Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Streven. Jaargang 25 (1971-1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Streven. Jaargang 25
Afbeelding van Streven. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van Streven. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.99 MB)

Scans (111.17 MB)

ebook (6.42 MB)

XML (3.76 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Streven. Jaargang 25

(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1059]
[p. 1059]

Dreigt ons onderwijs versplintering?
Redactie Nederland

Onze goede, oude H.B.S. ligt in coma. Zij heeft haar laatste adem nog niet uitgeblazen, maar wat zij nog aan leven overheeft - een paar ‘bezemklassen’, waarin de nog onrijpe restantjes van haar laatste volle oogst bijeen werden geveegd - kan haar gebrekkig bestaan nog één jaar rekken. Dan is het afgelopen. Onherroepelijk.

Het heeft geen zin daarover te treuren.

De H.B.S. was een kind van haar tijd. De tijd van Thorbecke, toen de opkomende burgerstand begon in te zien dat haar kinderen, voorbestemd om leiding te geven in handel en industrie, weinig baat konden vinden in de aloude Latijnse School. Om zich in de wereld van handel en industrie te kunnen bewegen hadden zij moderne talen en exacte wetenschappen nodig en het was Thorbecke, die met zijn vooruitziende blik en zijn doorzettingsvermogen het geëigende schooltype voor de ‘hogere burgerstand’ ten leven riep. De eerste ingrijpende ‘vernieuwing’ in de voordien starre structuur van het Nederlands onderwijs. Naderhand gevolgd door tal van andere vernieuwingen, bestaande uit de schepping van steeds weer nieuwe schooltypen, aangepast aan de behoeften van telkens weer andere categorieën in het maatschappelijk leven. Vernieuwingen die ook aan Thorbeckes bloedeigen H.B.S. niet voorbijgingen. Oorspronkelijk bedoeld als eindonderwijs kreeg de H.B.S. geleidelijk allerlei openingen naar het hoger onderwijs en in haar leerplan moest zij uiteraard de snelle groei van de wetenschap bijhouden. Zij mocht oud zijn, maar zij wist zich ook in haar laatste jaren nog aardig aan te passen aan de veranderende omstandigheden.

Thorkeckes principe echter: andere tijden, andere scholen, heeft zich tenslotte tegen haar gekeerd.

Zij heeft plaats moeten maken voor een nieuw schooltype: het atheneum. In de structuur van dit nieuwe schooltype zijn uiteraard in de eerste plaats die vernieuwingen verwerkt die de H.B.S. zelf reeds had ondergaan. Het atheneum heeft een jaar meer ruimte gekregen om zijn leerlingen vertrouwd te maken met de toegenomen en nog steeds toenemende omvang van de moderne wetenschappen. En het is nu officieel verheven tot hetzelfde

[pagina 1060]
[p. 1060]

niveau als het gymnasium, dat zijn wettelijk nog altijd bestaand, maar in feite reeds lang verleden monopolie van ‘voorbereidend hoger onderwijs’ heeft moeten prijsgeven. Gymnasium en atheneum zijn nu als ‘voorbereidend wetenschappelijk onderwijs’ aan elkaar gelijk gesteld.

Dat is echter maar de helft van de vernieuwing. Niet meer dan een wettelijke erkenning van een reeds lang bestaande toestand, die niet op adequate wijze in de wet was vastgelegd.

De andere helft van de vernieuwing bestond uit de toevoeging van nieuwe elementen, ontleend aan nieuwe pedagogische en didactische inzichten. Daarvan waren de drie belangrijkste: de invoering van de brugklas, de uitbreiding van keuzemogelijkheden en een reorganisatie van het eindexamen.

 

Bij de invoering van de brugklas ging de wetgever ervan uit dat een kind op het moment dat het de lagere school verlaat, nog niet rijp mag worden geacht om een verantwoorde keus te maken voor de voortzetting van zijn onderwijs. De brugklas was bedoeld als één eerste leerjaar, gelijk voor álle vormen van voortgezet onderwijs, van de Lagere Technische School tot het Gymnasium toe. In die brugklas zou het kind in de eerste plaats worden ingeleid in de heel andere wijze van studeren die het voortgezet onderwijs van hem vergt. In de zelfstandige aanpak van zijn studie, heel anders dan het dat op de lagere school gewend was. In de tweede plaats zou de brugklas dienen tot het aanvullen van eventueel uit de lagere school overgebleven lacunes in zijn vooropleiding. In de derde plaats gaf de brugklas de docenten gelegenheid het kind gedurende een jaar te observeren, zodat zij aan het einde van het jaar een verantwoord advies omtrent de voortzetting van zijn studie konden geven.

