Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Taalgids. Jaargang 7 (1865)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Taalgids. Jaargang 7
Afbeelding van De Taalgids. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Taalgids. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (14.18 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Taalgids. Jaargang 7

(1865)– [tijdschrift] Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende


auteur:


bron: L.A. te Winkel en J.A. van Dijk (red.), De Taalgids, Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der Nederlandsche taal, Zevende jaargang. C. van der Post Jr., Utrecht 1865.


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2002 dbnl  


DBNL vignet

VLIJM.

Onder de uit den vreemde ontleende woorden, waarin, gelijk in tapijt, venijn en andere, uit eene Latijnsche e bij ons eene ij ontstaan is, behoort ook vlijm. Ten tijde van Plantijn en Kiliaan had dit woord nog den i-klank, dien men vroeger doorgaans aan de Latijnsche e toekende; zij schreven: vliem, vlieme, vliemken, vliemen, vlieminge, vliemijser; en nog wordt het woord wel met ie uitgesproken door lieden, die ook iedel en iever zeggen, ofschoon zij in andere woorden, als ijs, mijn, zijn, rijden, de ij laten hooren.

Het instrumentje, dat vlijm heet, was in de middeleeuwen, toen men zich op gezette tijden liet aderlaten of koppen, gelijk nu het haar knippen, veel algemeener bekend dan thans het geval is. Geen wonder dus, dat de toen zoo populaire, maar lange Latijnsch-Grieksche naam phlebotomum (adersnijdend) in den mond van het volk verhaspeld en verkort werd. Moest paraveredus in ons paard veranderen, dan kan het niet bevreemden, dat phlebotomum (fliebotomum) in vliem overging. De verscheidenheid in de Oud- en Nieuwhoogduitsche vormen fliodima, fliedima, fliedma, fliedem, fliedme, fliede, fliete, flede,

[p. 30]

waarbij nog ons verouderde vlemme te voegen is, bewijst genoeg, dat men te doen had met een vreemd woord, welks vorm men uit de moedertaal niet kon verklaren, omdat het daarin geene stamverwanten had. De barbiers en kappers zullen er zelven wel niet vast op geweest zijn, laat staan het volk; de spelling fleubothomum, die men bij geletterden van die dagen aantreft, leert, hoe het bij de besten gesteld was.

De boven aangehaalde vormen toonen den weg, dien de verbastering gegaan is. Eerst verdween de b en ging de f als naar gewoonte in v, de th in d over: fliodema, fliëdema; de d assimileerde zich met de m in vliemme, vlieme, en verkortte, als men ze dubbel uitsprak, den voorafgaanden klinker in vlemme, op dezelfde wijze als wij bij eene vroegere gelegenheid (Taalgids, VI. blz. 292) bij lillik en kwallik voor leelijk en kwalijk, uit leedlijk en kwaadlijk, gezien hebben.

De vraag, of men vlijm heeft te schrijven of wel de oudere spelling vliem te behouden, wordt door de afleidingen vlijmen en doorvlijmen, gelijk men algemeen uitspreekt en schrijft, voldoende beslist. Men spreekt en leest van vlijmende smart, en van smart, die iemands hart doorvlijmt. Het zou niet raadzaam zijn de afleiding dezer woorden te verduisteren door het grondwoord vliem met ie te schrijven. Over de spelling vlemme zal wel niemand denken.

Vliem had voorheen nog andere beteekenissen, die nu vergeten zijn. De lansvormige gedaante der vlijm, die vroeger aan iedereen bekend was, en waarom zij thans doorgaans lancet (d.i. lansje) genoemd wordt, was oorzaak, dat de benaming op andere min of meer lancetvormige voorwerpen werd toegepast, te weten op korenaren en sommige smalle vinnen van visschen, gelijk Kiliaan ons leert.

Dat een korenaar iets van eene pluim heeft, en dat eene bijzondere soort van pluimen vlammen heeten, bewijst volstrekt niet - wat de Heer Beckering Vinckers (E-legie, blz. 73) wil - dat vliem, vlemme in de beteekenis van korenaar een ander woord is, uit ‘vlam, flamma, ontsproten.’ Vooreerst heeten niet alle pluimen vlammen, maar alleen die, welke ‘volkomen

[p. 31]

gelijk aan een gersteaar uit ballen of pompoenen opsteken.’ Ofschoon die pluimen op zich zelve al heel weinig op vlammen gelijken - wel niet meer dan gerstenaren - zoo zal men die benaming genoeg gerechtvaardigd vinden, wanneer men pompoen en pluim te zamen beschouwt, en daarin de niet zoo geheel mislukte voorstelling van een vlammende granaat ziet. De grenadiers dragen dan ook werkelijk nog dien oorspronkelijken vorm. Doch vlam, lat. flamma, zou in geen geval vlemme noch vlieme hebben kunnen opleveren. Van den overgang eener a in ie voor de lipletter m bestaat geen enkel voorbeeld; en de uitgang a van flamma moest juist het veranderen der a in e tegenhouden. Voor dien overgang wordt eene i of j in den uitgang vereischt; waar die ontbreekt, blijft de a. Dit blijkt onder andere duidelijk bij de vergelijking van vaan, goth. fana, met veen, goth. fani, van haan, goth. hana, met hen, ohd. hani, heni, e.a.

 

L.A. te Winkel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken