Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Streven. Jaargang 22 (1968-1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Streven. Jaargang 22
Afbeelding van Streven. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van Streven. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.81 MB)

Scans (206.89 MB)

ebook (18.56 MB)

XML (4.27 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Streven. Jaargang 22

(1968-1969)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 300]
[p. 300]

Gemeenschapsrecht op informatie

Naar aanleiding van het geschil tussen de BRT en dhr. G. Van den Daele, senator en schepen van de stad Gent, volgt het ene rechtsgeding op het andere. Na een kort geding en een kort geding in beroep, waarbij de BRT het pleit won, was het onlangs de beurt aan dhr. Van den Daele om de rechtbank van Gent aan zijn zijde te vinden, waarop de BRT dan weer prompt in beroep ging. Het is daarom ongetwijfeld nuttig in de hiernavolgende tekst de argumenten te laten horen die tijdens de bespreking van het - voorlopig? - vonnis tot veroordeling van de BRT in de schoot van de Bond van Radio- en TV-journalisten naar voren werden gebracht. Onze bedoeling bestaat er alleen in, de lezer zo volledig mogelijk in te lichten over een zaak die voor de informatie in het algemeen van groot belang is.

 

Menigeen heeft met verwondering kennis genomen van het vonnis dat de Burgerlijke Rechtbank te Gent heeft geveld in de zaak Van den Daele versus de BRT betreffende de uitzending ‘Dure Elektriciteit’.

Het vonnis geeft blijk van de uitsluitende zorg om het individueel personaliteitsrecht, overgeërfd uit de 19de eeuwse rechtsopvattingen, en houdt helemaal geen rekening met de ontwikkeling welke zich op velerlei gebieden, en zeker op dat van de informatie, heeft voorgedaan, waar het gemeenschapsrecht op informatie een concrete inhoud en betekenis heeft gekregen. Naast het persoonlijk recht, dat in België sinds lang een eerbiedwaardige traditie en inhoud heeft, dient daarom bestaansrecht verleend aan het recht van het publiek op informatie. De radio en TV hebben tegenover het publiek een opdracht te vervullen. Programma's zoals ‘Dure Elektriciteit’ helpen mee tot het doen ontstaan van openhartige betrekkingen in onze maatschappij, hetgeen alleen maar een betere werking van de democratie ten gevolge kan hebben.

Bij dit vonnis vallen enkele betreurenswaardige verschijnselen aan te stippen. Niettegenstaande de BRT de Rechtbank heeft voorgesteld de visu kennis te nemen van de betrokken uitzending, wat toch een eerste voorwaarde is om met kennis van zaken over de gegrondheid van de aanleggerseisen te oordelen, is de Rechtbank om onbegrijpelijke redenen hierop niet ingegaan. Ook had een ietwat grondige vergelijking van de uitgetypte tekst van de opnamen der verklaringen van dhr. Van den Daele met de tekst van het uitgezonden gedeelte, teksten waarover de Rechtbank kon beschikken, het overduidelijke bewijs geleverd, dat aan de inhoud van de verklaringen van de Senator zeker geen onrecht was gedaan. Tenslotte dient betreurd, dat, zoals uit het vonnis valt af te lezen, vertrouwelijke stukken over de zaak via een lid van de Raad van Beheer van de BRT aan de tegenpartij werden overgemaakt, wat de verdediging van de BRT gevoelig heeft ontkracht.

[pagina 301]
[p. 301]

Wat de feiten betreft, dient in de eerste plaats opgemerkt, dat de Senator ruimschoots gelegenheid heeft gehad het interview vooraf te weigeren. Inderdaad, een week vóór de opname werd tijdens een voorafgaand onderhoud het voorwerp van de enquête tussen de Senator en de betrokken reporter besproken, waarbij meer dan één later gestelde vraag reeds ter sprake is gekomen. Op de dag zelf van het interview heeft de Senator gedurende anderhalf uur vooraf kennis kunnen nemen van de te stellen vragen en heeft hij deze ook met de reporter besproken. Tijdens dit gemeenschappelijk overleg werden de Senator op zijn verzoek de namen meegedeeld van verscheidene deelnemers aan de enquête, in zoverre deze bij het begin van de enquête al bekend konden zijn. Ook werden op eenvoudig verzoek van de Senator bepaalde vragen geschrapt. Dit zijn allemaal dingen waartoe de BRT in feite niet gehouden is en die veeleer wijzen op toeschietelijkheid en fair play. Uit dit alles blijkt, dat de Senator in geen geval werd verrast en dat hij zijn verklaringen in volle vrijheid heeft kunnen afleggen.

Achteraf heeft dhr. Van den Daele de gelegenheid gehad de volledige klankband te beluisteren met de aanduiding van de gedeelten welke voor uitzending in aanmerking kwamen. Zulks werd door de Senator geweigerd. Hij eiste inderdaad vóór de uitzending ook kennis te kunnen nemen van de verklaringen van de andere geïnterviewden, van de wijze waarop zijn eigen verklaringen in de enquête zouden worden opgenomen en van de verhoudingen van zijn uitspraken tegenover die van de andere ondervraagde personen. In strijd met hetgeen de Senator aanvoert, is zulks hem nooit toegezegd. De BRT heeft terecht geoordeeld, dat een geïnterviewde geen nakeuring kan en mag hebben op verklaringen van andere personen, want zulks zou een ingrijpen betekenen op de rechten van de andere geïnterviewden. Er dient vermeden, dat de geïnterviewde achteraf zou proberen zijn verklaringen te wijzigen, ze aan te passen aan die van de andere geïnterviewden, die zulks niet kunnen doen, laat staan dat hij zou proberen zijn eigen uitlatingen te doen schrappen.

En zo komen we meteen tot de grond van de zaak. Het gaat inderdaad niet op, een privé-persoon een soort precensuur toe te kennen op een uitzending, terwijl zulks bij de wet zelfs aan de regering is ontzegd. Waar zou dan de grens te trekken vallen tussen een soort precensuur, die bij de wet voor nieuwsuitzendingen van de BRT is verboden, en de vrijheid van pers - in dit geval van uitzending? De BRT dient bij de uitvoering van de haar bij de wet verleende taak de volle verantwoordelijkheid te dragen voor de door haar uitgezonden programma's en voor de wijze waarop ze deze verzekert. Het kan niet toegestaan worden, dat een geïnterviewde buitenstaander zich zou mengen in de wijze waarop de BRT haar programma's verzorgt. Waar zou de BRT-informatie belanden, zo elke geïnterviewde het recht zou krijgen de plaats van de BRT in te nemen en te gaan beslissen over de uitvoering van een opdracht welke bij de wet aan de BRT wordt voorbehouden? Het zou een ongehoorde inmenging van een privé-persoon betekenen in het beleid van een openbare dienst.

Toen dan de Senator heeft geëist, dat al zijn verklaringen weggeknipt zouden worden, had de BRT daarmee alleen akkoord kunnen gaan op voorwaarde, dat

[pagina 302]
[p. 302]

dit feit tijdens het programma vermeld zou worden. Dit werd dhr. Van den Daele ook duidelijk gezegd. Aangezien de Senator echter daartegen op heftige wijze zijn tegenstand heeft betuigd, heeft de BRT uiteindelijk geoordeeld, dat de bezwaren van één enkele persoon moeten wijken voor het feit, dat miljoenen kijkers recht hebben op informatie over de elektriciteitssector, en dat een persoon die, in de openbare functie van Voorzitter van het Beheerscomité van de Openbare Sector der Elektriciteit in het Controlecomité, zonder dwang en met volle kennis van zaken verklaringen heeft afgelegd, hierop achteraf niet terug moet komen, omdat deze verklaringen met reden beschouwd mogen worden als reeds aan de openbaarheid prijsgegeven van het ogenblik af waarop het interview is afgenomen. Wat zou de Senator trouwens gedaan hebben, indien de opnamen nog dezelfde dag waren uitgezonden, wat voor de nieuwsuitzendingen meestal het geval is?

Wanneer de mogelijkheid van intrekking van verklaringen officieel wordt erkend, is alle informatie onmogelijk, vooral wanneer informatie wordt verstrekt door een instelling van openbaar nut, die in tegenstelling tot de drukpers geen opinie-orgaan is. In ons land is de BRT inderdaad krachtens de wet van 18 mei 1960 belast met het monopolie inzake informatie via radio en TV. Volgens dezelfde wet is de BRT ertoe gehouden deze informatie objectief te verstrekken. In het licht hiervan is de houding van dhr. Van den Daele onaanvaardbaar en des te erger te noemen, aangezien de Senator - die een openbare mandataris is - een openbare instelling heeft willen beletten haar wettelijke opdracht naar behoren en in dienst van de gemeenschap te vervullen. Het komt erop neer, dat een openbare mandataris, ondervraagd over zijn ambtsopdrachten, de werking van een openbare dienst in de weg staat en de gemeenschap berooft van de informatie waarop zij recht heeft. Hierbij dient dan nog onderstreept, dat de gemeenschap in het geval van een openbare dienst nog meer aanspraken op informatie mag doen gelden dan zij zulks tegenover een privé-onderneming, zoals een krant, mag doen.

Het is voorts al te gemakkelijk te gaan beweren, dat een geïnterviewde door de schuld van de BRT geblameerd uit een TV-uitzending komt. De BRT kan toch niet in de plaats van de geïnterviewde antwoorden. Deze legt immers zijn verklaringen steeds in volle vrijheid af en nooit wordt daarbij dwang op hem uitgeoefend.

De radio- en TV-journalist heeft tot plicht op loyale wijze een persoon te laten spreken die hij inzake bepaalde aangelegenheden ondervraagt en op het scherm wenst te brengen. De journalist moet in eer en geweten te werk gaan. Of hij de geïnterviewde persoon volledig kan laten spreken, hangt van deze persoon zelf af, wanneer deze maar wil begrijpen, dat nog anderen dan hijzelf aan het woord moeten kunnen komen en dat men geen programma's kan maken, wanneer een geïnterviewde niet ingaat op het dringend en herhaald verzoek om, gezien de aard van het betrokken medium, zonder omwegen en synthetisch te antwoorden.

De BRT-journalisten en de BRT-leiding zijn eensgezind om te verklaren, dat inkorting slechts kan worden toegestaan in zoverre de gedachten van de geïn-

[pagina 303]
[p. 303]

terviewde niet verminkt worden, dat niets essentieels van de verklaring mag worden weggelaten. Maar als het erom gaat, een verklaring in te trekken waarover men achteraf spijt krijgt en die men uit vrees voor een of ander niet durft laten uitzenden, omdat zij door de betrokkene te zwak of te stout wordt geacht, dan gaat het om redenen die niets met objectieve informatie te maken hebben. Laat een geïnterviewde zich meer ontvallen dan hij van plan was te zeggen, dat hij dan overwege, dat het bij een interview toch de bedoeling moet zijn te zeggen wat men meent. En de BRT heeft zeker niet tot taak, hetgeen een geïnterviewde achteraf als eigen tekortkoming aanvoelt, weg te werken.

Dit alles betekent natuurlijk niet, dat de BRT grenzeloos en ongestraft zou mogen knippen en plakken. Het spreekt vanzelf, dat de Rechtbanken volkomen ertoe gemachtigd zijn uitspraak te doen over de klachten van geïnterviewden over de manier waarop de BRT hun verklaringen heeft behandeld. In dat geval ligt het echter voor de hand, dat de Rechtbanken dan een onderzoek moeten wijden aan de door de BRT uitgevoerde behandeling en vervolgens oordelen of er inderdaad een tekortkoming door de BRT werd begaan.

Aan de andere kant blijkt, dat bij interviews met verscheidene achtereenvolgens ondervraagde personen het stellen van de vraag, gevolgd door de gegroepeerde antwoorden van de onderscheiden geïnterviewden op dezelfde vraag, een gepaste methode is. Als met een hele reeks personen telkens de hele reeks van vragen opnieuw moet worden doorgenomen, houdt geen enkel publiek zulks uit. Bedoelde methode is trouwens de enige om de meest uiteenlopende elementen van een dikwijls verwarrend dossier duidelijk naar voren te doen komen, om de verkregen gegevens zó te formuleren, dat alle elementen onderling worden gecontroleerd en geconfronteerd.

Daarenboven is het, algemeen gezien, de taak en de verantwoordelijkheid van de journalist, te kiezen in het nieuws dat hij verneemt. Voor de kijkers, luisteraars en lezers moet hij die punten naar voren brengen die van wezenlijk belang zijn om de soms tegensprekelijke informatie tot een begrijpbaar geheel te maken, waarin de onderscheiden standpunten tot hun recht komen. De eerbied voor een evenwicht der meningen mag trouwens geen ijdel woord zijn. En ook kan men objectiviteit onmogelijk gelijk stellen met het klakkeloos overnemen van hetgeen men de journalist wel wil vertellen. De hoofdzaak moet toch blijven de waarheid en de feiten te achterhalen.

En zoals de ruimte in de krant beperkt is, zo is de voor radio- en TV-uitzendingen beschikbare tijd eveneens aan maat gebonden. Niettegenstaande het herhaald en nadrukkelijk verzoek van de reporter tot de Senator om zich in zijn antwoorden qua lengte enige beperking op te leggen, werd hieraan geen gevolg gegeven. In plaats van de gevraagde 7 à 8 minuten nam het interview met dhr. Van den Daele uiteindelijk 22 minuten in beslag. Hem werd duidelijk gezegd, dat noodzakelijkerwijze tot inkorting zou moeten worden overgegaan, doch dat zulks zou gebeuren met inachtneming van de aan de BRT-journalisten opgelegde plichtenleer en van de regels der strenge objectiviteit. Welnu, van de 22 opgenomen minuten werden niet minder dan 14½ minuten uitgezonden, wat heel wat meer is dan de 100 regels waarover in het vonnis sprake is, en ook

[pagina 304]
[p. 304]

beduidend meer dan de tijd die in beslag werd genomen door de andere geïnterviewden, die nochtans geen proces hebben ingespannen.

Zij die enige ervaring hebben in het afnemen van interviews, weten dat tijdens een gesprek met een niet met radio- en TV-interviews vertrouwd persoon herhalingen zich kunnen voordoen, antwoorden die slecht geformuleerd en daarom onbegrijpelijk zijn, die naast de zaak zijn of uitingen vormen van de onmacht of de onwil van de geïnterviewde om op een vraag een zinhebbend antwoord te geven. Het is meestal zo, dat inkortingen interviews gevoelig kunnen verbeteren. Dat is zeker het geval geweest met het interview van dhr. Van den Daele in ‘Dure Elektriciteit’. Zulks zou door elke onpartijdige waarnemer bij vergelijking tussen de opgenomen en de uitgezonden tekst van zijn verklaringen duidelijk vastgesteld kunnen worden, zo de BRT tot publikatie van bedoelde teksten mocht overgaan. Daaruit zou, zo mogelijk nog meer dan uit de uitzending, blijken wat de werkelijke aanleiding tot het verzet van de Senator is geweest: de Gentse politicus heeft bepaald een slechte beurt gemaakt wegens zijn aarzelende, ontwijkende, onduidelijke en het antwoord schuldig blijvende verklaringen. Dat is de reden geweest waarom de Senator nog tweemaal, in kort geding en kort geding in beroep, heeft getracht de uitzending te doen verbieden. Doch telkens heeft de Rechtbank zijn eis verworpen en heeft zij in feite geoordeeld, dat het recht van het publiek op informatie moest primeren.

De toepassing van het vonnis van de Burgerlijke Rechtbank te Gent zou het werk van de BRT-journalisten werkelijk onmogelijk maken en het voornaamste slachtoffer daarvan zou het publiek zijn. De verplichting tot integrale uitzending van interviews via radio en TV, waarbij sommige geïnterviewden de hun toegemeten tijd niet kunnen of willen in acht nemen, kan, zowel in enquêtes als in het TV-journaal, absurde gevolgen met zich brengen. Zulks zou inderdaad leiden tot enquêtes welke uren in beslag zouden nemen, en tot interviews van een kwartier tot een halfuur in het TV-journaal, wat door de vereisten van een evenwichtige programmatie onmogelijk wordt gemaakt en wat geen enkele kijker zou uithouden. Bovendien leidt het vonnis tot het absurde besluit, dat interviews welke door buitenlandse filmagentschappen en zenders worden verstrekt, niet meer voor uitzending in aanmerking zouden komen, vermits ook die interviews door bedoelde agentschappen noodzakelijkerwijze zijn ingekort en desgevallend ook aanleiding kunnen geven tot een proces.

Trouwens, de journalisten van de drukpers en de nieuwsbureaus zijn eveneens dagelijks materieel ertoe verplicht verklaringen of interviews samen te vatten, een gesprek van een paar uren te synthetiseren tot een lectuur van enkele minuten, aangezien een krant of een nieuwsbureau nog andere zaken moet kunnen publiceren dan die ene verklaring of dit ene interview.

Met de zorg om de belangen van het publiek voor ogen, dient geoordeeld, dat op het gebied van de informatie evenzeer aandacht moet geschonken worden aan het gemeenschapsrecht als aan het persoonlijkheidsrecht. Het is nodig, dat dit gemeenschapsrecht ook bij ons concreet en officieel erkend wordt als één van de grondbeginselen van een goed werkende democratie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken