Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Taalgids. Jaargang 7 (1865)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Taalgids. Jaargang 7
Afbeelding van De Taalgids. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Taalgids. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (14.18 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Taalgids. Jaargang 7

(1865)– [tijdschrift] Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende


auteur:


bron: L.A. te Winkel en J.A. van Dijk (red.), De Taalgids, Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der Nederlandsche taal, Zevende jaargang. C. van der Post Jr., Utrecht 1865.


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2002 dbnl  


DBNL vignet

RENTJES.

Aan de noordzijde van het vroegere Sint-Janskerkhof te Sluis staan een viertal huisjes, die aan de Diaconie der Hervormde gemeente behooren, door behoeftige weduwen of oudjes bewoond worden en sedert eeuwen den naam dragen van de Rentjes; een' naam, die reeds menigeen, welke hem trachtte te verklaren (en daaronder behoorde ook steller

[p. 304]

dezes), wat hoofdbrekens gekost heeft. Werden de huisjes bewoond door renteniers, zoo sprak men, dan ware de verklaring spoedig gevonden; maar nu schijnt de naam bijna een spot voor de bewoners, en dat zal wel de bedoeling niet geweest zijn van de barmhartigheid der middeleeuwen. Kiliaan heeft het woord niet. Andere bronnen, dan enkele glossaria, kon ik niet raadplegen, en ook die gaven geen licht. Toch geloof ik, dat de weg tot eene bevredigende verklaring min of meer gevonden is: taalkundigen, meer vertrouwd met het Middelnederlandsch dan ik en voorzien van rijkere bronnen, mogen beslissen of ik mij daarin bedrieg.

In de Rekening van den Heiligen Geest [d.i. ‘den Armen’] in Onzer Vrouwen kerke te Sluis, loopende van Mei 1482 tot Mei 1484, vind ik onder de afdeeling: ‘Ervelike renten’ o.a. het volgende:

Diederic van den Walle, van wijlen 20 schell. grooten 's jaars, telken Mei en Martini op een huis en drie cameren daar bachten aan staande, enz., komende van Wouter den Grooten filius Gillis, heeft afgewonnen gezijn en voort verhuurd Adriaan Hoeze, den lijndraaier enz.

Deze huishuur wordt verantwoord in het hoofdstuk: ‘Ander ontfang van diverschen portien, als van huushueren, van vercoopinghe van huusen ende anders.’ Daar luidt het nu:

Eerst van Adriaan Hoeze, klokluider, die in hure heeft een huis, toebehoorende den voornoemden Heiligen Geest, enz. wijlen toebehoorende diederic van den walle, enz.

Van Jan Mostaert, die in hure bezeten heeft een van den tweeën bewoonde Rentkins, staande achter in de plaatse van den huize, voren verklaard, enz.

Van Luuc Reyghers, schipman, die bewoond gehad heeft een van den Rentkins, enz.

Hieruit zien wij, dat kameren gelijk gesteld wordt met rentkens, en dat het laatste woord in die beteekenis minstens vier eeuwen oud is. Dit bleek ons ten overvloede nog uit andere plaatsen. Ik vind in eene verweezing van het jaar 1490 het volgende: ‘Item nog een andre huus met vier

[p. 305]

cameren of rentkins daar bachten aan staande, komende aan de noordzijde van de Maagdestrate’ enz. Een veertig jaar later rekende men de bijvoeging van kameren niet meer noodig. In eene verweezing van 1529 luidt het: ‘Item nog drie rentkens, staande aan de noordzijde van den Zuiddijk, het een nevens 't ander’ enz. Uit het bovenstaande wordt ons ook duidelijk, dat er onderscheid bestond tusschen een huis en eene kamer of rentken,’ bedriegen wij ons niet geheel, dan hadden de kamers maar één woonvertrek, dat tevens tot keuken enz. diende: nu nog hebben de rentjes maar ééne kamer.

Maar niet alleen het woord rentjes, ook renthuizekens troffen wij aan. In het Register van passeeringen van schepenen van Sluis over den jare 1572 vinden wij een stuk, waarin zeker persoon gemachtigd wordt om te verschijnen voor schepenen der stad Brugge en aldaar zijne lastgevers te onterven in zeker perceel en ‘daarin te erven, halm en wettelijke gifte te geven Mr. Lieven Westerlink, kanunnik in Sint Douaas te Brugge,’ en wel in ‘een groot eestere, metten huusynghen daarbinnen ende met vijf steenen renthuusekens’ enz. gelegen binnen de stad Brugge. Hier heeft renthuisjes ongetwijfeld de beteekenis van: huisjes die verhuurd werden en wij vragen onwillekeurig: kan rentjes zelf oorspronkelijk die beteekenis gehad hebben, of ligt de oorsprong van dien naam wellicht dieper? - Hoe, vragen wij, kwam de Onze Vrouwekerk, òf de Heilige Geest in O. V.-kerk, of welke corporatie anders ook, in het bezit van die huisjes? - Zoo we 't buitendien niet reeds van elders wisten, onze eerste aanhaling zou 't ons genoegzaam verklaren: ze werden afgewonnen. Dit afwinnen geschiedde aldus: de kerken en de H Geest in die kerken, hadden op een groot getal huizen renten, door godvruchtige geloovigen bij hun overlijden ten voordeele van kerk of H.G. daarop bezet. De betaling dezer renten ging geregeld voort, zoolang de stad bloeide en zij dientengevolge wel bevolkt was: doch in tijden van duurte of oorlog geraakten eene menigte, vooral van die kleinere, armoedige kameren

[p. 306]

of huisjes onbewoond en bleef de rente natuurlijk achter. Dit duurde soms verscheidene jaren achtereen, tot de rente bijna zooveel bedroeg als het huisje waard was. Dan wendde zich de ontvanger van de kerk of van den H.G. tot de schepenen der stad met het verzoek, dat het vervallen of onbewoonde huis mocht verkocht worden, opdat hij op den verkoopprijs de verachterde renten verhalen konde. Dit geschiedde, en, in den regel, werd wijl niemand meer bood dan de som der verachterde renten bedroeg, de kerk of de H.G. de eigenaar van het verkochte huisje, en men zeide, dat dit afgewonnen was voor de verachterde renten: zulk een afgewonnen huis was het huis van Diederic van den Walle. Soms ook werd, wanneer de verachterde rente slechts over een paar jaar liep, het huis niet verkocht, maar bloot wettelijk in handen gesteld van den ontvanger der kerk, die het dan ten voordeele der kerk verhuurde, blijvende het eigendomsrecht van den onbekenden eigenaar daarbij onverlet. Dit noemde men niet eene afwinning, maar eene panding, en de dag waarop men panden zou, werd niet zelden met klokslag te voren bekend gemaakt. Wij laten hier ten overvloede eene acte van panding volgen:

Op den 28sten dag van Lauwe 1572 zoo compareerde voor Mr. Christiaan Lamot en Joos van der Strate, schepenen der stede van der Sluis, in de kerkstrate dezer stede, Joos Zoetaert, als ontvanger van Onzer-Vrouwenkerke, dewelke aldaar wettelijk pandde, ten behoeve van de voornoemde kerk, op de weduwe van Cozijn Manghelare, of op dengene die 't aan hem trekt, een huis en erve, staande binnen dezer stede enz., om daaraan te verhalen de som van vijf schellingen 's jaars, ten achter van de jaren 1570 en '71, daar de voornoemde ontvanger zijnen eed toe dede, en aldaar zoo was hem 't voorz. huis en erve wettelijk in handen gesteld over [voor] de voorz. verachterde rente, behoudens elk zijn recht. -

Nu is het, na deze uitweiding, ten slotte de vraag: Hebben de huisjes of kameren, welke door afwinning het eigendom

[p. 307]

werden van de kerk of van den H. Geest (later de Diaconie), hun' naam rentjes te danken aan de rente, die er aanvankelijk op gevestigd was en waardoor zij eindelijk het eigendom werden van kerk of den H.G.; of wel: hebben zij dien naam te danken aan den huurprijs (rente?, welke de kerk of de H.G. er van trok, nadat ze hun eigendom geworden waren? - Wij zouden, alles wèl overwogen, niet ongeneigd zijn, om de eerste vraag toestemmend te beantwoorden, en het daarvoor houden, dat het woord renthuisjes eerst later de beteekenis van huurhuisjes gekregen heeft. Is dit zoo, dan begroeten wij in de Rentjes te Sluis een viertal ‘cameren of rentkins,’ die door afwinning voor verachterde renten het eigendom geworden zijn van den H. Geest, hetzij in de Onze-Vrouwekerk, hetzij in de St. Janskerk.

Hier zouden we kunnen eindigen, zoo we niet nog met een enkel woord wilden spreken van de hierboven voorkomende uitdrukking: halm te geven: eene uitdrukking, die, wij waren herhaalde malen in de gelegenheid dit op te merken, velen vreemd voorkomt. Zij is een overblijfsel uit den tijd, toen men, ten teeken dat men van het eene of andere afstand deed of deze of gene bezitting aan anderen overdroeg, een' stroohalm wegwierp of overgaf. Zoo stond, om het gezegde met een enkel voorbeeld te bevestigen, gravin Margareta (7 Dec. 1354), door de overgifte van een' stroohalm aan haar' zoon Willem V. Holland en Zeeland hem als erfelijk goed af; en de weduwe van graaf Willem IV stiet de erfenis van haar gemaal met den voet (21 Oct. 1345) o.a. door het werpen van een' stroohalm voor de baar, en 59 jaar later handelde Margareta van Kleef niet anders, na den dood van haar gemaal Albrecht van Beieren.

 

Sluis, 16 Dec. 1865.

J.H. van Dale.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken