Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Taalgids. Jaargang 7 (1865)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Taalgids. Jaargang 7
Afbeelding van De Taalgids. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Taalgids. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (14.18 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Taalgids. Jaargang 7

(1865)– [tijdschrift] Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende


auteur:


bron: L.A. te Winkel en J.A. van Dijk (red.), De Taalgids, Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der Nederlandsche taal, Zevende jaargang. C. van der Post Jr., Utrecht 1865.


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2002 dbnl  


DBNL vignet

[p. 308]

BRIEVENBUS.

1. Zijpen, sijpelen.

In het Woordenboek der Ned. taal, door Dr. M. de Vries en Dr. L.A. te Winkel vind ik bl. 18 en 29 bij aal en aalt het werkwoord Sijpelt. Dit trok terstond mijne aandacht, daar ik vast geloofde, dat dit woord met eene z werd gespeld, en daaromtrent geen verschil bestond. Ik sloeg Bomhoff op en vond daar zijpelen. Kramers schrijft het evenzoo in zijn Nieuw Ned.-Kramers Woordenboek, waar hij zegt: zijpelen frequentatief van zijpen; en Dr. te Winkel heeft in het Woordenlijstje achter den 3den druk van De Ned. Spelling onder beknopte regels gebragt: Zijpen. Met de s vond ik zijpelen gespeld bij Tollens in zijn Wapenkreet in Maart 1815. Hij zingt:

 
Nog waren in het nachtelijk uur
 
De schimmen om in Woerdens muur,
 
En komen weêrwraak smeeken;
 
Nog sijpelt uit hun open wond
 
Het bloed des nachts de wijken rond…
 
Bij God! wij moeten 't wreken!

Daaruit moet ik opmaken, dat men hier zijpelen, elders weêr sijpelen zegt: welke uitspraak heeft men voor de goede te houden?

Zijpen, waarvan zijpelen het frequentatief is, wordt hier algemeen gehoord. Wellicht hebben de lezers van den Taalgids in het maandschrift Nederland van verleden jaar gelezen

[p. 309]

de schets uit liet Texelsche volksleven, getiteld: Maltentige NiesC̀£e. Daarin laat de scheepskaptein zijn' scheepsjongen midden op den weg de schoenen uittrekken, vervolgens op zijne kousen in de sloot stappen en daarna de schoenen weêr aantrekken en voortstappen: in zulk een geval nu zou een jongen hier zeggen: mijne voeten zijpen van de natte. Zoo zegt men dan ook van iemand die doornat is: hij zijpt van de natte, hij is zijpnat, gelijkstaande met: hij druipt van de natte, hij is druipnat. Het lijdt geen' twijfel of de uitspraak eischt hier in zijpen de z.

2. Delen.

Onder die woorden, in wier spelling ten gevolge van het aangenomen beginsel eene verandering moet plaatsgrijpen, behoort deel.(plank en dorschvloer), mv. delen, onderscheiden van deel (gedeelte), mv. deelen (Zie de Grondbeg. der Ned. spelling, 2e druk, § 80, bl. 47 en 48); waarom, leeren wij in § 96 van De Ned. spelling onder beknopte regels gebragt door Dr. L.A. te Winkel. Daar luidt het o.a. ‘De opene e is zacht in woorden, die in het HD. ie hebben: deel (plank, dorschvloer), HD. Diele, en in het Woordenlijstje vindt men: deel (plank of dorschvloer) delen, ohd. dil. Maar nu zegt een andere regel (§ 97): ‘De opene e is scherp in woorden, die in sommige provinciën nog met ei worden uitgesproken,’ Onder deze nu behoort het woord delen. Zij, die hier en in geheel Westelijk Zeeuwsch Vlaanderen in dit woord eene e laten hooren, gebruiken bepaald de scherpe e, en zij, die haar niet laten hooren (en hun getal is zeer groot) zeggen: deilen, dorsch-deilen. Wat meer is, zoo moet de uitspraak reeds voor eeuwen geweest zijn, want overal waar dit woord in de stadsrekeningen van Sluis uit de 15e eeuw voorkomt, vind ik het deylen gespeld. Wat mag nu wel de reden zijn, dat men reeds zoo vroeg, en nu nog deilen, deelen zegt, en delen nogtans de ware spelling schijnt?

[p. 310]

3. Teelen, teilen.

De aarden schotels, die men in Holland teilen, noemt heeten in Zeeland teelen. De uitspraak en de ei van teilen eischen in dit woord de scherpe e. Zou het niet nevens teilen een plaatsje verdienen in het Woordenboek der Nederlandsche taal? Mag het niet met kleen op ééne lijn geplaatst worden? (Zie: De Ned. spelling onder beknopte regels gebragt, § 97, de voorbeelden.)

4. Vliem, onvliem.

Met belangstelling heb ik in de eerste aflevering van dezen jaargang gelezen (bl. 29-31), wat door Dr. te Winkel geschreven is over het woord vlijm. De geleerde schrijver zegt, dat het ten tijde van Plantijn en Kiliaan nog den i-klank had, enz., en dat zij schreven: vliem, vlieme, enz. Zoo wordt het woord in Zeeland nog uitgesproken: niet met den klank der ij = ii, maar met dien, die de ie heeft in riem, dienen en dergelijke. Daarom spijt het ons, dat Dr. te Winkel geene vrijheid vindt, om in dit woord de ie toe te laten, die door de uitspraak van eenige eeuwen toch wel eenigzins gewettigd schijnt. Maar wat ik eigenlijk zeggen wilde, is dit. In deze streken (ik herinnerde 't mij uit mijne kinderjaren en een ingesteld onderzoek heeft het bevestigd) bestaan de bijv. naamw. vliem en onvliem, die ik te vergeefs in eenig woordenboek heb gezocht. Ze worden voornamelijk gehoord bij het koekhakken (koekkappen) op de kermis. Wanneer de knaap bij het doorhakken van een' koek, 't zij taailap of zoetekoek, wiens boven- en benedenvlak, gelijk bekend is, den vorm hebben van een' rechthoek (A B C D), uitgaande van A B, bij zijn' laatsten hak in A D of B C te land komt, al ware 't ook slechts een enkele streep beneden de hoekpunten C of D, zoo zegt men: ‘'t is onvliem,’ en

[p. 311]

hij verliest den koek, in het tegenovergestelde geval: ‘'t is vliem,’ en hij wint den koek.

Verder heeft men er mij opmerkzaam op gemaakt, dat men bij 't bloedlaten eener koe, b.v. zegt: ‘'t is onvliem,’ wanneer men met den eersten stoot van 't lancet geen bloed krijgt; in het tegenovergestelde geval heet het: ‘'t is vliem.’

Zouden vliem en onvliem beschouwd kunnen worden als bijv. n.; die alleen predicatief gebruikt worden?

 

Sluis, 19 Juli 1865.

J.H. van Dale.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken