Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Taalgids. Jaargang 9 (1867)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Taalgids. Jaargang 9
Afbeelding van De Taalgids. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Taalgids. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (14.47 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Taalgids. Jaargang 9

(1867)– [tijdschrift] Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende


auteur:


bron: L.A. te Winkel en J.A. van Dijk (red.), De Taalgids, Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der Nederlandsche taal, Negende jaargang. C. van der Post Jr., Utrecht 1867.


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2002 dbnl  


DBNL vignet

MAAR.

Bekend is de afleiding sedert Huydecoper gewoonlijk van dit woord gegeven, en na hem o.a. door J. Grimm, Halbertsma en De Vries voorgestaan, als zou het namelijk voor newaar ('t en ware) staan. Om haar aan te dringen beroept men zich dan tevens op de bekende verwisseling der m en w. Anders meent men zich de herkomst van dat voegwoord niet te kunnen verklaren. ‘Wie wäre auch sonst das maar zu deuten?’ vraagt Grimm (Gramm. III. S. 145), en voegt er bij: ‘von mêr, meer ist es bestimmt verschieden.’ Het komt mij echter voor, dat dat juist de vraag is, en dat, zoo goed als het Fransche mais, ook het Friesche mar, mer, het A. S. mara, mar, en 't Nederlandsche mer, maer niet anders dan dit bijvoegelijk n. w. van vergelijkenden trap is. Hoe zeker het zij, dat ne waer en waer, in den Karel de Gr., Ferguut, Walewein, Reinaert, Esopet, en elders, voor ten ware staan, en zich in later Nederlandsch met maar laten verklaren; de vereenzelviging van dit laatste woord met dat eerste is daarmeê nog volstrekt niet bewezen, en (mijns inziens) vrij wat minder waarschijnlijk dan die van maar en meer, voor welke ook het Fransche mais en het Nederlandsche nochtans (= nog dan) kan aangevoerd worden. Even als bij dit mais en nochtans, is ook bij maar (= meer) de tegenstellende werking uit de oorspronkelijk bevestigende en toegevende geboren. Op eene bij Clignett (bl. 193) uit Maerlant aangehaalde plaats lezen wij:

[p. 72]
 
Romulus die coninc fier
 
Maecte eerst den Kalendier,
 
Ende begonste in Marte sijn jaer;
 
Ne waer x maende, dat 's waer,
 
Maectine lanc ende nemmee,
 
Mar Pompejus deder toe twee.

We vinden hier beide uitdrukkingen, in den kennelijkst onderscheiden vorm, naast elkaâr, en zonder dat wel iemand ze met elkander verwarren of vereenzelvigen zou. Even als dit Hollandsche mar van Maerlant, vind ik op tal van plaatsen in mijne Verzameling van Prozastukken, mer gebruikt, waar het ook al even moeilijk uit ne waer of waer zou af te leiden vallen. Ik haal er eenige van aan:

bl. 116. metten wille haers herten en wassi niet ghewoenlijck den mensche mer Gode te suekene.

bl. 118. Si en ginc niet idelike doer de straten of huisen, mer als si moeste gaen‘ enz.

ald.: die cleederen deser maget en waren niet ghebroken, mer bleven alsoo als si se eerstwerven aendede.

bl. 275. S. Bernaerdus' begheerlijcheit en waert nauwe ghetoghen op eten; mer om die vrese van misdoene, so ginc hi ten eten als tot enen tormente.

Al heeft men nu ook, gelijk in de Handschriften van den Ferguut het geval was, het oude waer en ne waer later in maer en nemaer veranderd; al kan men voorts (gelijk boven werd opgemerkt) met ons tegenwoordig maar dit oude waer en newaer verklaren; zoo komt mij toch de gelijkheid van ons maer (vroeger mar, mer, en maer) met meer wel zoo natuurlijk voor, als die met waer en newaer. Huydecoper zelf haalde dan ook, in de breede aanteekening op zijn Melis Stoke (I. bl. 505 en volgg.), verschillende plaatsen aan, waar zich de uitdrukking maer dat minder goed door ten ware dat verklaren liet. Verg. bijv. beide volgende regels uit den Ferguut:

 
Keye seyde: ic en seit om gene sake,
 
Maer dat ic speelde metten knape;

dat wij ook heden nog even goed zouden kunnen verklaren

[p. 73]

met: ‘meer dat ('t was meer dat) ik speelde met den knaap’, als ‘maar ik speelde met den knaap’; zoodat, in dergelijke zinnen, maar en meer ook thans nog gelijke strekking en beteekenis hebben.

D. 26 April '67.

 

Van Vloten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken