Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal en Tongval. Jaargang 29 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 29
Afbeelding van Taal en Tongval. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal en Tongval. Jaargang 29

(1977)– [tijdschrift] Taal en Tongval–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

Late attestaties van een pronominaal -s i.p.v. -t in negatieve zinnen

Samenvatting

Het pronominale -s (i.p.v. -t) in negatieve zinnen is ook in de eerste helft van de 17de eeuw nog niet heel zeldzaam. Alle gevonden bewijsplaatsen zijn echter van Brabantse oorsprong: in kluchten, vooral in Huygens' Trijntje Cornelisz., gebruiken de Brabantse personages die -s nog wel, de Hollandse niet meer. Gevallen met -s komen bij de Antwerpenaar W. Ogier slechts sporadisch voor, en dan uitsluitend in zijn vroege werken. Die zinnen maken echter een gefossiliseerde indruk. Direkte samenhang met de aanwezigheid van de en-negatie kon niet worden gekonstateerd. De -s-vormen schijnen het langst voor te komen in S Vf A-hoofdzinnen. De allerlaatste sporen van -s vindt men geciteerd in het Antwerpsch Idioticon en in De Bonts Dialekt van Kempenland, waar echter onvermeld blijft, dat het daar uitsluitend om negatieve zinnen gaat.

 

In het Middelnederlands is een pronominaal -s in negatieve zinnen een vaak voorkomend verschijnsel. WeijnenGa naar voetnoot1 geeft daarover in zijn Schets de volgende bijzonderheden:

Dit kan oorspronkelijk zijn, maar ook is de oorzaak ten dele hierin te zoeken dat niet etymologisch een substantief is, [...]. Later, toen niet bijwoord was geworden, bleef die genitief behouden [...] en kwam deze genitief ook bij andere ontkennende bijwoorden voor [...]. Vanacker geeft het laatste voorbeeld van een verbinding van -es met niet uit 1560 (Vanacker, blz. 71).

Het blijkt echter dat er nog talrijke bewijzen zijn voor het voorkomen van die verbinding ná die tijd en alles wijst erop, dat men hierbij aan regionale faktoren moet denken.

In de kroniek van Godevaert van Haecht (Antwerpen, laatste kwart van de 16de eeuw)Ga naar voetnoot2 komen er talrijke gevallen voor, o.m.: ‘maer de

[pagina 70]
[p. 70]

heeren en woudens niet consenteren sonder consent vanden hove te hebben’ (I, 101). Daarmee vergelijkbaar is een positieve zin met -t: ‘... sal ickt de gemeijnte tot antwerpen wel doen concenteren’ (II, 164). Dat het gebruik van -s in negatieve zinnen echter niet meer konsekwent was, blijkt uit de volgende zin: ‘maer niemant en wildet hem concenteren’ (II, 163). Onzekerheid blijkt ook uit stapelvormen: ‘ick en hebts niet genomen’ (II, 60) en ‘de monicken die int clooster waeren en wistents niet te wijsen’ (I, 101). Dat dergelijke vormen ook elders (en vroeger) voorkwamen, bewijst een zin van Anna Bijns: ‘Ic en wilts niet excuseren’Ga naar voetnoot1.

Ook in het gedeelte van Van Haechts kroniek, in of na 1610 door zijn zoon overgeschreven, komen nog gevallen met genitiefs-s voor: ‘maer ick en geloofs niet’ en ‘soo en namen sijes niet’ (II, 323). Aan de datering hoeft men niet veel waarde te hechten: de tekst werd misschien woordelijk overgenomen uit het klad van 1575 (hoewel de spelling in elk geval wél gewijzigd werd.) Het tweede geval illustreert echter, dat men de genitief niet moet verklaren door aan te nemen, dat het werkwoord nog een genitief regeerde (de kontekst maakt ook een partitieve genitief weinig waarschijnlijk).

Er werden steekproeven gedaan om na te gaan, of de konstruktie ook nog in het 17de-eeuws voorkwam en zo ja, met welke verspreiding en in welke frekwentie. Omdat de konstruktie naar alle waarschijnlijkheid op de terugweg was, werd rekening gehouden met de mogelijkheid dat er een korrelatie zou bestaan met een ander element uit negatieve zinnen dat eveneens zijn kracht aan het verliezen was, nl. het ontkenningspartikel en.

In S. Costers Boere-clucht van Teeuwis de BoerGa naar voetnoot2 zijn er nog heel wat negatieve zinnen met en (hoewel de frekwentie van gevallen zonder en groter is). Bij beide types zijn er heel wat voorbeelden met -t, geen enkel met -s:

[pagina 71]
[p. 71]

vs. 310 datick het niet en wete
  403 Past dat yet niet en lieght
  389 maer je seltet niet lang onthouwen
  434 Maerje siet niet an

Crena de IonghGa naar voetnoot1 konstateert dat in Van Santens Lichte Wigger en Snappende Siitgen de en... niet-negatie zowel in de hoofd- als in de bijzin voorkomt en dat enkele ontkenningen in de minderheid zijn (par. 63). Bij de bespreking van het pronomen personale (par. 42) handelt hij niet over de 3de persoon onzijdig enkelvoud en bij het pronomen indefinitum evenmin over het. Uit de kluchten van Van Santen blijkt echter dat in negatieve zinnen uitsluitend -t voorkomt, nooit -s:

LW vs. 1354 ken kant niet swijghen voor jou
SS   575 wan sijt niet en dee
LW   1260 daer men 'tniet op en sou vertrouwen
LW   844 as wijt' niet te plomp maken

In Bredero's Spaanschen BrabanderGa naar voetnoot2 komen bij de Hollandssprekende personages uitsluitend -t-vormen voor; de negatieve zinnen bevatten soms en, hoewel niet heel dikwijls:

Robbeknol 930 O daar en hadjet niet
Byateris 1537 Ick soutje niet kennen uytstameren
Gier. Geer. 1651 Ic en rekent huer niet na

Bij de Antwerpenaar Jerolimo daarentegen komt in negatieve zinnen (al dan niet met en) 3 keer -t voor tegenover 2 keer -s:

vs. 907 noch hebt niet wesen koonen
  1464 ick kan 'tniet langher harden
  178 dament niet gheseggen en kan
  663 En breecks niet
  664 hij hads my niet ghestiert

In Hoofts WarenarGa naar voetnoot3 komen negatieve zinnen met en zonder en voor. De Amsterdamse personages gebruiken als objekt -t:

[pagina 72]
[p. 72]

Reym vs. 120 ick en sie't niet te klaren
Warnar 633 Wiljet niet doen
Rijkert 719 'kwed men't niet om een weldighe somme, koopt

Opvallend is een zin van de Antwerpse hofmeester Casper in een taalvorm, die bij Hooft voor Brabants moet doorgaan: ‘'kEn does niet ick ick, al sloeghdy my doot’ (vs. 508). Hierin is de -s-vorm zó prominent, dat het hervatte subjekt ick ick daardoor op de verkeerde plaats belandt. Men heeft altijd aanvaard, dat ick ick een Brabants (Antwerps) sjibbolet is, dat hier door Hooft uit onkunde verkeerd gebruikt is. Het ziet er echter naar uit, dat Hooft het gebruik van -s in een ontkennende zin eveneens als Brabants beschouwt en het met komische bedoeling hanteert.

Het is gebleken, dat Huygens een bijzonder goed taalwaarnemer was en dat de weergave van het Antwerps en het Zaans in zijn Trijntje Cornelisz.Ga naar voetnoot1 zeer akkuraat is. De Hollandse personages gebruiken daar altijd -t in een ontkennende zin, nl. Trijntje (7), Claes (1) en Kees (1); er is een en-negatie in 3 gevallen op 9:

vs. 1267 je soutet niet geloove
  987 Weet jy't niet
  1063 'ken kent niet langer harde
  1134 as 'tKees niet en dé
  1421 Ick weetet selver niet

Bij de Antwerpssprekenden echter komt meestal -s voor, nl. bij Francisco (in 4 gevallen op 6), bij Marie (6 keer op 7) en bij de klapperman (1). Alle gevallen worden hier geciteerd:

F. vs. 611 'Ken weets niet
F.   401 ken sachs me laeve noot
M.   785 'k En haddes nie begost
M.   590 Bloijen euyl, 'ken wils ou noch nies segge
M.   439 Hadoôr, ken wils niet hoire
Kl.   1010 'k En wistes nief vuer nou
M.   165 ghen kunnes niech gedencke
F.   302 Flus en verstond ick 's niet
F.   1394 hadd ick ick 's nie begost

[pagina 73]
[p. 73]

M. 234 Ouwe man, en hier, en aen de kôy // En weet ick icks niet eens?
M. 573-74 'ken heb ick sulcke puntje // Van doôg niet onderleet, 'ken heb icks in maij muntje // Wel draijmoôl overmunt en om en tom gewent
F. 404 Soo wel en kanset niet
F. 734 Zaij'ck'et niet wel, ghay spoick
M. 644 Had icket nie gedoôn, hay woôr al hallef doit

Op de 14 gevallen - telkens hoofdzinnen naar de vorm - zijn er dus slechts 3 met -et. In S Vf A-zinnen komt -s 7 keer op 7 voor, in A Vf S-zinnen 1 keer op 2. Een Vf S A-zin (vragend of hypotetisch) heeft 2 keer op 4 -s. Het overblijvende geval met -s komt voor in een S en Vf A-zin met beperkende waarde na een negatieve hoofdzin (vers 574): en is in dergelijke zinnen het enige negatieve element. Of de aanwezigheid van de en-negatie invloed heeft op de vorm van het pronomen blijft onzeker: en ontbreekt wel in 2 gevallen op 3 met -et, maar het betreft Vf S A-zinnen, waarbij en veel gemakkelijker achterwege blijft dan in mededelende hoofdzinnen. Niet alle gevallen zijn overtuigend: in de zinnen met begost en gedencke (vs. 785 en 165) kan de genitief ook het gevolg zijn van de rektie van het werkwoord. Bovendien komt de -s bij de Antwerpssprekenden ook voor, zij het zeer uitzonderlijk, in positieve zinnen: ‘En hay kans pertinent’ (vs. 385); en ‘Moôr woôr toe kans gediene, Soo veulderlay gerecht’ (vs. 364). Opmerkelijk is ook dat -s 1 keer op 7 voorkomt i.p.v. -t in nominatiefsfunktie na het Vf: ‘En haddes nie geweest om d'eer van ouw commissi, // En ouw schoon ooghskens, moŷ,... ick had ick duer gegoôn’ (F. vs. 1395-97). Hoe het ook zij, het verschil tussen Zaans- en Antwerpssprekenden wat het pronominale -s betreft, is duidelijk.

Aangezien dat -s in het 17de-eeuwse Antwerps blijkbaar nog frekwent, was, werd het werk van Willem Ogier onderzocht, wat de volgende resultaten opleverde: De Gramschap (1645) bevat 4 konstrukties met -s t.o. 11 met -t (het koeterwaals van de Sergiant werd buiten rekening gelaten, omdat -s-vormen daar op alle mogelijke plaatsen voorkomen, zelfs ter vervanging van werkwoordelijke -t-uitgangen); Haet en Nydt (1646) bevat er 4 met -s t.o. 19 met -t. In de werken die meer dan 30 jaar later geschreven werden, nl. De Traegheydt (1677), De Gierigheydt (1678) en Boere geck (1680) komen geen -s-vormen voor; -t-vormen verschijnen daar resp. 3, 5 en 5 keren in negatieve zinnen. Er schijnt geen korrelatie te zijn tussen de en-negatie enerzijds en de -s-vorm anderzijds, hoewel

[pagina 74]
[p. 74]

het bewezen is, dat en-negaties in het latere werk van Ogier veel minder talrijk zijn dan in zijn eerste werkenGa naar voetnoot1. De zinnen met -s zijn de volgende:

Gramschap vs. 458 maer k'en gheloofdens niet
  670 K'en weets niet
  873 Waerom en doede gij's niet
  1044 Och k'en weets niet
Haet en Nijdt 104 K'en weets niet
  110 s' En sals my niet segghen
  362 Ick en moeyes my nietGa naar voetnoot2
  604 En segget niet. / Waerom? / K'en sals // Niet connen hooren

Dat de -s-vorm reeds aan het verstenen was, blijkt uit het feit dat hij vooral frekwent was bij weten (een werkwoord, dat trouwens in de Nederlandse taalgeschiedenis bij de negatie óók opvalt, omdat het langer dan de meeste andere met enkel de en-negatie gebruikt kon worden). Tegenover de geciteerde voorbeelden staan er in het werk van Ogier ook vergelijkbare met -t:

Gramschap vs. 348 maer k'en geloof het niet
Haet en Nijdt 466 maer k'en wetet niet van deegh
  475 Ons Meysen sal het niet te lange connen swijgen

Op de 8 gevallen met -s zijn er 7 in een mededelende S Vf A-zin en 1 in een vraagzin. Op de 30 gevallen met -t daarentegen zijn er maar 12 in S Vf A-zinnen, verder 5 in bijzinnen, 4 in imperatiefzinnen, 9 in Vf S A-zinnen (nl. 5 vragende, 3 hypotetische en 1 koncessieve al-zin). Het ziet er dus naar uit, dat de -s-vorm langer in mededelende S Vf A-zinnen bewaard gebleven is (vgl. met Trijntje Cornelisz., waar 2 gevallen met -t in een Vf S A-zin staan en het derde in een A Vf S-zin).

Van De Gramschap en Haet en Nydt verscheen een Amsterdams plagiaatGa naar voetnoot3 waarbij de zuidelijke vormen door noordelijke kluchttaalvormen vervangen werden. Ook het pronominale -s bleef hierbij in de slag:

[pagina 75]
[p. 75]
Waarom doe jij't niet (vgl. Gr. 873)
Och ick weetet niet (vgl. Gr. 1044)
Ik weet 'et niet (vgl. Haet 104)
Sy seltme niet seggen (vgl. Haet 110)
Ey, segt het niet. / Waarom? / Ik sel // 't Niet kunnen hooren (vgl. Haet 604).

 

De korresponderende verzen voor de drie overige gevallen ontbreken.

Ook Pater Poirters schijnt de -s-vorm nog te gebruiken: ‘Hy en hoordens niet’; ‘'k sals niet doen’. Volgens RombautsGa naar voetnoot1 wordt die -s ‘hier als accusatief gebruikt onder invloed van de werkwoorden die eerst met den genitief en later met den accusatief gebruikt werden’. Hij wijst dus niet op de invloed van de negatie.

Het zoeken naar -s-vormen in Noordnederlandse 17de-eeuwse teksten bleef zonder resultaat; ook de Westvlaamse Gecroonde Leersse van Michiel de Swaen bevat uitsluitend -t-vormen. Alles wijst erop, dat de -s in de 17de eeuw vooral in Brabant verspreid was en dat er tegen het einde van de eeuw niet veel meer van overbleef: kluchten van de Lierenaar Cornelis de Bie, nl. die van de Bedroge Gierigheyt (1694) en Jan Goedthals (1716?) bevatten talrijke gevallen met -t, geen enkel met -s. In de 19de-eeuwse dialektverzameling van LeopoldGa naar voetnoot2 werden eveneens overal -t-vormen aangetroffen. In de Brusselse tekst ‘E konversose in e' gangske’ van J.A. van Droogenbroeck komt echter de volgende zin voor: ‘Ik en wils 't ni segge’. Bij wils staat een voetnoot: ‘waar die s

[pagina 76]
[p. 76]

van daan komt? Is 't het Duitsch ich will es?’. Het hoeft geen betoog, dat er hier van Duitse invloed geen sprake is; het gaat hier klaarblijkelijk om een stapelvorm met -s en -t, vergelijkbaar met die welke in de 16de eeuw reeds voorkwamen bij Anna Bijns en G. van Haecht.

In Brabantse dialekten schijnen er sporadisch nog sporen van -s voor te komen tot in de 20ste eeuw. Zo vermeldt De BontGa naar voetnoot1 bij de bespreking van de dubbele negatie, bestaande uit en en een andere ontkenning: ‘Ik en moeis me nie (een relikt ten onzent van de taal uit het laatst der vorige eeuw, nog bekend en wel eens enigszins komisch gebruikt) Ik bemoei me er niet mee; Ik en hébs nie Ik heb het niet; Ik en zíejt nie Ik zie het niet [...]. Deze soort ontkenning is stereotiep en relikt van oud taalgebruik’. De Bont bespreekt de genitief uit zijn eerste twee voorbeelden echter niet en doet het evenmin bij de voornaamwoorden. WeijnenGa naar voetnoot2 wijst evenmin op de vorm van het voornaamwoord.

Het Antwerpsch IdioticonGa naar voetnoot3 is het enige onderzochte werk waarin het gebruik van -s bij het voornaamwoord ter sprake komt. Dat gebeurt dan echter met een formulering die er duidelijk op wijst, dat de opstellers zich niet bewust waren van het verband met het negatieve element: ‘Es, voorwerp, hoort men in sommige streken in eenige uitdrukkingen. Ik weetes niet, ik en geloofes niet’. Andere voorbeelden worden niet gegeven. Opvallend is echter, dat het tweede geval ook nog de en-negatie bevat, die in deze dialekten uitzonderlijk geworden is, vooral in hoofdzinnen. Beide geciteerde gevallen liggen volledig in de lijn van de traditie: ze bevatten de werkwoorden weten en geloven, die blijkens de vroeger genoemde voorbeelden reeds in het 16de- en het 17de-eeuwse Nederlands vaker dan andere werkwoorden met het pronomen -s verbonden werden.

Yvette Stoops.

voetnoot1
A. Weijnen: Schets van de geschiedenis van de Nederlandse syntaxis. Van Gorcum. Assen, 1971, p. 41.
voetnoot2
Vgl. Y. Stoops: Zinsstrukturen en zinsfunkties in de ‘Waerachtighe Bescrijvinghe’ van Godevaert van Haecht (1546-1599). Onuitgegeven doctorsproofschrift, R.U.G., 1976, deel I, p. 169. De nummers achter de geciteerde voorbeelden verwijzen naar het deel en de bladzijde waar men ze kan terugvinden in de uitgave van Rob. van Roosbroeck: De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders. De Sikkel, Antwerpen, 1929-1933, 2 dln. De in dit artikel gebruikte spelling is die van het handschrift: Van Roosbroeck heeft de tekst nl. genormaliseerd, waarbij een -s soms in een -t veranderd werd.
voetnoot1
Geciteerd naar de uitgave van L. Roose: Anna Bijns - Refreinen. Antwerpen, 1949, p. 19.
voetnoot2
Geciteerd naar S. Costers Boere-clucht van Teeuwis de Boer, en men Juffer van Grevelinckhuysen. Ed. F.A. Stoett-N.C.H. Wijngaards. Thieme, Zutphen, Klass. Lett. Pantheon.
voetnoot1
Crena de Iongh: G.C. van Santen's Lichte Wigger en Snappende Siitgen. Zeventiende-eeuwse gesprekken in Delfts dialect. Van Gorcum, Assen, 1959.
voetnoot2
Geciteerd naar G.A. Brederoods Spaanschen Brabander Ierolimo. Ed. H. Prudon, Van Gorcum, Assen, 1968.
voetnoot3
Geciteerd naar P.C. Hooft: Warenar. Ed. A.A. Keersmaekers, Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1956. Klassieke Galerij113.
voetnoot1
Vgl. b.v. H.M. Hermkens: Bijdrage tot een hernieuwde studie van Constantijn Huygens' gedichten. Thoben, Nijmegen, 1964. De tekst wordt hier geciteerd naar de uitgave van Huygens' Koren-bloemen van 1658. De nummering is die van Eymaels uitgave.
voetnoot1
Vgl. Y. Stoops: ‘Iets over de dubbele ontkenning bij Willem Ogier’. Taal en Tongval, XXIII, p. 142-152. Er werd geciteerd naar de Antwerpse uitgave van De seven hooftsonden van 1715, eigen nummering.
voetnoot2
Moeijen kan volgens het WNT IX, 951, gebruikt worden met een genitief, een accusatief of met het voorzetsel met. Het geval is dus niet zo overtuigend als de andere. Vgl. deze zin met die van De Bont verder op p. 76.
voetnoot3
Volgens A.A. Keersmaekers is de verhollandsing het werk van Jacobus Stammers (zie: Guilliam Ogier, De gramschap. De Sikkel, Antwerpen 1955). Haet en Nydt en De Gramschap werden blijkbaar herhaaldelijk in Amsterdam (en daarbuiten) opgevoerd tussen 1665 en 1738. Er verschenen ook een aantal (anonieme) uitgaven. Voor dit artikel werden geraadpleegd: Haat en nydt; kluchtswys op d'Amsterdamsche schouwburg vertoont. Wwe G. de Groot, Amsterdam, 1699 en De moetwillige bootsgezel; kluchtspel. J. Lescailje, Amsterdam 1672. Over het taalverschil tussen de tekst van Ogier en het plagiaat van Haet en Nydt verscheen een artikel van P. Hijmans: ‘Een Hollandse navolger van Willem Ogier’ in TNTL, vol. 68 (1951-52), p. 195-207. Hijmans maakt echter geen melding van de vervanging van -s door -t.
voetnoot1
J. Salsmans en E. Rombauts: A. Poirters. Het masker van de wereldt afgetrocken. Oisterwijk, 1935. Zie de ‘Taalkundige aanteekeningen’ door E. Rombauts, p. 9. Voor hun uitgave zijn deze auteurs uitgegaan van de zevende druk (1650?). Ten minste drie andere drukken hebben echter hy en hoordense niet i.p.v. hy en hoordens niet.
voetnoot2
J.A. Leopold en L. Leopold: Van de Schelde tot de Weichsel - Nederduitsche dialecten in dicht en ondicht. Wolters, Groningen, 1882, 2 dln. Zie deel I, p. 44.
voetnoot1
A.P. de Bont: Dialekt van Kempenland. Deel I. Klank- en vormleer en enige syntaktische bijzonderheden. Van Gorcum, Assen, 1962, par. 465, p. 464.
voetnoot2
A. Weijnen: Nederlandse Dialectkunde. Van Gorcum, Assen, 1958, p. 212.
voetnoot3
P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Gent, 1899-1903, deel I, p. 69.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Yvette Stoops


taalkunde

  • Vormen (morfologie)

  • Historische taalkunde

  • Zinnen (syntaxis)