Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal en Tongval. Jaargang 33 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 33
Afbeelding van Taal en Tongval. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.32 MB)

Scans (9.41 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal en Tongval. Jaargang 33

(1981)– [tijdschrift] Taal en Tongval–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]

Westvlaamse expansie en standaardizering: een sociolinguistische benadering

0. Uitgangspunt

Taalvariatie is een verschijnsel met verschillende dimensies: een horizontale of geografische, een vertikale of sociologische, en een diachrone.

De belangstelling van sociolinguisten voor de vertikale, sociologisch bepaalde variatie, is een onmiskenbaar feit; er wordt echter beduidend minder gewerkt met horizontale en diachrone variatie. De eerste soort wordt beschouwd als het min of meer eksklusieve terrein van dialektologen; diachrone variatie, als die al systematisch door sociolinguisten bestudeerd wordt, krijgt vaak de status van een soort (onvermijdelijk) aanhangsel van de vertikale variatie, die de diachrone gedeeltelijk weerspiegelt. Af en toe wordt afgeweken van die stelling en wordt van het omgekeerde standpunt uitgegaan: een taalveranderingsmodel krijgt dan een sociolinguistische dimensie. In een dergelijk model krijgt de ‘zuiver linguistische’ komponent doorgaans een groter aandeel toegewezen dan in onderzoeken die tot de vertikale dimensie beperkt blijven.

In ons onderzoek zijn we nog een stap verder gegaan: we hebben ons toegespitst op de vertikale en diachrone dimensie en hebben de horizontale er gedeeltelijk bij betrokken. Het werd een sociolinguistisch onderzoek naar taalverandering in een dialekt, met referentie aan het taallandschap waarin dit dialekt zich bevindt.

Taalverandering grijpt voortdurend plaats; vooral in Vlaanderen, waar zich een versneld standaardizeringsproces aan het afspelen is, wordt men er voortdurend mee gekonfronteerd.

In bepaalde gebieden is taalverandering evenwel gemakkelijker te onderzoeken dan in andere. Steden bijvoorbeeld, waar standaardizering vlugger gebeurt dan op het platteland, of overgangsgebieden tussen verschillende dialekt(groep)en, zijn ‘taalgebieden in beweging’, waar naast interne taalveranderingen ook en vooral verandering door beïnvloeding van buitenaf te bespeuren is. We hebben uiteindelijk voor een overgangsgebied gekozen.

[pagina 53]
[p. 53]

In de keuze van het gebied hebben we ons laten leiden door Devos (1981), die tijdens haar leksikologische onderzoekingen de indruk had gekregen dat in een klein gebied in West-Vlaanderen het overwegend Oostvlaamse klanksysteem van de oudere bevolking vervangen werd door een meer Westvlaams aandoend systeem bij de jongere bevolking.

Volgens haar hoeven de verschuivingen in uitspraak die ze noteerde in Otegem (O 180) en Bellegem (N 145) niet noodzakelijk uitingen te zijn van een regelrechte Westvlaamse opmars omdat het steeds gaat over veranderingen in de richting van de standaardtaal. Toch vond ze enkele leksikologische argumenten om een indringing van het Westvlaams te vermoeden. Haar besluit was dat een systematisch onderzoek hier meer klaarheid zou kunnen brengen, iets wat we met ons onderzoek proberen te doen.

Het door Devos bedoelde gebied ligt in het zuidelijk gedeelte van het overgangsgebied tussen Oost- en Westvlaams (Brou-Vandenheuvel, 1911). De belangrijkste isoglossenbundel die het Oostvlaams van het Westvlaams scheidt loopt van zuid naar noord ten oosten van Rollegem (N 146), Bellegem (N 145), Zwevegem (O 179), Harelbeke (N 91) en Desselgem (O 79), waar hij de Leie oversteekt en verder naar het noorden loopt. Het voor ons onderzoek interessante gebied wordt ten westen begrensd door deze isoglossenbundel, ten noorden door de Leie, ten oosten door de provinciegrens, die hier voor een deel de Schelde volgt en ten zuiden door het Franse taalgebied. Op te merken valt dat het hele gebied tot de provincie West-Vlaanderen behoort, maar dat de dialekten ervan overwegend Oostvlaamse kenmerken vertonen. De bevolking voelt zich echter Westvlaams en meent Westvlaams te spreken.

1. Achtergrondinformatie

1.1. De keuze van Waarmaarde (O 185)

Van de dorpen in dit overgangsgebied hebben we uiteindelijk Waarmaarde gekozen; een klein dorp (627 inwoners in 1975) in een overwegend ruraal gebied, op de oostelijke rand van de overgangszone. Het dorp is nu gefusioneerd met Avelgem. Sociaal, ekonomisch en administratief is Waarmaarde op Avelgem (overgangsgebied) en Kortrijk (Westvlaams) afgestemd.

 

De keuze werd voornamelijk door drie overwegingen beïnvloed:

-de resultaten van verkennende bandopnemingen;
[pagina 54]
[p. 54]
-aangezien Waarmaarde op de oostelijke rand van het overgangsgebied ligt is Westvlaamse invloed, indien aangetroffen, zeer krachtig. We kunnen die invloed dan a fortiori veronderstellen in de dorpen tussen Waarmaarde en de belangrijkste isoglossenbundel die Oostvlaams van Westvlaams scheidt. Overname van Westvlaamse elementen moet dan niet louter door geografische maar ook door prestige argumenten verklaard worden;
-in Waarmaarde konden we rekenen op de onvervangbare hulp van Mevr. Platteau, echtgenote van de vroegere burgemeester, bij het kategoriseren van en het kontakt leggen met de informanten.

1.2. Sociale parameters

Hoewel in de sociolinguistische literatuur aanwijzingen bestaan omtrent het belang van sekseverschillen bij taalgedrag, hebben wij, om het onderzoek binnen een relatief korte tijdsspanne af te kunnen ronden, alleen de parameters leeftijd en sociale klasse behouden.

We hebben drie leeftijdsgroepen onderscheiden: jong (20 tot 30 jaar), midden (40 tot 50 jaar) en oud (meer dan 60 jaar). Bovendien werden in iedere leeftijdskategorie boeren, arbeiders en bedienden opgenomen, zowat de belangrijkste sociale kategorieën die in Waarmaarde te vinden zijn (er is bijvoorbeeld geen middenstand van enige betekenis). Er werd naar gestreefd om voor elk van de 9 cellen die aldus ontstonden, twee informanten te vinden. Alle informanten waren vrouwen. Aanvankelijk hadden we een parameter ‘buitenshuis werken of niet’ in overweging genomen, maar dat bleek onhoudbaar te zijn. De meeste vrouwen hadden wel buitenshuis gewerkt tot de geboorte van het eerste kind, maar waren daarna thuisgebleven. Voor boeren was deze parameter helemaal irrelevant. Er werd vanzelfsprekend op gelet dat alle informanten het grootste deel van hun leven (en zeker hun kinderjaren) in Waarmaarde hadden doorgebracht. Alle zegslieden verklaarden trouwens Waarmaards te spreken.

Bij het invullen van de 9 cellen rezen zoals gewoonlijk bij dergelijk onderzoek al vlug heel wat problemen van praktische aard. Door de inlichtingen van Mevrouw Platteau bleek dat het moeilijk was om bepaalde informanten in de gepaste sociale klasse in te delen.

Bij de oudere bevolking kwam dit probleem niet zoveel voor. Die vrouwen behoren nog tot een homogene, overwegend agrarische bevolking waar het onderscheid tussen landbouwmilieu, arbeidersmilieu en bediendenmilieu nog duidelijk is. Bij de groep jonger dan 50 jaar echter

[pagina 55]
[p. 55]

zijn door de stijgende industrialisering, de achteruitgang van de landbouw, de hogere skolariteit en de grotere mobiliteit belangrijke verschuivingen gebeurd naar een nivellering van de standen toe. Vele arbeidsters en bedienden waren afkomstig uit de landbouwstand. Men kan dan ook verwachten dat hun taal daardoor beïnvloed wordt. In alle twijfelgevallen hebben wij vertrouwd op het oordeelsvermogen van Mevrouw Platteau, die de Waarmaardse bevolking grondig kent.

Ons oorspronkelijk raster kon niet volledig opgevuld worden. Er werd maar één informant gevonden in de kategorie jong/landbouwstand en één in de kategorie oud/bediendenstand, wat de hierboven geschetste evolutie wel treffend illustreert. Aan de andere kant hebben we voor de middelste leeftijdsgroep één informante meer kunnen ondervragen dan voorzien, zodat er ten slotte 17 informanten in het onderzoek betrokken zijn.

1.3. Linguistische items

Bij het bepalen van de linguistische items hebben we ons beperkt tot fonetische verschijnselen, wegens de vrij uitgebreide literatuur die daarover beschikbaar is. Daardoor was ook vergelijking met bestaand materiaal mogelijk. We maakten vooral gebruik van de klankkaarten van Brou-Vandenheuvel (1911) en Taeldeman (1979). We onderzochten 43 fonetische verschijnselen, waarvan de meeste gebruikt worden als kriteria om Oost- en Westvlaams te scheiden. Per isoglosse werd nagegaan of de informant het westelijk dan wel het oostelijk alternatief gebruikte.

Omdat een fonetisch onderzoek van op band opgenomen vrije gesprekken te veel tijd zou vergen, werden de 43 fonetische variabelen in 49 woorden ingebed en op een lijst samengebracht, die we op twee verschillende manieren opgevraagd hebben. Eerst werd door middel van een omschrijving de dialektuitspraak ontlokt; daarna werd bewust een formele situatie gekreeërd door de informant de 49 woorden in zo goed mogelijk Nederlands te laten voorlezen.

2. Resultaten

2.1. Geen variatie

Een groot aantal woorden bleek vrij stabiel te zijn en geen of minimale variatie te vertonen. Het warenGa naar voetnoot1: zee iə (O), groot yə (O), ziek i.

[pagina 56]
[p. 56]

(W), voet u▴ (W), rijp ɛ▴(i) (O), wijf ɛ▴(i) (O), hout ʊu (O), boter o▴ (O), drinken ɪ (O), dikke ɪə (O), warm ʊə (O), plein n (O), zes jaar sj (O), loopt y▴ə (O), naaien j (W), kuip œ▴(i) (O), klein ɪə (W), op ɪ (W), geweest e▴ (O), zuur yː (O), bakken ɑ (W), pint ɪ (W), paard ɪ (W), doek əu (W; eiland), ovens is (W; eiland), groeien j (W), duwen j (W; eiland), darm ʊə (O), trap is p, mensen s (O), zorgen ɔ (W), snijden ɛ▴(i) (O), brouwerij i (W), schuw œ▴j (W), schenken ɪ (O).

De vormen die we als antwoord kregen stemmen overeen met Brou-VandenheuvelGa naar voetnoot1 en Taeldeman, behalve pint, paard en snijden. Volgens T 8Ga naar voetnoot2 ligt Waarmaarde voor pint midden in een diftongeringsgebied. De unanimiteit van onze informanten biedt echter voldoende argumenten om de juistheid van de isoglosse te betwijfelen. Het feit dat zelfs de oudere informanten zonder uitzondering pmt zeggen, sluit ook de mogelijkheid van een recente klankverandering uit.

Voor paard vinden wij een totaal ander beeld dan op grond van T 14 (W: pɛ▴rt, O: piərt) verwacht kon worden. Heel Waarmaarde zegt pɪrt.

Volgens T 26 ligt Waarmaarde in een gebied waar blij en snijden hetzelfde vokalisme (met name i) hebben. Onze resultaten tonen een ander vokalisme voor snijden ɛ▴(i) dan voor blij (gemengd ɛi en i).

2.2. Variatie

2.2.1. Realisatie van de Nederlandse sch in anlaut

Volgens Verstegen (1941) en T 45 ligt Waarmaarde op de oostelijke rand van het zuidoostelijk Westvlaams gebied met [sk]-realisering van Nederlandse sch in anlaut. Verstegen noteerde evenwel reeds in 1941 zowel sk als sΧ voor Otegem (O 180), Heestert (O 186) en Avelgem (O 187), dorpen uit hetzelfde overgangsgebied als dat waartoe Waarmaarde behoort. Ons materiaal lijkt erop te wijzen dat sΧ de oudste vorm is in dit gebied.

In onze lijst bevonden zich 4 woorden met sch (school, schuw, schenken, misschien)Ga naar voetnoot3.

De variatie is vrij systematisch en wordt dat nog meer als we de AN-uitspraak in de bespreking betrekken.

[pagina 57]
[p. 57]

Tabel I
Realisatie van de Nederlandse sch in dialekt en A.N.

Dialekt
proefpers. 1 2 3 4 5
school k k k k .
schuw ? k k k .
schenk . k k k .
misschien . k . k k
  bo ar be
  jong

Dialekt
proefpers. 6 7 8 9 10 11 12
school ? k ? k k . ?
schuw . k ? k . . .
schenk . k . k k ? ?
misschien . . ? k . . k
  bo ar be
  midden

Dialekt
proefpers. 13 14 15 16 17
school . . . . .
schuw . - . - .
schenk . - k . .
misschien . . . . .
  bo ar be
  oud

A.N.
proefpers. 1 2 3 4 5
school . . k . .
schuw . . k . .
schenk . . k . .
misschien . . k . .
  bo ar be
  jong

A.N.
proefpers. 6 7 8 9 10 11 12
school k k . k . . k
schuw . k . k . . k
schenk . k . k . . k
misschien . k k k . . k
  bo ar be
  midden

A.N.
proefpers. 13 14 15 16 17
school . . . k k
schuw . . . - k
schenk . k . . k
misschien k k k k k
  bo ar be
  oud

BO = boeren; AR = arbeiders; BE = bedienden. k = sk;. = sΧ;? = zowel sk als sΧ.

[pagina 58]
[p. 58]

Van de 11 sk-realisaties in de oudere groep komen er 10 in de AN-situatie voor, slechts 1 in de dialektsituatie. Bij de jongere groep is het omgekeerd: van de 17 sk komen er 13 in dialektsituaties voor, slechts 4 in de AN-situatie, en dan nog alle bij dezelfde spreekster.

De sΧ-realisaties overheersen bij de oude groep (25 maal, waarvan 16 keer in het dialekt, 9 in het AN). Bij de jonge groep is het ook hier omgekeerd: op een totaal van 22 sΧ, 16 in AN-situaties, 6 in dialekt.

Bij de middengroep is de verhouding sk/sΧ met dialekt / AN als kriterium minder duidelijk; zij is klaarblijkelijk idiolektisch bepaald: proefpersonen 6, 8 en 11 hebben nagenoeg altijd sΧ, en 7 en 9 vrijwel uitsluitend sk. Bij deze groep vinden we ook de meeste twijfelgevallen (7).

In het dialekt is sΧ duidelijk de plaats aan het ruimen voor sk. In een AN-situatie echter menen de oudere sprekers dat het voor hen eksogene sk beter is dan endogeen sΧ; de jongeren, die in het dialekt sk prefereren, gebruiken sΧ in het AN.

In Waarmaarde lijkt zich een proces af te spelen dat Koefoed (1978) als typisch beschouwt voor eksterne taalverandering (i.e. taalverandering door beïnvloeding van buitenaf). De verandering treedt eerst op in formele situaties, de AN-situaties bij de oudere groep. Bij de middengroep begint de taalverandering al in de informele dialektsituaties door te dringen, maar de adaptatie gaat daar gepaard met veel onzekerheid. Het proces is ten slotte bijna voltooid bij de jongeren, waar sk tot endogene vorm is bevorderd en in de dialektsituaties dubbel zoveel voorkomt als sΧ.

Op te merken valt ook nog dat het aantal sk's bij de arbeidsters gevoelig hoger ligt dan bij de andere standen, waar ook de meeste twijfelgevallen voorkomen.

 

2.2.2. Minder duidelijk gevarieerd

 

De andere woorden met variabele uitspraak vormen een veel minder duidelijk patroon dan de woorden met sk/sΧ. AN-opvraging bracht hier weinig of geen verandering in zodat we die gegevens niet in onze bespreking betrekken.

We behandelen hier schematisch de meest opvallende verschijnselen. Voor meer details verwijzen wij naar de tabel.

 

a) Baard, zaad. Voor deze items ligt Waarmaarde ten oosten van de isoglosse: westelijk ʊə, oostelijk oə (baard: T 15, zaad: T 13). Voor baard is ʊə bij alle leeftijdsgroepen overheersend; bij de oudste groep

[pagina 59]
[p. 59]

Tabel II
Realisatie van 12 vokalen in het dialekt

proefpers. 1 2 3 4 5
blij i i ɛi i i
gedronken ɔ ɔ ɔ ɔ ɔ
baard ʊə ʊə ʊə oə ʊə
zaad oə ʊə ʊə oə ʊə
werk ɛ ɛ ɛ ɪə ɪ
put ʌ ʌə ʌə ʌ ʌə
liggen ɪ̃ ɪh ɪh ɪ̃ ɪ̃
brengen ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃
hooi uj/ø uj uj/ø uj ø
trouw ʊu ʊu ʊu ʊu ʊu
bouwen ɔu ɔu ɔu ɔu ɔu
nieuwe w w w w v
  bo ar be
  jong

proefpers. 6 7 8 9 10 11 12
blij ɛi/i i ɛi i ɛi i/ɛi ɛi
gedronken ɔ u˕ ɔ u ɔ ɔ ɔ
baard ʊə ʊə ʊə ʊə oə ʊə ʊə
zaad oə ʊə oə oə oə oə ʊoə
werk ɪ ɪə ɪə ɪə ɪə ɪ ɛ
put ʌə ʌ ʌə ʌə ʌə ʌ ʌə/ʌ
liggen ɪ̃/ɪh ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃/ɪh
brengen ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪŋ ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃
hooi ø uj uj uj ø ø uj
trouw ʊu ʊu ʊu ʊu ʊu/au au ʊu
bouwen ɔu au ɔu ɔu au au/ɔu ʊw
nieuwe v w w v v v w
  bo ar be
  midden

proefpers. 13 14 15 16 17 W O
blij i i i i/ɛi ɛi i ɛi
gedronken ɔ o˔ ɔ o˔ ɔ u ɔ
baard oə ʊ˔ə o˕ə ʊ˔ə ʊə ʊə oə
zaad oə ʊə oə oə oə oə ʊə
werk ɪə ɪə ɪə ɪə ɪə ɛ ɪə
put ʌə ʌə ʌə ʌə ʌə ʌ ʌə
liggen ɪ̃ ɪ̃ ɪh ɪ̃/ɪh ɪ̃ ɪh ɪ̃
brengen ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪ̃ ɪŋ ɪŋ ɪ̃
hooi uj/ø ø uj ø uj uj ø
trouw æu ʊu/au ʊu au ʊu ʊu au
bouwen æw au æu au ʊw ɔu au
nieuwe v v w v w w v/w
  bo ar be  
  oud  

BO = boeren; AR = arbeiders; BE = bedienden.

W = variant westelijk van de isoglosse.

O = variant oostelijk van de isoglosse.

[pagina 60]
[p. 60]

toch tweemaal oə. Voor zaad neemt de overheersende oə uitspraak af van oud naar jong ten voordele van ʊə.

 

b) Put, werk. Waarmaarde ligt ten oosten van de isoglosse: westelijk ʌ, oostelijk ʌə en óp de isoglosse westelijk ɛ, oostelijk ɪə (T 10 en T 4). De oudste leeftijdsgroep heeft steeds de diftongische uitspraak. Het aantal realisaties met diftongisch karakter neemt af van oud naar jong terwijl de klinker in werk ook opener wordt uitgesproken door de jongere groep. (In dikke (T 7) vonden we altijd ɪə, in pint (T 8) altijd ɪ.)

 

c) Nieuwe. Voor de realisatie van w in nieuwe ligt Waarmaarde ten oosten van de isoglosse: westelijk w, oostelijk (klein gebied) v (T 55). Het aantal v realisaties neemt ook hier af van oud naar jong.

 

d) Bouwen, trouw. Volgens T 29 ligt Waarmaarde voor deze vokaal in het uiterste oosten van een au eiland tussen twee ɔu gebieden. Uit tabel II blijkt een duidelijke verschuiving van oud naar jong in de richting van de ɔu.

 

e) Blij. Er valt weinig regelmaat te vinden in de variatie die voor blij aanwezig is. Waarmaarde ligt voor deze klank precies op de isoglosse: westelijk i, oostelijk ɛi (cf. Brou-Vandenheuvel). Hetzelfde is het geval voor de auslaut-ij in brouwerij. Hier vonden we echter geen spoor van variatie. Het diffuse beeld voor blij geeft dus wel te denken. Een onderzoek naar het ij-vokalisme in verschillende soorten auslaut en toegespitst op een aantal dorpen uit de overgangszone zou hier interessant kunnen zijn.

 

f) Hooi. Ook hier komen zowel de westelijke variant uj als de oostelijke ø (j) voor in iedere leeftijdsgroep (T 21). De jongeren realiseren echter meer de westelijke variant dan de oostelijke, terwijl voor de ouderen het omgekeerde het geval is; iets wat door uitlatingen van zegslieden over dat woord bevestigd werd.

3. Konklusies

De gekonstateerde verschuivingen hingen vooral samen met de parameter ‘leeftijd’, hoewel, globaal genomen, boeren minder geneigd waren tot taalvernieuwing dan de andere standen. We zien dat het oorspronkelijke dialekt van de oude bevolkingslaag vervangen wordt door meer westelijke varianten (zie baard, zaad, werk, put, nieuwe, hooi, minder duidelijk bouwen en trouw) bij de jongeren. Elke verschuiving is tegelijk ook een verschuiving naar het A.N. toe (behalve sΧ naar sk).

[pagina 61]
[p. 61]

Het is interessant te zien hoe dit dialekt zich, bij het standaardizeringsproces dat zich in heel Vlaanderen voltrekt, niet richt naar de A.N.-norm zelf maar naar de nabijgelegen, in deze streek meer prestigieuze, Westvlaamse dialekten, voor zover die dialekten de A.N.-norm benaderen.

De enige uitzondering op deze tendens lijkt de verschuiving oud sΧ naar jong sk te zijn. Hier verschuift een klank naar het Westvlaams toe maar van het A.N. weg. Deze verschuiving hoeft echter niet noodzakelijk in tegenspraak te zijn met onze hypothese ‘standaardizering indien ook verwestvlaamsing’. Bij de oudere generatie kan voor de indringing van sk gedacht worden aan een vrij normaal imiteren van een prestigegeladen vorm in formele situaties. De aantrekkelijkheid van sk i.p.v. sΧ in het dialekt van de jonge groep kan verklaard worden door het feit dat de dialektgemeenschap haar eigenheid tracht te beschermen tegenover de A.N.-norm door middel van een, relatief beperkt, aantal duidelijke verschillen met het A.N. De hardnekkige əu-uitspraak in doek, ploeg enz. en de is in ovens zijn daar voorbeelden van.

Een faktor die de aanwezigheid van taalverandering bij alle onderzochte klanken beïnvloedt is de afstand van Waarmaarde ten opzichte van de isoglosse in kwestie. Bij de klanken waarvan de isoglosse ten minste twee dorpen van Waarmaarde verwijderd is, is er geen variatie. Bij de items waarvan de isoglosse minder dan twee dorpen van Waarmaarde verwijderd is, zijn er 4 van de 13 gevarieerd (put, nieuwe, baard, zaad); waar de isoglosse vlak bij Waarmaarde loopt zijn er 4 van de 9 gevarieerd (werk, blij, bouwen/trouw, hooi).

Ons onderzoek heeft het vermoeden van Devos ‘Verwestvlaamsing gaat samen met standaardizering’ bevestigd. Dat een dialekt de standaardizering in een ander dialekt kan ‘sturen’ opent aantrekkelijke horizonten voor verder sociolinguistisch onderzoek. We hopen ook te hebben aangetoond dat dialektologie, waarvan de feesteling Prof. Vanacker een van de belangrijkste stimulatoren is geweest, en sociolinguistiek op gelukkige wijze samen kunnen gaan.

 

Gent, januari 1981

Hilde Dewulf,

 

Jacques Van Keymeulen,

 

Francine Verstraete.

[pagina 62]
[p. 62]

Bibliografie

Brou, E. en Vandenheuvel, J. (1911), De topografische grens tussen het Oost- en Westvlaamsch dialect (onuitgegeven).
Devos, M. (1980), Westvlaamse expansie? Een veldbericht, Taal en Tongval, XXXII, p. 225-229.
Koefoed, G.A.T. (1978), Taalverandering in het licht van taalverwerving en taalgebruik, in: Koefoed, G.A.T. en van Marle, J., Aspecten van taalverandering, Groningen.
Platteau, P. (1976), Wermarda 1072 - Waarmaarde 1976, (uitgegeven in eigen beheer), Waarmaarde.
Taeldeman, J. (1979), Het klankpatroon van de Vlaamse dialekten, in: Inleiding van het Woordenboek van de Vlaamse Dialekten (M. Devos-H. Ryckeboer), p. 48-120.
Verstegen, V. (1942), De westgermaanse sk in de Zuidnederlandse dialecten, in: H.C.T.D., XVI, p. 31-41.

voetnoot1
W = variant westelijk van de isoglosse en O = oostelijk.
voetnoot1
Brou-Vandenheuvel betrekken pint, paard en snijden niet in hun onderzoek.
voetnoot2
T 8 = kaart 8 in Taeldeman (1979).

voetnoot3
De sΧ in misschien beschouwen we als anlaut op morfeemstrukturele en etymologische gronden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jacques Van Keymeulen

  • Hilde Dewulf

  • Francine Verstraete


datums

  • januari 1981


taalkunde

  • Sociolinguïstiek