Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stroom. Jaargang 1 (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stroom. Jaargang 1
Afbeelding van Stroom. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Stroom. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

Scans (325.89 MB)

ebook (5.05 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stroom. Jaargang 1

(1918)– [tijdschrift] Stroom. Algemeen maandschrift voor Vlaanderen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kinema door D.B.

We werden in de laatste jaren voor de oorlog allen getroffen door de ontzaglike uitbreiding, die de kinema in onze steden en tot in onze dorpen gekregen had. De bioskopen rezen uit de grond, en de straatmuren werden met reusachtige, schelgekleurde affiches bedekt, waaronder wel eens goed grafies werk voorkwam. Toch verbaasden ons nog de sijfers die we nu en dan voor ogen kregen: 286 bioskopen te Berlijn, waarvan elk gemiddeld 250 zetels en 450 toeschouwers daags bevatten, en 115 te Brussel - want België stond naar verhouding in het filmverbruik met een grote voorsprong vooraan.

Er werd eens berekend dat een gewone ‘dramatiese’ film door 6 ½ miljoen mensen gezien wordt; wat een droom voor een roemruchtig dramaturg. Max Linder krijgt voor elke film een publiek van 9 miljoen mensen, Asta Nielsen een publiek van 12 à 13 miljoen. In de geïllustreerde weekbladen worden zij naast andere beroemde lui afgebeeld en beschreven. Van Max Linder werd verteld dat hij door een kontrakt voor 3 jaar à 1 miljoen aan de firma Pathé Frères verbonden was.

Deze firma keerde voor sommige jaren 70 en 90 pct. divident uit. De vetste jaren zijn echter voor de filmfabrikanten voorbij, tengevolge van de overspannen konkurentie. Nochtans blijft de beweging groeien, dank zij de betrekkelik geringe kosten die de uitbating van een bioskoopschouwburg meebrengt. Een klein bioskoop komt op 100 frs. per avond en de reuzezalen in grote centra kosten niet meer aan onderhoud dan een geringe voorstadschouwburg.

[pagina 150]
[p. 150]

Is hier ‘vox populi vox dei’? De nieuwe vriend van het volk heeft onder de intellektuelen veel vijanden, en dikwels kan die vijandschap gewettigd schijnen, bijvoorbeeld waar de kinema de onontwikkelden afhoudt van vruchtbare lektuur. Ook wordt terecht geklaagd over een slechte invloed op het zenuwgestel, vooral van kinderen, en over de prikkeltonelen die tot nadeel van de ‘openbare zedelikheid’ worden vertoond.

Dit zijn natuurlik schaduwzijden, maar schaduwzijden heeft elke uiting van onze beschaving, ook het gesproken theater, dat tans naar beweerd wordt door de schuld van de kinema zou in de verdrukking komen.

Al staat het absoluut niet vast, dat de kinema het groot theater in een naaste toekomst verdringen zal, we wonen toch onlochenbaar een verschemering bij van het huidige theaterwezen. Duitse toneelvakbladen bijv. klagen steen en been over het gesukkel in de provinsie. Het publiek wordt veeleisend: door beter en vlugger reisgelegenheid wordt het in staat gesteld om toneelprestaties in de eigen stad te vergelijken met prestaties in verscheiden grote centra. Op het gebied van de kinema kan echter in het kleinste dorp van de wereld aan de hoogste eisen worden voldaan, zodra er een wit gespannen doek voorhanden is. De massa wendt zich daarenboven af van lange toneelstukken. ‘De twee Wezen’ boeien niet meer. Korte bedrijven, monologen en liedjes voldoen veel meer aan de behoeften van een publiek, waarvan het gemoed verbrokkeld wordt door het moderne leven.

Opmerkelik is dat ook in de kinema lange spektakelstukken - ‘De laatste dagen van Pompeï’ - tenauwernood hun kosten dekken door een reusachtige reklame. Ze bleken meestal een schadepost te zijn voor de fabriek en behoren nu reeds virtueel tot het verleden.

Maar mogen we er eigenlik wel om treuren als door het opkomen van de film het theater vervalt, wat dan nog zeer te betwijfelen is? Het is waarschijnliker dat het gesproken toneel er door zal worden gezuiverd, daar zijn spektakelstukken door de filmspektakels geweldig worden overtroefd. En moest het zijn,.... de ‘schoonheid’ kleeft niet vast aan toneelschermen en zal er niet mee vergaan. Moet dan de noodkreet van enkele beroeps-tonelisten de hele wereld door herhaald worden? Laat ons liever het ontstaan en de groei van nieuw leven gade slaan, en eventueel de schoonheid ervan erkennen en genieten.

 

De techniek van de kinematograaf laat toe, verbandhoudende gebeurtenissen, d.i. inhoudsvolle geschiedenissen af te beelden, maar zij breekt met de literaire traditie, met de heerschappij van het woord. Het woord wordt door het onmiddellik zichtbare feit vervangen.

Wordt hier een verschemering van het woord aangekondigd? Zal de kunst nog eens uit alle geschrijf verdwijnen?

Madame de Sévigné en haar tijdgenoten konden zich in haar brieven kunstig onderscheiden. Brieven waren toen belangrijke dingen; maar het

[pagina 151]
[p. 151]

dagblad heeft hun later het leven ontnomen. En wat tans nog bijv. in reisverhalen en aan het beschijvende woord wordt toevertrouwd, kan het niet sneller, onmiddelliker, en meer vertrouwbaar door de film worden voorgesteld?

De moderne artistieke zin wendt zich van het statiese naar het dinamiese, maar vooral zal hij de beschrijving aan de techniek hebben over te laten.

Het gaat hier niet om het afsterven van een behoefte maar om een splitsen en verbreden. Op het eerste gezicht schijnt het gebied van de woordkunst beperkt te zullen worden maar er heeft slechts een evolutie plaats. Reeds wordt de gewone lezer door de nieuwe mistiek van de jongste literatuur verschrikt. De exakte voorstelling daarentegen komt in de kinematograaf bewonderenswaardig tot haar recht.

De snelle verkeersmiddelen hebben de behoefte doen ontstaan om op de hoogte te komen met het uitzicht van alle landschappen en de manieren van alle leven. De bioskoop komt aan die behoefte tegemoet en helpt ze verder ontwikkelen. In de bioskoop geeft de loonarbeider zich rekenschap van het luxueuse leven in badplaatsen en nachtcafés, de dorpeling wordt het leven van grote steden en verre landen voorgespiegeld. Dat gebeurt tot nog toe meestal op grove en sentimentele wijze, omdat winstbejag de enige drijfveer is van de exploitanten. De epiese film, die niet op het prikkelen van een grove massa berekend is, moet en zijn vorm en zijn publiek nog vinden.

Bijv. wordt de stilte, die altijd hindert waar het oude toneel wordt nagevolgd, in een goede film een belangrijke factor. Von Hofmannsthal begreep dit toen hij ‘das fremde Mädchen’ voor Grete Wiesenthal samenstelde. De kinema beschikt over een onbegrensd en bliksemsnel wisselbaar dekorum en over duizend mogelikheden. Hij laat een booswicht of zijn slachtoffer vluchten over een hooggespannen touw tussen twee skyscrapers, voor een bewogen hemel met een rollende maan er in. Zijn artiesten zijn sportmen en akrobaten. Schouwburgbestuurders verbieden hun akteurs voor de kinema te spelen, daar ze dan spoedig tussen de schermen onbruikbaar worden; verscheiden kinosterren hebben nooit achter 't voetlicht gestaan. Ook door de noodzakelike voorliefde voor het lichamelik knappe zal een passende stijl zich mettertijd ontwikkelen.

 

Wanneer de oorlog heeft uitgewoed zal ook de kinema zich opnieuw en verder ontwikkelen. Daarbij kan dan heel wat worden overwogen, en zeker moet het bezoeken van de bioskoop, gelijk hij tegenwoordig wordt uitgebaat, niet onvoorwaardelik worden aangemoedigd, maar het zou onverantwoordelik zijn onkundig te blijven van het wezen van deze macht, die zoveel verder in het volksleven grijpt dan de oudere kultuurmachten. Men schijnt er zich in Vlaanderen bijv. bijna niet van bewust te zijn geweest, hoe in alle steden en dorpen door de films van Pathé en Gaumont doordringende propaganda werd gemaakt voor Frankrijk, zijn leger, zijn personaliteiten,

[pagina 152]
[p. 152]

zijn steden en zijn monumenten. De revue van de 14e Juli zagen we te Antwerpen door het publiek toejuichen, terwijl het strijkje de Marseillaise speelde, en daarna werd een sentimentele geschiedenis uit de Elzas vertoond. Ondertussen deden de eenvoudige toeschouwers hun best om de Franse teksten te ontsijferen.

Die dingen hebben een ver reikende invloed. Wanneer werken van Victor Hugo of van Daudet op het doek geworpen worden, gaan in de volksbibliotheken die romans van de ene hand in de andere. Hier strekt zich een ruime zaaigrond uit voor prakties flamingantisme.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken