worden: de analogie tussen deze twee literaire stromingen is hiervan de oorzaak geweest. Maar meteen doet zich de behoefte gevoelen, ook voor een ruimer lezerspubliek, aan een persoonlijk contact met het werk van de Duitse romantici. De publicatie van A. Guerne komt dus zeer gelegen; ze voorziet in een ware behoefte. De auteur is er niet voor teruggeschrikt sommige werken in hun geheel op te nemen: naast gedichten, ook prozastukken, toneelwerken, brieven, memoires, opstellen over verhoudingen tussen droom, poëzie en leven, het essay van W. Waiblinger over het leven en de ziekte van zijn vriend Hölderlin, kortom een volledig en betrouwbaar geheel. Met dit alles is de bloemlezing vrij omvangrijk geworden en moest de oorspronkelijke Duitse tekst wegens plaatsgebrek wegvallen. Deze uitgave verschilt derhalve van de andere delen uit de Bibliothèque Européenne, die gewoonlijk een juxtadruk bezorgden en literairhistorische nota's of bibliografie mede vermelden. Maar de teksten zelf blijven toch sprekender dan brede eruditie.
J. Du Bois
| |
Geschiedenis en hagiografie
Hay, M., Failure in the Far East. Why and how the breach between the Western World and China first began. - Scaldis, Wetteren, 1956, 202 pp.
De Britse uitgevers vonden dit boek zo ‘compromitterend’ dat de auteur in België een uitgever moest zoeken en ook vond. Malcolm Hay heeft reeds verscheidene werken over het katholicisme in Engeland en Schotland, speciaal over de 17e eeuw, geschreven en maakte hierbij steeds gebruik van onuitgegeven documenten. Zo steunt dit boek hoofdzakelijk op archiefstukken van het Blairs College, een katholiek seminarie in de buurt van Aberdeen (Schotland). In de eerste helft van het boek handelt Hay over William Leslie, die van 1640 tot 1702 te Rome leefde, sinds 1649 agent was der Schotse missie en sinds 1661 archivaris van de Congregatie De propaganda fide; deze Schotse priester trachtte de Jezuieten op alle mogelijke manieren te dwarsbomen bij hun missiewerk in Schotland en aan het hof van de verbannen koning Jacobus II te Saint-Germain. Pas in de tweede helft van het boek handelt de auteur over het in de titel aangekondigde onderwerp; hij toont aan toe de venijnige anti-Jezuietische archivaris van De propaganda fide de apostolaatsmethoden in China verdacht wist te maken, en hij spreekt onbevangen, bijna brutaal, over de hatelijke actie der Jansenisten tegen de Jezuieten, over het ondermijnend werk der Missions Etrangères van Parijs, en over de kortzichtigheid van de Propaganda en de pauselijke Curie. Dit zijn zwakke termen naast de bijtende taal en vaak striemende veroordelingen van katholieke instanties. Een rustiger betoog en een grondiger onderzoek van de jansenistische documentatie waren het boek ten goede gekomen. Zolang echter de talrijke onuitgegeven documenten over de pijnlijke ritenkwestie niet toegankelijk zijn, kan men ook geen definitief oordeel vellen over de grootste ramp wellicht in de kerkgeschiedenis van de laatste drie eeuwen: ‘het falen der Kerk in het Verre Oosten’.
M. Dierickx
| |
Orcibal, Jean, Port-Royal. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1957, 200 pp., ing. Fr. 75.
Het onverkwikkelijk theologisch dispuut omtrent de genade liep voor de Zusters van Port-Royal uit op de concrete vraag of ze ja dan neen aan de hiërarchie zouden gehoorzamen. Zuster Flavie Passart (1609-1670) onderwierp zich. Soeur Angélique de St.-Jean Arnauld d'Andilly (1624-1684), nicht van de Grand Arnauld, bleef zich daarentegen hardnekkig verzetten, en schreef een vernietigende aanklacht tegen Flavie Passart, die zij beschouwde als een hysterica en een verraadster. In een niet zeer vlot geschreven boek heeft de grote specialist van het Jansenisme beide figuren minutieus geanalyseerd en er zelfs de schema's van Le Sennes categorieën op toegepast. Ten slotte
| |
| |
valt alles nog vrij gunstig uit voor Zuster Passart. Als appendices worden negen onuitgegeven brieven van Flavie Passart gepubliceerd, en een studie over de zgn. encycliek van Zuster Marie-Gabrielle Houel over de Mirakelen van Port-Royal (1664). Uitgebreide nota's en een naamregister garanderen de wetenschappelijke integriteit van het werkje.
J.-P. Van Schoote
| |
Schreurs, M.S.C., Jac., Pastoor-Deken Tijssen van Sittard, de man met de rozenkrans. - J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1957, 14 × 20, 291 pp., f 7.90 en f 8.90.
Enkele jaren geleden heeft het boekje van Leo Trese, Broze Vaten, hier in het land veel opgang gemaakt. Het beschreef in een pittige vorm het ideaal beeld van de ideale priester. Wat in dit boekje meer als theorie werd voorgehouden, al was het dan ook geschreven in de vorm van een dagboekje, vindt men in deze levensschets in de praktijk. Geboren in 1865 en gestorven in 1929, heeft Lud. Tijssen uitgeblonken als de zielzorger bij uitstek. Schokkend van gebeurtenissen is dit leven niet. En toch is deze levensschets buitengewoon boeiend, omdat men hier een heilig priester kan volgen voortdurend op pad in het rijk der zielen. S. is er in geslaagd om ons het beeld van deze herder te tekenen, ondanks het geringe feitenmateriaal. Maar hij heeft de geest en het leven van deze zo echt menselijke priester getekend in een echt menselijke omgeving.
P. Grootens
| |
H. Teresia van Lisieux, Mijn Roeping is de Liefde (vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Absondita O.C.D.). - Paul Brand, Bussum, Desclée de Brouwer, Brugge, 1957, 293 pp., f 7.90 en Fr. 105 en Fr. 125.
Voor wie liever de bron zelf bezit, dan veel afgetapt water, is met deze uitgave ieder ander boek over de H. Teresia vrijwel overbodig gemaakt. Er is nogal wat geruzie geweest over vroegere uitgaven van haar autobiografie en andere geschriften, die niet steeds de toets van een wetenschappelijk verantwoorde publikatie konden doorstaan: er was in de tekst geknipt, en ze was hier en daar bijgelapt. De lezer wordt nu de nauwkeurige vertaling geboden van verschillende manuscripten, waarbij enkele noodzakelijke, maar overigens zeer sober gehouden, aantekeningen. Lezing van deze Teresiaanse geschriften prikkelt soms vanwege bewoordingen die de hedendaagse christen niet liggen, vanwege een benadering ook van het godsdienstige die hem niet aanspreekt. Merkwaardig genoeg ontkwam een vrij sceptisch ingestelde criticus toch niet aan de overtuiging, hem door lezing als het ware met geweld opgedrongen, dat hetgeen hier werd neergeschreven doortrokken is van een diep en groot geheim, en dit goddelijke geheim van de liefde straalt door en over alle menselijke onvolkomenheden en beperktheden van uitdrukking en weergave heen: zoals een waar geheim dat steeds moet doen, en ook doet. Na vele onbevredigende, zelfs mislukte boeken over de H. Teresia is dit boek van haarzelf een kostbare gave.
W. Peters
| |
Crozier, Eric, Sankt Nikolaus. Sein Leben der Jugend erzählt. Uebertragung aus dem Englischen von Bettina Hürlimann. - Benziger Verlag, Einsiedeln-Köln, 1957, 128 pp., Fr. 7.60.
Een levensbeschrijving van de H. Nicolaas, uit legenden en historische gegevens saamgelezen. Dit leven, rijk aan avonturen en gevaren heeft de schrijver op eenvoudige en bevattelijke wijze verteld. Het boekje zal kinderen wel aanspreken. Werner Andermatt heeft het geheel verlucht met aardige tekeningen.
Joh. Heesterbeek
| |
Haughton, Rosemary, Therese Martin. - Longmans, London, 1957, 277 pp., 12 s. 6 d.
Deze met tekeningen verluchte levensgeschiedenis van de kleine Teresia werd geschreven voor het meisje van een jaar of twaalf. Het boek leest prettig en is ook goed aangepast aan de lezerskring waarvoor het bedoeld is, een niet geringe opgave, wil men het niet te zoetelijk of natuurlijk-menselijk maken.
W. Peters
| |
Kunst en cultuur
Denis, Valentin, Dieric Bouts (De Vlaamse Primitieven leren zien). - Elsevier, Brussel, 1957, 38 pp., 64 pl. en klpl., geb.
De reeks over de Vlaamse Primitieven o.l.v. prof. Dr. V. Denis kennen onze lezers reeds door het eerste deeltje over Hugo van der Goes. Ter gelegenheid van de grote Bouts-tentoonstelling te Brussel en te Delft, waarover in ons december- | |
| |
nummer 1957, heeft prof. Denis het tweede deeltje gewijd aan D. Bouts. Na een korte inleiding, door een overvloed aan wetenschap wat onoverzichtelijk geworden, (met de verkeerde lezing van het bijbelverhaal van Jozef en de vrouw van Potifar), biedt dit deel een uitstekend overzicht van het oeuvre van de Leuvense stadsschilder in rijke illustratie met zeer goed gekozen detailopnamen. Sommige platen bezitten zelfs, sinds de restauratie van de gerechtigheidspanelen, een documentaire waarde. De verzorgde uitgave doet aan onze Primitieven alle eer aan.
G. Bekaert
| |
Die Kunst des 20. Jahrhunderts, herausg. von C.G. Heise. Bd. 1. Hans Platte, Malerei. 318 pp., 110 pl.; Bd. 2. Hans Platte, Plastik. 304 pp., 121 pl.; Bd. 3. Wend Fischer, Bau, Raum, Gerät. 288 pp., 185 pl. - Piper-Verlag, München, 1957, per deel geb. D.M. 15.80. Thwaites, John Anthony, Ich hasse die moderne Kunst! - Agis-Verlag, Krefeld, 1957, 110 pp., 33 pl., D.M. 12.60.
De drie delen van Die Kunst des 20. Jahrhunderts o.l.v. de voormalige directeur van de Hamburgse Kunsthalle C.G. Heise opgesteld door H. Platte en W. Fischer en door de Piper-Verlag uitstekend gepresenteerd, zijn een welkome samenvatting en aanvulling van de zeer disparate geschriften over de moderne kunst die door een leek veelal niet te bereiken noch te verorberen zijn. Bij ons weten is dit de eerste omvattende en bevattelijke synthese, én wat tekst én wat illustratie betreft, van de kunst uit de eerste helft van onze eeuw. De grootste verdienste van dit drieledige werk is wellicht de nauwe samenhang van tekst en illustratie of liever de ondergeschiktheid van tekst aan beeld. Elke zin wordt als het ware gedicteerd door de afbeelding die men steeds naast de tekst aantreft. Door deze formule zijn de auteurs erin geslaagd de lezers niet alleen kennis bij te brengen maar vooral hen te leren met kunstwerken om te gaan. Ongetwijfeld zijn er diepzinniger en ook origineler dingen over de moderne kunst geschreven. De auteurs zitten blijkbaar met een pedagogische bekommernis. Maar dit belet hen toch niet zelfs de gevormde lezer te boeien. Zonder enig belangrijk aspect te verwaarlozen werd de Duitse kunst voor ons echter wat te sterk benadrukt. En voor een gevoelige Vlaming moet het wel ontgoochelend zijn geen enkele van onze schilders, zelfs Ensor niet, vermeld te zien. De nationale fierheid echter wordt wat gevleid door de bespreking van Minne en Van Tongerloo bij de beeldhouwers (hoewel deze helemaal niet schitterend uit de confrontatie komen) en door de uitvoerige aandacht aan het werk van H. van de Velde in het deel over architectuur en vormgeving. Ook bij J.A. Thwaites zit de bedoeling voor, de moderne kunst dichter te brengen bij het ruime publiek van belangstellenden. Zijn methode echter is verschillend. Op de eerste plaats wil hij de verschillende richtingen in de moderne kunst doen begrijpen en niet zozeer doen zien. Door de
titel van het werkje mag men zich niet laten misleiden. Wie in dit boekje voeding zoekt voor zijn haat tegen de moderne beeldhouw- of schilderkunst zal onbevredigd blijven.
G. Bekaert
| |
Wetenschap
Schouten, Dr. B.J., Exacte economie. - Stenfert-Kroese N.V., Leiden, 1957, VIII-226 pp., geb. f 10.-.
Prof. Schouten schreef dit werk naar aanleiding van een weddenschap: het ging er om een ‘korte en exacte synthese van de economische theorie’ te schrijven. Deze weddenschap heeft S. zeker gewonnen. De nadruk ligt op de algemene interdependentie in het economisch leven: de partiële analyse verhuist - en dat is wel zeer kenschetsend voor onze tijd - naar een appendix. Anderzijds maakt S. gebruik van de methode van de ‘afnemende abstractie’: er wordt uitgegaan van enkele zeer eenvoudige veronderstellingen, die dan stilaan worden aangevuld om zodoende meer en meer de werkelijkheid te benaderen. Het verrassende is nu ‘dat men, uitgaande van een eenvoudig grondschema, telkens door verfijning van een bepaalde relatie, theorieën verkrijgt, waarvan de inhoud nagenoeg overeenstemt met datgene wat in de loop der geschiedenis van de economische leerstellingen achtereenvolgens naar voren werd gebracht’. Van Quesnay, over Ricardo en Marx gaat het naar Walras, Keynes, de volume- en prijzenconjunctuur, de moderne prijs- en produktieleer en de theorie van de internationale handel. Elk hoofdstuk bestaat uit vier delen: 1. een uiteenzetting der veronderstellingen, 2. een matematisch model, 3. conclusies en 4. een cijfervoorbeeld. In het eerste en derde deel wordt telkens met een buitengewoon meesterschap het verband belicht dat tussen de
| |
| |
behandelde theorieën bestaat. In het tweede deel wordt telkens met matematische symbolen gewerkt. Zo kan aangetoond worden dat schijnbaar tegengestelde theorieën in feite slechts verschillen door de gebruikte terminologie. Het aantal symbolen is echter zo groot (ook al oordeelt S. dat deze ‘schat’ nog zeer beperkt is), dat de lezer zich een geweldige inspanning moet getroosten om in dit labyrinth niet verloren te lopen. Dit boek is alleen voor gevormde economisten bestemd.
L. Phlips
| |
Offerhaus, J., Eenvormige wet betreffende het internationaal privaatrecht. - Scheltema & Holkema, Amsterdam, 1957, 100 pp.
Op 11 mei 1951 werd te 's-Gravenhage tussen België, Luxemburg en Nederland een verdrag gesloten tot het invoeren van een eenvormige wet betreffende het internationaal privaatrecht. Dit Verdrag werd tot nu toe slechts alleen goedgekeurd door het Luxemburgse Parlement en is dienvolgens niet van kracht in België en Nederland. Toch wordt er in beide landen reeds rekening gehouden met het ontwerp alhoewel er natuurlijk regelmatig afwijkende uitspraken voorkomen. Met het oog op het onderwijs en op de praktische toepassing van het internationaal privaatrecht heeft Mr. J. Offerhaus, Hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam, in dit boekje enkele teksten bijeengebracht in verband met dit verdrag o.m. het ontwerp van wet ter goedkeuring van het verdrag, het verdrag zelf, de Memorie van Toelichting, het verslag van de Benelux-Studiecommissie tot eenmaking van het recht, enz.
Dr. André Prims
| |
Thorwald, Jürgen, Het magische mes. Nederl. bew. door F. van Oldenburg-Ermke. - Uitg. De Fontein, Utrecht, 1957, 350 pp., geb. f 12.90.
Aan de hand van de door zijn grootvader, de chirurg H. St. Hartmann, nagelaten papieren zou de bekende medische journalist Thorwald dit boek over De eeuw der chirurgen hebben geschreven. Maar ook als deze aanloop op fantasie zou berusten, is deze geromantiseerde geschiedenis der chirurgie, zich voornamelijk uitstrekkend over de tweede helft van de 19de eeuw, een boeiend document dat op waarachtigheid aanspraak kan maken. De lezer is toeschouwer bij de eerste ‘grote’ buikoperaties, verneemt uitvoerig hoe de narcose werd ontdekt, beleeft de ene schrede voorwaarts na de andere, en maakt tenslotte een goed geslaagde ingreep aan het hart mede. Van deze fundamentele heelkundige daden kennis genomen hebbend, beseft de hedendaagse mens - en de medicus in het bijzonder - hoe moeitevol en tevens glorieus de bases van de ontzagwekkende moderne chirurgie zijn gelegd. De vertaling van Das Jahrhundert der Chirurgen laat weinig te wensen over. Deze uitgave verdient alle lof!
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
Filosofie
Peursen, Prof. Dr. C.A. van, Lichaam - Ziel - Geest. De mens als oriëntatie vanuit zijn wereld. - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1956, 166 pp., f 6.90.
In dit werk van bescheiden omvang gaat een gedegen studie schuil over een der allerzwaarste onderwerpen uit de wijsbegeerte. Van Peursen beschouwt achtereenvolgens de grote oplossingen, die in de loop der eeuwen voor het probleem van ziel en lichaam zijn voorgesteld, en hij doet dit op meesterlijke wijze. Op bescheiden wijze wordt ook telkens kritiek gegeven, terwijl het laatste hoofdstuk voorzichtig een poging laat zien tot persoonlijke synthese. Deze poging is beïnvloed door het existentialisme, een weinig te sterk naar onze smaak: al te veel nadruk wordt nl. gelegd op de eenheid en de tweeheid meer tot aspecten teruggebracht. Maar ieder die in dit probleem belangstelt en zoekt naar een heldere uiteenzetting en denkstof, bovendien nog een summiere bibliografie, kan dit boek niet ongelezen laten.
W. Couturier
| |
Heidegger, Martin, Identität und Differenz. - G. Neske-Verlag, Pfullingen, 1957, 80 pp., geb. D.M. 7,80.
Dit boekje bevat twee zeer karakteristieke referaten van M. Heidegger. Zoekend naar een denken, dat vóór elk ‘vorstellendes Denken’ (p. 24) is gelegen, vindt hij dat in de identiteit, waardoor de mens, als mens, en het ‘Sein’ bij elkaar behoren; door deze identiteit zelf wordt de ‘Differenz’ bepaald, d.i. het fundamenteel verschil tussen het Zijn als dusdanig en het ‘Sein der Seienden’. Naar de mening van H. heeft de metafysiek zich tot hiertoe beperkt tot dit laatste en is zij niet doorgedrongen tot de eigenlijke ‘Differenz’ van het Zijn. De lezing van dit werkje veronderstelt een zekere vertrouwdheid met de filosofie van de schrijver.
F. De Raedemaeker
| |
| |
| |
Varia
Rombouts, Fr. S., Naar een betere spelling. No. 185 Opvoedkundige brochurenreeks. - R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, 1957, 128 pp., f 3.50.
Als zoveelste in de lange rij der schrijvers over ‘spelling’, treedt thans Fr. S. Rombouts naar voren met bovenvermelde brochure. Een uitvoerige beoordeling dezer brochure behoort in vaktijdschriften thuis. Hier zullen slechts enkele opmerkingen gemaakt worden. Dat de huidige spelling geen algemene instemming heeft gevonden, is langzamerhand wel duidelijk geworden. Rombouts stelt in zijn brochure een radicaal ontwerp voor, waarin naar zijn mening de moeilijkheden, die onze vigerende spelling aankleven, totaal opgeruimd worden. Deze bedoeling vooropgezet, heeft één punt mij zeer verwonderd, nl. hetgeen de schrijver voorstelt omtrent de spelling van lange en korte i. Hier wordt m.i. niet vereenvoudigd doch vermoeilijkt. De gesloten i (als ie te spellen) en de open i (als i), wil de schrijver regelen naar analogie van open en gesloten lange a, etc. Doch deze stelling gaat bezwaarlijk op, daar het letterbeeld van lange i geen dubbel letterteken is als bij e, o etc. doch een afwijkend letterbeeld ie, hetgeen (naar mijn jarenlange ervaring) niets geen moeilijkheid oplevert bij de leerlingen. De schrijver betoogt verder dat met zijn spelling iedere Nederlander, als hij schrijft, A.B. kan schrijven. Ik geloof er niets van. Waar een zeer groot, zo niet het grootste deel der scholieren die alleen L.O. genoten hebben, thuis en in omgeving altijd ‘dialect’ of (in steden) ‘plat’ horen én spreken, wil het mij een utopie voorkomen dat deze personen, áls ze schrijven, A.B. zouden kunnen schrijven; ook niet met de hier voorgestelde spelling. Het A.B. blijft voor hen te ongewoon wat woordkeus en stijlvorm aangaat; van een spelling hier een dergelijke diep-ingrijpende invloed te verwachten, is dwaasheid. De ondervinding met leerlingen van Middelbaar Onderwijs leert hier wel anders. Er spelen hier andere factoren mede die met spelling weinig of niets te maken hebben. Bedenkelijker wordt nog de zaak waar de
schrijver de vreemde woorden op de korrel neemt. Er wordt hier wel erg ‘afgedaald’. Ik haal slechts een paar voorbeelden aan. Dat de spelling ‘sjarmant’ de beschaafde uitspraak van charmant zou weergeven, is er toch wel geheel naast, evenmin als het woord positie ‘beschaafd’ wordt uitgesproken als ‘pozisi’; de beschaafde uitspraak laat hier wel degelijk een zwakke t horen in de laatste silbe en spreekt de eerste s niet als een Nederlandse z uit. Evenmin is zwaree de beschaafde weergave van soiree, enz. Hier kan men alleen spreken van vulgariseren in de kwade zin van het woord. Staan er geen goede dingen in deze brochure? Zonder twijfel. Het hoofdstuk over de schrijfwijze -e of -en in woorden als prentenboek e.d. bevat zeer goede opmerkingen.
Joh. Heesterbeek
| |
Barfield, Owen, Saving the Appearances. - Faber, London, 1957, 190 pp., 21 sh.
De ondertitel van dit boek luidt: a study in idolatry. Het doet geheel iets anders verwachten dan de lezer in feite krijgt opgediend, en het is een vraag of de lezer na het eerste gerecht de tafel niet verlaat. Schr. toch trekt in twijfel de objectieve waarde van hetgeen we met onze zintuigen waarnemen: look at the rainbow: is it really there? Naar onze smaak verdrinkt hij in een gevaarlijk subjectivisme waar hij ondanks zijn moedig werken met beelden en symbolen eigenlijk niet uit los komt. De keuze van de ondertitel verraadt in zekere zin het wezenlijke van schr. standpunt. Wanneer idolatrie vóóronderstelt een niet-bestaande godheid, wordt door a study in idolatry op zijn minst gesuggereerd dat wij veel van onze kennis funderen op wat in feite niet bestaat. Het is geen eenvoudig boek, noch is het eenvoudig om met nieuwe begrippen te werken als alpha-thinking en betha-thinking, participation, figuration e.a.
W. Peters
| |
Carlson, Earl R., Zo ben ik geboren. Nederl. vert. C.A. Elink Schuurman. - Uitg. Van Gorkum & Comp. N.V., Assen, 1957, 120 pp., f 5.90.
De auteur, sinds jaren als specialist doende met het behandelen, verzorgen en opvoeden van spastische kinderen, vertelt in dit optimistische boek hoe hij zelf als spastisch kind zijn gebrekkigheid overwon en dank zij de toewijding en takt zijner ouders en dank zij zijn eigen doorzettingsvermogen een alleszins respectabele positie in de maatschapp veroverde. Prof. R. Hornstra licht in een woord vooraf toe, hoe belangrijk deze prettig leesbare maar ook didaktisch hoogstaande publikatie is resp. kan zijn voor de te bieden hulp aan circa 5000 spastische kinderen in Neder- | |
| |
land. Dat er reeds Mythylscholen in ons land zijn en dat er een Bond van Ouders van spastische kinderen bestaat, moge bekend zijn. Gaarne aanbevolen.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
Jelsma, M.S.C., S., Bezit en vrijheid, een reeks pleinpreken. - Paul Brand, Bussum, 1957, 13 × 21, 180 pp., geb. f 6.90.
‘Dit boekje biedt een zo getrouw mogelijke weergave van een reeks pleinpreken over het thema “Bezit”, uitgesproken in de open lucht, op het Plein in Den Haag, en een serie preken over het thema “Vrijheid” in de Vastentijd uitgesproken voor een gemengd gehoor van kerkelijken en buitenkerkelijken. Beide themata hebben in het Evangelie van Jesus Christus en in het leven van de mens wezenlijk met elkaar te maken. Zij worden, in hun samenhang, geopend en afgesloten met een Kerstnachtpreek, eveneens gehouden voor een godsdienstig gemengd gehoor’. Aldus de voorrede.
P. Grootens
| |
Rosseels, Maria, Het woord te voeren past den man. - Lannoo, Tielt, Den Haag, 1957, 186 pp., ing. Fr. 62, geb. Fr. 88.
Weinigen zullen vermoeden dat achter deze schijnbaar nuchtere en voor mannen zo evidente titel, de emancipatiegeschiedenis van de vrouw beschreven staat. In een vinnige, oprechte en tevens humoristische taal behandelt S. eerst de maatschappelijke en culturele situatie van de vrouw in de centra van de antieke beschaving: Mesopotamië, Egypte, Griekenland en Rome; zelden is haar lot er benijdenswaardig geweest. Toen bracht Christus een fundamentele verandering in de visie op de mens, door God geschapen als man en vrouw, beiden even volwaardig voor Zijn aangezicht. Reeds dadelijk neemt de vrouw in het religieuze leven als zelfstandige, godgewijde persoon een belangrijke sociale plaats in, maar vóór Christus' leer in de overige realiteit van het openbaar en familiaal leven volledig doordringt en de vrouw als cultureel mondig aangezien wordt, zullen haast nog 19 eeuwen verlopen. In de niet-christelijke wereld wacht de vrouw nog veelal op de ontvoogding, die wel verhaast wordt door de komst van het communisme. Dit boekje beoogt niet meer te zijn dan een eenvoudige en toch levendige historische schets. Het bezit alle eigenschappen van een overzichtelijk journalistisch genre, getuigt daarbij van een rijke cultuur en leest ten slotte aangenaam en vlot. Nochtans wordt het probleem hier en daar wel ietwat te summier voorgesteld. ‘Geschiedenis moet men schrijven met het hoofd, niet met het hart’, zegt S. De lezer oordele zelf of zij daarin geslaagd is.
L. Braeckmans
| |
Dufoyer, P., De psychologie van de jongen. - De psychologie van het meisje. - De kinderziel. - Voorlichting voor kinderen en jonge mensen + Concrete formulering, vert. J. Van der Putten (Pro Familia-reeks). - Rondom het ja-woord, 2 dln. - De pelgrimstocht naar het huwelijksgeluk. (Reeks Liefde en Leven). - Desclée de Brouwer, Brugge; Casterman, Doornik, 1957, geïll., Fr. 65 (ieder).
De hele serie Familie-uitgaven werd door de Uitgeverij Desclée overgenomen. Zij omvat twee reeksen. De eerste Liefde en Leven behandelt de problemen die in verloving en huwelijk door de wederzijdse liefdesverhouding gesteld worden. Naast twee deeltjes waarin aan jongen en meisje de psychologie van hun respectievelijke partner uiteengezet wordt, omvat zij twee deeltjes voorlichting voor verloofden en jonggehuwden, één voor de jongen en één voor het meisje, en een laatste deel dat de problemen van de eerste huwelijksjaren en de crisismomenten in het verder huwelijksleven behandelt. De andere reeks Pro Familia heeft eerder op opvoedingsproblemen betrekking. Het omvat een boekje over de kinderziel, twee deeltjes over de psychologie van jongen en meisje in hun puberteitsjaren, een brochure met theoretische richtlijnen over het geven van voorlichting aan kinderen en jonge mensen en een fascikeltje praktische formuleringen, uitneembaar, zodat ze ook aan de jonge mensen zelf ter lezing gegeven kunnen worden. De reeks munt uit door haar heldere, bijna schematische en toch aangename voorstellingswijze; zij blijft bij het wezenlijke, het algemeen toegankelijke en praktische, zonder zich in al te theoretische problemen te verdiepen of aan goedkope zgn. dieptepsychologische vulgarisatie te doen. Zij ademt een gezonde katholieke geest, principieel zonder enige engheid of preutsheid. De presentatie is keurig. Alleen de foto's, vooral die van de opvoedkundige reeks, zouden o.i. beter bij de Nederlandse smaak kunnen aangepast worden.
L. Monden
|
|