 

Bij de uitbreiding van de keuzemogelijkheden stond de gedachte voorop dat niet alleen het bestaan van allerlei schooltypes maar ook de studiemogelijkheden binnen ieder schooltype op zichzelf het kind zo ruim mogelijk gelegenheid moeten bieden om zijn eigen, zijn persoonlijke aanleg te ontplooien. De tijd dat de school zo nodig alleen maar standaardkinderen moest vormen, achtte men voorbij. Hoe meer keuzemogelijkheden des te beter. Daarmee meende men ook tegemoet te komen aan de behoefte van het maatschappelijk leven, dat uiteindelijk meer heeft aan volledig naar eigen aanleg ontwikkelde persoonlijkheden dan aan standaard-diplomabezitters.

 

Bij de reorganisatie van het eindexamen liet men zich leiden door de gedachte dat, nu de persoonlijke ontplooiing van het kind meer op de voorgrond is komen te staan, de beoordeling van het eindresultaat ook meer aan het persoonlijk oordeel van de docenten moet worden overgelaten.

[pagina 1061]
[p. 1061]

Wat wordt nu het totale effect van deze vernieuwingen?

Aan het overnemen van de verworvenheden der oude H.B.S. kan het atheneum zich geen buil vallen, dat staat wel vast. Maar of de scheppers van dit nieuwe schooltype met het invoegen van die nieuwe elementen een zo gelukkige hand hadden, staat, op zijn zachtst gezegd, nog te bezien. Nog voordat het atheneum aan de eerste volle oogst van zijn eindexamen toe is, zijn daar al ernstige twijfels aan gerezen.

 

De brugklas heeft zich van den beginne afaan al heel anders ontwikkeld dan in de bedoeling van de wetgever lag. Er zijn wel bepaalde groepen van scholen die een gemeenschappelijke brugklas in het leven hebben geroepen, maar het is niet zo dat er brugklassen zijn gevormd voor alle vormen van voortgezet onderwijs gelijkelijk. Zulke brugklassen zijn er wel enkele, maar dat blijven hoge uitzonderingen. Scholengemeenschappen uitsluitend bestaande uit scholen van voorbereidend wetenschappelijk onderwijs vormen een ander soort brugklas dan bijvoorbeeld uit een samenwerking van lager beroepsonderwijs en mavo voortkomt. En die brugklassen zien er weer anders uit dan de brugklassen van scholen voor beroepsonderwijs alleen. Met andere woorden: de éne klas die álle kinderen uit de lagere school zou moeten opvangen om hen uit te selecteren voor de verschillende vormen van voortgezet onderwijs, is nooit echt tot leven gekomen. Er zijn verschillende soorten brugklassen, afgestemd op verschillende soorten van voortgezet onderwijs. Van de bedoeling van de wetgever om de kinderen van twaalf jaar te ontslaan van de noodzaak om reeds een keus te maken voor de voortzetting van hun onderwijs is dus niets terechtgekomen. Ook voor de brugklas moet het al een keus doen. En als het een jaar brugklas achter de rug heeft, moet het wéér kiezen. Een der belangrijkste doelstellingen van de brugklas is dus niet bereikt. Bovendien begint men zich af te vragen of de doelstellingen van de brugklas binnen het enge tijdsbestek van één jaar wel bereikbaar zijn. Er gaan steeds meer stemmen op om de periode waarin de leerling nog verschillende kanten op kan, naar verschillende schooltypen te verlengen tot ten minste twee jaren dan wel dat hele idee van een begeleidings-, selecterings- en algemene vormingsperiode te belichamen in een afzonderlijk schooltype: de middenschool. Met de brugklas in zijn bestaande vorm is men kortom nog helemaal niet gelukkig.

 

Het openen van de mogelijkheid tot het samenstellen van keuzepakketten binnen het atheneum (evenals trouwens binnen het gymnasium) heeft ook moeilijkheden opgeleverd. Moeilijkheden met name met de doorstroming naar de Universiteit. De oude H.B.S. (en het oude gymnasium) leverden leerlingen af in het bezit van een standaarddiploma. De Universiteit kon

[pagina 1062]
[p. 1062]

ervan op aan dat zij allemaal een bepaald standaardpakket vakken hadden bestudeerd. Met verschillende resultaten weliswaar van vak tot vak, maar over het algemeen toch met een zekere gevarieerde basiskennis, afgestemd op bepaalde groepen van studiemogelijkheden binnen de Universiteit. Binnen die groepen mochten de verschillende studierichtingen voorkeur hebben voor verschillende aspecten van de H.B.S.- of gymnasium-opleiding. maar die aspecten kwamen toch allemaal min of meer tot hun recht op het eindexamen. Dat wordt nu anders. De wet verleent alle bezitters van een atheneum- of gymnasiumdiploma gelijke rechten van doorstuderen aan de Universiteit, ongeacht hun keuzepakket. Maar de Universiteiten nemen daar geen genoegen mee. Nu het diploma geen zekerheid meer biedt van een algemeen gevarieerd pakket studievakken gaan de faculteiten hun eigen eisen stellen aan het studiepakket van degenen die zij willen toelaten. Het einddiploma op zichzelf is niet meer voldoende voor toelating tot de Universiteit; voor iedere studierichting geldt een bepaald keuzepakket als voorwaarde. Hetgeen betekent dat de leerlingen van atheneum en gymnasium zich reeds op een leeftijd van zestien jaar moeten gaan bezinnen op de vraag wat zij later aan de Universiteit willen gaan studeren. Of zij daar dan wél rijp voor zijn is een open vraag.

 

En nu komen dan de eerste eindexamens van het atheneum in zicht. Hoe de regeling daarvan precies zal uitvallen is nog niet bekend, maar het ziet er wel naar uit dat het instituut der ‘deskundigen’ die toezicht op het eindexamen houden, weinig meer te betekenen zal krijgen, zo het al ten dele wordt gehandhaafd. De van buiten de school aangetrokken deskundigen zullen misschien hun oog nog mogen laten gaan over het schriftelijk examen, waarvoor de opgaven nog uniform van overheidswege worden verstrekt, maar aan het mondeling en aan de beslissing over het eindresultaat komen zij niet meer te pas. Dit betekent dat in feite de docenten over de eindcijfers beslissen en de kandidaten laten slagen of zakken. Is dat verstandig? De ervaring leert ieder die ooit iets met de eindexamens van de H.B.S. te maken heeft gehad, dat er heel wat leraren zijn die als men ze ongecontroleerd hun gang laat gaan, hoge cijfers uitdelen of het pepernoten zijn. De zogenaamde ‘kolommen achter de streep’, die de cijfers vermelden voor die vakken waarin geen eindexamen wordt afgenomen en die dus geheel buiten de controle van de deskundigen staan, spreken boekdelen. Er zijn maar weinig scholen waarin deze kolommen ooit een onvoldoende bevatten. Deskundigen weten dat zij op hun hoede moeten zijn voor allerlei manipulaties waarmee sommige leraren hun cijfers op het eindexamen zelfs onder de neus van de deskundigen proberen omhoog te schroeven. Maar afgezien nog van deze weinig bemoedigende ervaringen,

[pagina 1063]
[p. 1063]

die trouwens ook lang niet voor alle scholen en alle leraren opgaan, mag men stellen dat wanneer het aan de leraren wordt overgelaten te beoordelen of hun leerlingen al dan niet voldoen aan de vereisten van het eindexamen, die beoordelingen per leraar en per school uiteen zullen lopen. Met andere woorden de betrouwbaarheid van het einddiploma gaat van school tot school uiteenlopen; iedere waarborg dat de eindexamens op alle scholen op ongeveer gelijk niveau worden afgenomen en beoordeeld, raakt zoek.

 

Reden tot juichen over de nieuwe elementen die het atheneum aan de oude H.B.S. heeft toegevoegd, is er dus nog allerminst. Veeleer reden tot ernstige bezorgdheid.

Bezorgdheid voor het gevaar van de versplintering.

De brugklas is eigenlijk al versplinterd; zij is niet het éne leerjaar geworden dat alle scholen van voortgezet onderwijs aan elkaar zou binden. Het vrije keuzepakket versplintert de toelatingsmogelijkheden tot de Universiteit. De reorganisatie van het eindexamen dreigt de waarde van de diploma's te versplinteren aan de hand van het niveau der scholen die ze afgeven.

Over de gevolgen van een dergelijk versplinteringsproces kan men zich slechts in speculaties verdiepen. Waarbij de meest voor de hand liggende is, dat de Universiteiten zich op de duur zelf zullen willen overtuigen van de waarde der vooropleiding die aspirant-studenten hebben genoten. Zo als dat bijvoorbeeld in Engeland gebeurt. Dit zou in feite betekenen dat het atheneum terugvalt tot eindonderwijs; daarmee een der kostbaarste verworvenheden van de H.B.S. verliest en bovendien nog het gymnasium in zijn val dreigt mee te slepen.

Wordt het langzamerhand geen tijd dat de onderwijsautoriteiten zich eens op dit alles gaan bezinnen voordat het in een algemene verwarring te laat is?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken