Streven. Vlaamse editie. Jaargang 50
(1982-1983)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 710]
| |
Wat zat er achter Pacem in terris?
| |
[pagina 711]
| |
van vandaag. ‘Geschiedenis’, dat wat ook vandaag geschiedt, sloop op die manier de theologie binnen. Het was een belangrijke verschuiving in de methode van het leergezag. ‘Onze tijd wordt door drie dingen gekenmerkt’, had hij aan het begin van zijn encycliek al geschreven (nr. 39). In encyclieken van zijn voorgangers zou dat de prelude geweest zijn op een aantal klachten of veroordelingen; voor hem was het de prelude op een onderscheiding van de Geest. Het waren positieve tekenen: de geleidelijke economische en sociale opgang van de arbeidersklasse, de langzaam toenemende deelname van vrouwen aan het openbare leven, het feit dat kolonialisme weldra een anachronisme zou zijn: ‘over weinige jaren zijn er geen volkeren meer die heersen over anderen, geen meer die onderworpen zijn aan de macht van anderen’. Dat waren dingen die gesteund en geconsolideerd moesten worden. Ze leerden ons ‘wat de Geest de kerken te vertellen heeft’. Maar ‘atoomwapens’ (dat was de term toen) pasten niet in dat optimistische beeld. Met hun ‘schrikwekkende vernielingskracht’ riepen ze het beeld van een apocalyps op. Welke boodschap wilde de Geest ons dan door die kernwapens kenbaar maken? Wat was hier ‘het teken van de tijd’? Gewoon dat er geen alternatief meer is: praten, onderhandelen - óf de vernieling ingaan. To be or not to be. Zo simpel lag dat in 1963. En afgezien van alle spitsvondigheden is het sedertdien niet veel complexer geworden. ‘Het heeft geen zin meer te menen dat oorlog een geschikt middel is...’. Dat is een betere vertaling dan de Italiaanse versie, die zei: ‘Het is bijna onmogelijk nog te menen...’: Joannes zei niet dat een kernoorlog welhaast onvoorstelbaar is. Hij zei: alienum a ratione, irrationeel, absurd, krankzinnig. Hoe was hij tot dat inzicht gekomen? Er is iets dat onmiddellijk aan Pacem in terris voorafging en er zijn dingen in zijn leven die de verdere voorgeschiedenis vormen. Beiden zijn van belang om te begrijpen wat hem voor ogen stond. | |
Onmiddellijke voorgeschiedenis: de Cuba-crisisDe onmiddellijke voorgeschiedenis neemt een aanvang op 23 september 1962. Die dag lieten zijn artsen hem weten dat hij niet lang meer te leven had, nog een maand of zes, een jaar. De moeizame voorbereiding van het Concilie was net voltooid. Op 11 oktober, bij de opening van het Concilie, gaf hij de speech van zijn leven, zijn waarschuwing tegen de doemden- | |
[pagina 712]
| |
kersGa naar voetnoot1. Maar toen gebeurde er iets dat zelfs het Concilie in de schaduw stelde. Terwijl bisschoppen en prelaten, wel niet altijd zo heel vredig, discussieerden over de liturgie, stevenden Sovjetschepen met raketten aan boord op Cuba af en werd de Amerikaanse vloot op 22 oktober in staat van paraatheid gebracht. In Rio de Janeiro kondigde Billy Graham het nakende einde van de wereld aan, voorbarig zoals later is gebleken, maar helemaal onwaarschijnlijk leek het niet. Alle diplomatiek contact was verbroken. Eén plek was er echter waar Russen en Amerikanen nog met elkaar in gesprek waren. In een dorp in de buurt van Andover, Mass., zaten enkele schrijvers en geleerden samen in een conferentie. Onder hen bevond zich een Vlaams dominicaan, Felix Morlion, een man die moeilijk van enige sympathie voor het communisme verdacht kon worden: in een Romeins palazzo aan de via Nomentana, waar vroeger de Chinese ambassade gehuisvest was geweest, leidde hij een anti-communistisch instituut, Pro Deo. Op 23 oktober zag de situatie er zo slecht uit, dat de Russen op de conferentie eraan dachten naar huis te gaan. Toen kwam President John Kennedy op het idee dat een interventie van het Vaticaan misschien kon helpen. Hij riep de hulp in van een journalist, Norman Cousins. Cousins polste Morlion. Morlion was sceptisch: waarom zouden de Sovjets naar de paus luisteren? Maar die Russen daar kenden Chroestsjev persoonlijk: ‘Het is de moeite waard, proberen!’. Een telefoon naar Rome en Morlion kreeg contact met twee monsignores van het Staatssecretariaat: Angelo dell'Aqua en Igino Cardinale (de latere, onlangs overleden nuntius in Brussel). En het antwoord kwam: de paus wilde zijn best doen. De Russen in Andover hadden nog nooit met een priester gesproken, maar ze hielpen Morlion om een gecodeerde boodschap aan Chroestsjev op te stellen: ‘Wij zijn ervan overtuigd’, zo luidde ze, ‘dat u een vriend van de vrede bent en dat u de dood van miljoenen mensen niet wenst’. De hele nacht van 23 op 24 oktober werkte Joannes ondertussen aan zijn eigen boodschap. Nu er via de normale diplomatieke kanalen geen uitweg meer was, besefte hij dat zijn tussenkomst een laatste kans was om de catastrofe te vermijden. Veel tijd bracht hij door in de kapel. Hij had geen macht, maar dat juist betekende dat geen van beide partijen door zijn interventie klem zou geraken of gezichtsverlies lijden. Maar dan zou hij | |
[pagina 713]
| |
Chroestsjev wel een seintje moeten geven dat het Vaticaan zijn rigide anticommunistische positie had gewijzigd. 's Anderendaags 's morgens had Joannes zijn gewone woensdagaudiëntie. Zoals altijd improviseerde hij, maar hij laste een zinnetje in dat maar heel losjes met de rest van zijn toespraak samenhing: ‘De paus spreekt altijd goed van die staatslieden, aan welke zijde ook, die overeen willen komen om oorlog te vermijden en de wereld vrede te geven’. Het was nogal banaal, maar het was wat Chroestsjev nodig had. Giovanni's boodschap werd Chroestsjev later in de ochtend overhandigd. 's Middags werd ze in Radio Vaticana omgeroepen. Iets later begonnen de voorste Sovjetschepen de steven te wenden. Vrijdag 26 oktober prijkte de boodschap van de paus op de frontpagina van de Pravda, onder de titel ‘Wij smeken alle regeerders niet doof te blijven voor de schreeuw van de mensheid’. Zondag 28 oktober ontving Johannes een boodschap van Kennedy om hem te danken voor zijn interventie. Niet alleen was het directe conflict omtrent de Cuba-raketten opgelost, maar Chroestsjev had een voorstel gedaan om verder over ontwapening en détente te praten. Het was toevallig de 4e verjaardag van Roncalli's verkiezing tot paus. Het was tijd om God te dankenGa naar voetnoot2. | |
...en de encycliek‘Het heeft geen zin meer te menen dat oorlog een geschikt middel is...’: Joannes' uitspraak wortelde in een existentiële ervaring: hij had vlak voor de afgrond gestaan. Het was geen abstract ethisch principe, het steunde op wat in oktober 1962, met de Cuba-crisis, te gebeuren stond. De kerk, in de persoon van de paus, was opgetreden als bemiddelaar om het gevaar af te wenden. Hij had zich concreet ingezet voor vrede en détente. Op dat elan wilde hij voortgaan. Dáárom besloot hij een encycliek over Vrede te schrijven. Hij had het gevoel dat hij nog altijd zijn eigen geluid niet had gevonden. Zijn encycliek Mater et Magistra (1961) was nog te veel door Domenico Tardini, zijn slimme staatssecretaris, beïnvloed; ze was ook nog ‘te Italiaans’, in de passages over landbouw bijvoorbeeld. Maar Tardini was | |
[pagina 714]
| |
nu dood en het thema van de vrede was urgent. Des te urgenter omdat zijn artsen op 16 november de diagnose van 23 september bevestigden. Er bleef hem niet veel tijd over. Als hij de wereld zijn testament wilde bezorgen, moest hij haast maken. Hij schoof een blad papier in zijn schrijfmachine en tikte, uit het hoofd, een citaat uit Augustinus' De Civitate Dei uit: ‘Vrede is rust in de orde van alle dingen, geordende gehoorzaamheid in trouw aan de eeuwige wet. Orde geeft alle dingen hun eigen plaats. De vrede van de mensheid is geordende harmonie in huis, in de staat, in de mens’. Hij bracht enkele mensen samen en zette hen aan het werk. Eén richtlijn gaf hij hun mee: geen veroordelingen van het communisme! Hij zei hun: ‘Ik kan geen van beide partijen van kwade wil beschuldigen. Als ik dat doe, komt er geen dialoog en slaan alle deuren dicht’. Dat helpt meteen het fabeltje de wereld uit dat Malachi Martin onlangs heeft proberen te lanceren: ‘Zijn nu fameuze Pacem in terris-encycliek, die ingegeven scheen te zijn door zijn overtuiging dat er sociale verandering moest komen, was voor een groot deel het werk van zijn medewerkers en het is zeer de vraag of hij zelf echt begreep waar ze over ging’Ga naar voetnoot3. Dat is kennelijk niet wat zijn medewerkers zich ervan herinneren. Toen een van hen, Mgr. Pietro Pavan, de voornaamste ontwerper van de tekst, uit die audiëntie buitenkwam, zei hij: ‘Wat is die man wonderlijk helder van geest’. Hij was 82, hij wist dat hij ging sterven. En hij wist heel goed wat hij deed. Bijvoorbeeld, dat hij, voor de eerste keer in de pausengeschiedenis, zijn encycliek ook ‘aan alle mensen van goede wil’ adresseerde. Het Vrede op aarde, dat hij in het Gloria zo vaak gezongen of gereciteerd had, was bedoeld ‘voor alle mensen van goede wil’. Het was geen vrome formule. Het was een dienst die hij wilde bewijzen aan alle mensen van de wereld, die allemaal samen oog in oog stonden met hetzelfde dodelijke gevaar. | |
Na de Tweede Wereldoorlog: Joannes XXIII en Pius XIIDe meer verwijderde voorgeschiedenis van Pacem in terris is misschien minder dramatisch, maar daarom niet minder interessant. Roncalli raakte niet pas in de kwestie van de kernraketten geïnteresseerd toen hij paus werd. In een brief van 18 april 1954 aan Aartsbisschop Giovanni Battista | |
[pagina 715]
| |
Montini, de latere Paulus VI, prees hij een speech van Pius XII ‘tegen het misbruik van kernenergie, de verschrikking (spavento) voor ieder die leeft in deze tragische en mysterieuze tijd’Ga naar voetnoot4. Een man die spreekt van ‘deze tragische en mysterieuze tijd’: Roncalli, de dikke, goedzakkige optimist waarvoor hij vaak versleten werd? Hij had een besef van het mysterie van het kwaad. Waarom toch storten mensen zich steeds weer, tegen beter weten in, hals over kop in de irrationaliteit? Wat had Pius XII in die speech dan gezegd, dat Roncalli er zo op reageerde? Gewoonlijk wordt gezegd dat Pius ‘kernwapens in de grond gewoon als een stap verder in de bewapening behandelde; hij beschouwde ze niet als kwalitatief verschillend van alwat tot nog toe in de oorlogvoering bestond’Ga naar voetnoot5. In werkelijkheid had hij, een zondag bij het Angelus, gesproken van ‘angst voor nieuwe destructieve wapens met een nooit gezien geweld... wapens die een ramp kunnen veroorzaken voor de hele planeet, die alle leven van dieren en planten en al het werk van de mens totaal kunnen uitroeien over steeds grotere gebieden, wapens die met hun lang durende radioactieve isotopen voor lange tijd de atmosfeer, de aarde, de oceanen kunnen pollueren, ver buiten de zones die direct door nucleaire explosies getroffen worden’Ga naar voetnoot6. Pius' elliptische stijl en zijn voorliefde voor technisch jargon (die ‘radioactieve isotopen’ moeten hem een kick gegeven hebben) beletten niet dat het nogal duidelijk was wat hij bedoelde: hij besefte dat de mensheid voor iets nieuws en verschrikkelijks stond. En wat dat betreft was Roncalli het met hem eens. In andere opzichten verschilde hij met hem van mening. Pius XII sprak over vrede meer dan welke andere paus ook (vóór Joannes Paulus II). Zoals Graham Greene schreef: ‘Pax, pacem, pacis, pace - het vertroostende woord luidde als een klok door al zijn volumineuze uitspraken’Ga naar voetnoot7. En in het spoor van Augustinus legde hij altijd weer een verband tussen vrede en rechtvaardigheid. Maar vrede én recht, wat betekende dat in de naoorlogse periode? De akkoorden van Jalta hadden een wereldorde vastgelegd die volgens Pius niet zó rechtvaardig was. De Organisatie van de Verenigde Naties, die zich als de nieuwe wereldautoriteit beschouwde, was in zijn | |
[pagina 716]
| |
ogen een kliek van de overwinnaars. De Sovjetunie had een permanente zetel in de Veiligheidsraad, met vetorecht. Terwijl de afschuwelijke misdaden van Stalin alom bekend waren en ongestraft bleven. Het Rode Leger had Oost-Europa onder de voet gelopen, overal de vrijheid verstikt. Deze naoorlogse wereldorde was een aanfluiting van de ware vrede: ze was niet gebaseerd op rechtvaardigheid. Wat volgde daaruit? In zijn Kerstboodschap van 1948 schreef hij: ‘Een natie die bedreigd is door of reeds het slachtoffer geworden van een onrechtvaardige agressie, kan niet, als zij zich christelijk wil gedragen, passief-onverschillig blijven’ (AAS, 1948, p. 12). Hij dacht kennelijk aan Polen, Hongarije, Litauen, Tsjechoslovakije... Kregen deze landen hiermee een pauselijk fiat om in opstand te komen en het juk van hun goddeloze overweldigers af te schudden? Tot Hongarije 1956 leek dat niet tot de mogelijkheden te behoren. Of werd hiermee het Westen, de ‘Vrije Wereld’, te verstaan gegeven dat een ‘bevrijdingsoorlog’ misschien wel te rechtvaardigen was? Als we denken aan wat hij in 1954 zei over een mogelijke totale verwoesting van de wereld, lijkt dit onwaarschijnlijk. Maar we mogen niet vergeten dat in 1948 alleen het Westen kernwapens bezat, die toen misschien gebruikt hadden kunnen worden om het herstel van een ‘rechtvaardige orde’ af te dreigen. Tegen deze achtergrond begrijpen we nu beter de volle draagwijdte van Paus Joannes' uitspraak in Pacem in terris: ‘het heeft geen zin meer te menen dat oorlog een geschikt middel is om schending van recht ongedaan te maken’. Met deze simpele formule maakte hij een eind aan de koude oorlog in de Oost-West-verhoudingen en wees hij de titel ‘Paus van het Westers Bondgenootschap’, die Pius XII gekregen had, af. De andere distincties in de encycliek - tussen dwaling en de mens die dwaalt, tussen communistische theorie en praktijk (nrs. 158-159) - waren noodzakelijke corollaria en niet, zoals sommigen in de Romeinse Curie vonden, voorbeelden te meer van zijn sulligheid. Natuurlijk hechtte hij evenzeer belang aan het beginsel, dat vrede op rechtvaardigheid moet steunen. ‘Als je de rechtvaardigheid wegneemt, wat zijn koninkrijken dan nog anders dan machtige roversbenden?’, citeerde hij uit De Civitate Dei. Maar hij geloofde dat rovers tot rede en tot een beschaafde dialoog gebracht kunnen worden. In het atoomtijdperk was dit de enige uitwegGa naar voetnoot8. | |
[pagina 717]
| |
Tweede WereldoorlogWe kunnen nog verder in Roncalli's verleden teruggaan om zijn houding tegenover de oorlog, nog voor de kernwapens de aard zelf ervan veranderden, te achterhalen. Het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog bracht hij als Apostolisch Delegaat in Constantinopel, Turkije, door; tot zijn gebied hoorde ook Griekenland, dat door de Duitsers bezet werd. De bisschoppelijke kanselier in Constantinopel was een Fransman, Mgr. Guillois. Op 10 juni 1940 verklaarde Mussolini de oorlog aan het reeds verslagen Frankrijk (‘de jakhals die op zijn prooi valt’, zei Churchill). De volgende ochtend ontving Roncalli (de Italiaan) Guillois (de Fransman), gaf hem de vredeskus en las hem voor wat hij de avond tevoren had opgeschreven: ‘Dag van droefenis. Italië heeft Frankrijk en Engeland de oorlog verklaard. Oorlog is een verschrikkelijk gevaar. Voor een christen, die in Jezus en zijn evangelie gelooft, is het een onrecht en een contradictie. Van oorlog en hongersnood verlos ons, Heer’. En hij ging voort: ‘Ik moet de bisschop van iedereen zijn, d.w.z. de Consul Dei, vader, licht, bemoediging voor allen. De natuur wil dat ik het succes van mijn eigen dierbare vaderland wens, de genade vervult me meer dan ooit met de hoop op vrede, het streven naar vrede’Ga naar voetnoot9. Er was in Roncalli geen zweem van nationalisme. Hij was een regionalist. Zijn vaderstad Bergamo had achtereenvolgens tot de Venetiaanse Republiek, het Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijk en het Koninkrijk van Italië behoord. Hij verloochende zijn Italiaan-zijn niet, maar het had niet veel belang. Als ‘Gods consul’ - een term die niet meer gebruikt was sedert Gregorius de Grote in de 6e eeuw - wil hij in dit conflict geen partij kiezen. Hij wil het niet sieren met het etiket van een ‘rechtvaardige oorlog’: ‘het is onrecht, het is een contradictie’. In zijn Dagboek vinden we in oktober 1942 een passage die vooruitloopt op wat hij in Pacem in terris zou ondernemen: ‘We maken verschrikkelijke dingen mee, we staan voor de chaos. Dit maakt het des te noodzakelijker, dat we terugkeren naar de beginselen die de grondslag vormen van een christelijke sociale orde en dat we wat vandaag aan de gang is, beoordelen in het licht van wat het evangelie leert’. Dat is precies wat hij bedoelde met het onderkennen van ‘de tekenen van de tijd’. Steunend op het evangelie, is dit meer een christelijke dan een filosofische onderneming. Maar voor zoverre ze ook filosofisch is, gaat het om een onderkennen van | |
[pagina 718]
| |
Gods handelen in de menselijke geschiedenis. ‘De bisschop’, schrijft hij, ‘moet zich onderscheiden door zijn inzicht in de filosofie van de geschiedenis, ook van de geschiedenis die zich nu voor onze ogen afspeelt en bloedige bladzijden voegt aan bladzijden van politieke en sociale wanorde’. En hij noteert dat hij De Civitate Dei eens moet herlezen. | |
1914-1918 en Benedictus XVEén laatste trekje en het beeld is compleet. Italië deed zijn intrede in de Eerste Wereldoorlog aan de zijde van de Geallieerden in mei 1915. Roncalli was toen 33. Hij werd brancardier (hospitaal-soldaat) en legeraalmoezenier. Hij liet een flinke snor groeien. Zijn oorlogservaring: neven van hem sneuvelden, broers werden vermist; mannen die voor zijn ogen stierven met uitpuilende ingewanden; stoïsche boeren die hun ‘plicht’ deden om redenen waar ze niks van begrepen: immens menselijk lijden. Op 1 augustus 1917 zond Paus Benedictus XV een vredesboodschap aan alle oorlogvoerenden (Roncalli citeerde eruit in een voetnoot in Pacem in terris). Benedictus riep beide partijen op ‘een rechtvaardige en duurzame vrede te aanvaarden’, niet naar een ‘overwinning’ te streven en een eind te maken aan deze ‘nutteloze strijd’. Dit was genoeg om bijna iedereen tegen hem in het harnas te jagen. In Italië vonden ze dat zijn gepraat over een ‘nutteloze strijd’ het moreel ondermijnde. Hij was een defaitist en werd, in plaats van Benedetto (de gezegende) Maledetto XV (de vervloekte) genoemd. In de ogen van de Geallieerden was hij pro-Duits, in de ogen van de Duitsers pro-Frans. Zijn bemiddelingspoging ketste af en de Italiaanse regering besloot hem buiten de vredesconferentie te houden. Gewaardeerd werd hij alleen door de Italiaanse soldaten die, in oktober 1917 bij Caporetta op de vlucht geslagen, de wapens neerwierpen en ‘Viva il Papa!’ schreeuwden. Ze werden gedecimeerd: een op tien werd eruit gepikt en doodgeschotenGa naar voetnoot10. Hoezeer hij oorlog ook verafschuwde, toen de Oostenrijkers Italië binnenvielen, had Roncalli een opwelling van patriottisme. In een brief van 22 november 1917 schreef hij aan zijn broer Saverio: ‘Nu de vijand in huis is, moet hij eruit gejaagd worden, wat het ook kost, anders ziet het er slecht voor ons uit... We zijn allemaal schuldig, maar nu is het onze plicht | |
[pagina 719]
| |
alle offers te brengen om de Duitsers Italië uit te krijgen’Ga naar voetnoot11. Maar zelfs in dit donkerste uur - Caporetta werd vergeleken met de ineenstorting van Frankrijk in 1940 - was dit patriottisme meer door medelijden ingegeven dan door trots. Anders dan menig aalmoezenier in de Eerste Wereldoorlog, anders dan bijvoorbeeld Teilhard de Chardin, verheerlijkt hij nooit de tonische eigenschappen van de oorlog of de zuiverende kracht die ervan uit kan gaan: ‘We zijn allemaal schuldig’. Wel probeerde hij na de oorlog er - achteraf - nog enig goed in te vinden. In een sermoen dat hij op 9 september 1920 in Bergamo hield, zei hij: ‘Oorlog is en blijft het grootste kwaad en alwie de bedoeling van Christus en zijn evangelie omtrent menselijke en christelijke broederschap begrepen heeft, kan de oorlog niet genoeg verafschuwen... Toch was deze oorlog ook een belangrijke test voor de waarden die mensen lief zijn. Naast de brutaliteit en de ellende die sommigen van ons ten deel zijn gevallen, kunnen we ook blijven stilstaan bij troostende momenten die ons pessimisme logenstraffen’Ga naar voetnoot12. En hij verwijlde bij dingen als: een mis in openlucht op geïmproviseerde altaren, mannen die stierven ‘met Christus' sacrament in hun hart en de naam van Maria op hun lippen’ en vooral de overweging dat ‘het christelijke Italië niet dood is’. Maar de blijvende les die Roncalli uit de Eerste Wereldoorlog leerde, was de mislukking van Benedictus XV. Daar leerde hij iets over de neutraliteit van de Kerk. Er is een neutraliteit die erin bestaat dat men in menselijke conflicten zijn handen niet vuil maakt en ze, vanuit zijn veilige zelfgenoegzaamheid, aan de verdoemenis prijsgeeft. De neutraliteit die Roncalli uit Benedictus' mislukking leerde, was integendeel een actieve neutraliteit, die probeert de communicatie open te houden, die gesprek verkiest boven heroïsche gestes, een profetisch spreken boven diplomatieke taal, en die het beslissende moment weet te verbeiden waarop bemiddeling mogelijk en... nodig wordt. Zo'n moment kwam inderdaad, 23 jaar later, toen hij zelf paus geworden was en bij Chroestsjev en Kennedy tussenbeide kwam. Pacem in terris is het getuigenis van die ervaring en de samenvatting van de wijsheid die in zijn lange leven gerijpt was. |
|