Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal en Tongval. Jaargang 47 (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 47
Afbeelding van Taal en Tongval. Jaargang 47Toon afbeelding van titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal en Tongval. Jaargang 47

(1995)– [tijdschrift] Taal en Tongval–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

Pieter van Reenen, Marleen Rijnvis & Iris van Wijck
Waarom *vijchtech niet bestaat
Over [f] > [x], en sjwa in de telwoorden op -tich / -tech in het 14de-eeuws Middelnederlands

1 Inleiding

Spellingsvarianten zijn er in het Middelnederlands in overvloed.Ga naar voetnoot1 Een woord als ‘vijftig’ kan in de 14de eeuw op minstens 20 manieren worden geschreven:

vichtech, vichtich, vieftech, vieftich, viftech, viftich, viiftech, viiftich, viiftig, vijfftich, vijftech, vijftic, vijftich, vijfticht, vijftig, vijftigh, vijftyghen, vyeftich, vyftech, vyftich

Toch wordt er niet zomaar wat raak gespeld. De schrijvers doen hun best om zo goed mogelijk hun eigen taal te schrijven, en dat is bij gebrek aan standaardtaal hun eigen dialect. Veel spellingsvarianten blijken dialectverschillen, zodra ze op een kaart worden uitgezet. Wat dat voor resultaten kan opleveren laten wij in deze studie aan de hand van een telwoord zoals ‘vijftig’ zien.

De telwoorden en hun samenstellingen die wij onderzoeken zijn te vinden in het corpus 14de-eeuwse Middelnederlandse oorkonden dat aan de Vrije Universiteit sinds jaar en dag in opbouw is (zie Mulder & van Reenen 1993). Meestal maken deze telwoorden deel uit van de slotformule van de oorkonde met het jaartal.

In sectie 2 komt de ch- en f-wisseling in de eerste lettergreep van ‘vijftig’ aan de orde. In sectie 3 bespreken wij de i en e van -tich / -tech. Die kunnen in de laatste lettergreep van de telwoorden wisselen. In sectie 4 tenslotte staan conclusies en een samenvatting.

2 Vijftich en vijchtich

De spelling f staat ongetwijfeld voor fonetisch [f], en ch voor [x], dus vij[f]tich naast vij[x]tich. Vijchtich beperkt zich tot Zeeland en vooral Westvlaanderen, zie kaart 1 en tabel 1. In de 13de eeuw was dat ook al zo, zie Berteloot (1983, kaart 134) en Mooijaart (1992: 178-181). De verandering [f] > [x] komt wel

[pagina 180]
[p. 180]

vaker voor, vooral in het zuiden van het Nederlandse taalgebied, bijvoorbeeld in koft/kocht, after / achter, -aftig / -achtig, gifte / gichte, ofte / ochte, zie Berteloot (1983, kaarten 132, 133, 135, 136, 138) en Mooijaart (ibid.), en is al uit het Oudnederlands bekend, zie Schönfeld (1959: § 83), van Bree (1977: § 36.4.1) en van der Wal (1992: § 4.11 en § 5.10). De kaarten met 13de-eeuwse gegevens laten zien dat de afwisseling niet in alle woorden in dezelfde mate en in dezelfde dialecten heeft plaats gehad.

3 -tech versus -tich

De i (een enkele keer y) van -tich is waarschijnlijk als een [I] uitgesproken.

De e van -tech is mogelijk onbeklemtoond geweest en als een sjwa [ə] uitgesproken, de voorloper van de moderne standaarduitspraak. Goossens (1980: 77) zegt erover: ‘De mnl. sjwa correspondeert over het algemeen met de nnl. wanneer deze laatste niet in de (spelling)auslaut staat en voor zover hij e geschreven wordt.’ Voor het bestaan van een uitspraak [ə] al in Middelnederlandse dialecten pleit dat soms niet e, maar a of o gespeld wordt, zie van Loey (1937: 12, 168, 181, 182, 161; 1976: 83), die in Brabant vormen heeft aangetroffen als dertoch, neghentach en dusentach. In ons eigen corpus vinden we in Halem (Belgisch Limburg) tachtentach en tachtentoch.

Toch is het niet ondenkbaar dat de e van -tech voor een ongereduceerde klinker staat, voor [ɛ], als in het voorzetsel m[ɛ]t. Want volgens Caron (1972: 135-139), daarin bijgevallen door Van Haeringen (1962: 167-168), is pas in de 18de eeuw reductie tot [ə] standaard geworden, Montanus en Lambert ten Kate melden hem nog niet. Bilderdijk waarschijnlijk wel. Caron en Van Haeringen lijken dus aarzelend te staan tegenover reductievokalen in de Middeleeuwen.

Aangezien ‘twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig’ veel vaker -tech blijken te hebben dan ‘zeventig, tachtig’ en ‘negentig’, worden de twee series in aparte subsecties (3·1 en 3·2) behandeld. Duizentich (voor ‘duizend’), dat weer met de ‘twintig’-serie meedoet, is een geval apart, dat in 3·3 besproken wordt.

3·1 ‘Twintig’ tot en met ‘zestig’

‘Twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig’ en samenstellingen geven alle ongeveer hetzelfde kaartbeeld te zien. Op kaart 2 hebben we alle vormen van deze serie (minus ‘veertig’ dat zich lastig liet tellen) bij elkaar genomen. Tabel 2 geeft de vormen per plaats of regio. De e komt voor in Belgisch Brabant en Antwerpen met wat uitlopers naar de gebieden erom heen. De vraag of de e hier voor [ə] staat of voor [ɛ] komt in 3·2 en in 3·3 aan de orde.

[pagina 181]
[p. 181]

3·2 70 tot en met 90

Onderzoek naar ‘zeventig, tachtig, negentig’ leert dat in die serie de i vrijwel altijd i blijft, ook in Brabant, Antwerpen en omstreken. Hoe kan dat? Houdt de verandering ineens abrupt op voor te komen aan het eind van 1369? Waarschijnlijker is dat het verschil iets met het aantal lettergrepen van de telwoorden te maken heeft. De serie van ‘twintig’ t/m ‘zestig’ bestaat altijd uit twee lettergrepen. De serie van ‘zeventig’ en hoger soms uit drie, want ‘tachtig’ is vooral ook in Vlaanderen meestal tachtentich.

In modern Nederlands heeft in woorden met drie lettergrepen de eerste hoofdklemtoon en is de laatste licht beklemtoond: 'oli, fant, zie Booij (1982: 8-9). In woorden van twee syllaben is er één beklemtoond en één onbeklemtoond. Van Bergem (1994: 102) zegt het zo: ‘Each word has just one syllable with primary stress. In words containing three syllables or more, other syllables may have secondary stress. The remaining syllables are unstressed.’ Het is een kwestie van artikulatorische inspanning. Op de vraag of e voor [ə] staat of voor [ɛ] kunnen we nu antwoorden: aangezien hoe minder klemtoon, hoe minder artikulatorische inspanning, hoe meer reductie tot [ɛ], valt het verschil tussen de twee series telwoorden te verklaren, als we de e als [ə] interpreteren. Voor de interpretatie e = [ɛ] hebben wij geen goede gronden kunnen vinden. Dan blijft er toch nog een probleem over:

3·3 1000

In Vlaanderen, op een stukje in het westen van Belgisch Limburg na, heeft ‘duizend’ meestal drie syllaben: dusentich, -tech. Voor de verdeling van ‘duizend’ met twee lettergrepen versus ‘duizend’ met drie lettergrepen, zie kaart 3. Alleen in het gebied waar ‘duizend’ drie lettergrepen heeft kan worden uitgezocht hoe de verhouding tussen i en e ligt. In dat gebied heeft ‘duizend’ meestal niet een i, maar een e: dusentech.Ga naar eindnoot2 Het kaartbeeld heeft veel weg van dat van ‘twintig’ t/m ‘zestig’, zie kaart 4. Waarom is dat zo? Dat kan niet met het aantal syllaben te maken hebben. Geeft de e dan wel reductie aan of gaat het om een [ɛ] uitspraak? Wij denken dat ook in dusentech van reductie sprake is, een soort slijtage doordat de vorm zoveel gebruikt werd. Want hoe groter de frekwentie van een woord, hoe minder artikulatorische inspanning, hoe meer reductie tot [ə], zie Van Bergem (1994: 102-103) die Van Coile citeert.

[pagina 182]
[p. 182]

Dan moet ‘duizend’ inderdaad vaker gebruikt zijn dan de tientallen. In de moderne frekwentiecorpora (Uit den Boogaart 1975 en de Jong 1979) is dat niet zo duidelijk terug te vinden. Maar vroeger kan dat wel eens anders zijn geweest. Het dramatisch werk van Vondel (zie Salemans et al. 1990) levert wat dat betreft een interessante aanwijzing op, zie tabel 3. Veel gebruikte woorden reduceren in Brabant blijkbaar ook hun secondair beklemtoonde klinkers al vroeg tot [ə].

4 Conclusies en samenvatting

1.Vergelijking van de kaarten en tabellen 1 en 2 laat zien waarom *vijchtech niet voorkomt. De spelling ch (= [x]) in vijchtich is Zeeuws en vooral Westvlaams. De spelling -tech komt voor in Belgisch Brabant, Antwerpen en naaste omgeving.
2.Verschil in klemtoon kan verklaren waarom -tech in ‘twintig’ t/m ‘zestig’ aanzienlijk frekwenter is dan in ‘zeventig’ t/m ‘negentig’. De laatste lettergreep in ‘twintig’ t/m ‘zestig’ is onbeklemtoond, terwijl de laatste lettergreep in ‘zeventig’ t/m ‘negentig’ secondaire klemtoon heeft.
3.Verschillen in gebruiksfrekwentie kunnen verklaren waarom -tech in ‘duizend’ meer voorkomt dan in ‘zeventig’ t/m ‘negentig’, ondanks het gelijke aantal lettergrepen.
4.Als verschil in klemtoon en verschil in gebruiksfrekwentie het verschil in spelling tussen -tich en -tech verklaart, dan staat de e in -tech voor een gereduceerde klinker: [ə], en niet [ɛ].
5.Spellingsverschillen zijn niet willekeurig.Ga naar voetnoot3

Bibliografie

Bergem, Dick R. van
  1994 ‘Reflections on aspects of vowel reductions’. Proceedings of the Institute of Phonetic Sciences University of Amsterdam 18, 97-110.

[pagina 183]
[p. 183]

Berteloot, Armand
  1983 Bijdrage tot een klankatlas van het dertiende-eeuwse Middelnederlands. KANTL, Gent.
 
Booij, G.E.
  1982 Hiërarchische Fonologie. Inaugurele rede Vrije Universiteit, Amsterdam.
 
Bree, C. van
  1975 ‘Regionale varianten van de sjwa’. In: Studies voor Zaalberg. Leiden, 53-72.
 
Bree, C. van
  1977 Leerboek voor de historische grammatica van het Nederlands. Groningen.
 
Caron, W.J.H
  1972 ‘De reductievocaal in het verleden’. In: Klank en Teken, verzamelde taalkundige studies. Groningen, 131-146.
 
Goossens, J.
  1980 Middelnederlandse Vocaalsystemen. Overdruk uit ‘Verslagen en Mededelingen’ van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde aflevering 2.
 
Haeringen, C.B. van
  1962 ‘Onze uitspraak van het Middelnederlands’ (Nt 46, 1953 en 47, 1954). In: Gramarie. Utrecht, 152-182.
 
Jong, Evelien D. de
  1979 Spreektaal, Woordfrequenties in gesproken Nederlands. Utrecht.
 
Loey, A. van
  1937 Bijdrage tot de kennis van het Zuidwestbrabantsch in de 13de en 14de eeuw, Fonologie. Tongeren.
Loey, A. van
  1959 Schönfeld's historische grammatica van het Nederlands. Zutfen.
 
Loey, A. van
  1976 Middelnederlandse spraakkunst. Deel II Klankleer. Groningen.
 
Mooijaart, M.A.
  1992 Atlas van Vroegmiddelnederlandse Taalvarianten. Utrecht.
 
Reenen, Pieter van & Maaike Mulder
  1993 Een gegevensbank van 14de-eeuwse Middelnederlandse dialecten op computer. Lexikos 3, 259-281.
 
Salemans, Ben J.P., F.A.M. Schaars et al.
  1990 Concordantie van het dramatisch werk van Joost van den Vondel (1587-1679). Assen.
 
Schönfeld, zie van Loey 1959
 
Uit den Boogaart, Piet C.
  1975 Woordfrequenties in geschreven en gesproken Nederlands. Utrecht.
 
Wal, Marijke van der in samenwerking met Cor van Bree
  1992 Geschiedenis van het Nederlands. Aula. Utrecht.
 
Wattel, Evert en Pieter van Reenen
  1994 Visualisation of extrapolated social-geographical data, Rapportnr. WS-429, Vrije Universiteit, Amsterdam.

[pagina 184]
[p. 184]


illustratie
Kaart 1. ch (donker) versus f (licht) in ‘vijftig’.
Het kaartontwerp is van E. Wattel, zie Wattel en van Reenen 1994.




illustratie
Kaart 2. -tech versus -tich in ‘twintig, dertig, vijftig, zestig’.


[pagina 185]
[p. 185]


illustratie
Kaart 3. Verdeling van de vormen ‘duizend’ met drie (donker) en twee lettergrepen.




illustratie
Kaart 4. Dusentech versus dusent / dusentich in ‘duizend’.


[pagina 186]
[p. 186]

Tabel 1. ch versus f in ‘vijftig’. Een oorkonde telt als een getuige. Absolute aantallen en percentages.

ch f %ch %f
1. Westvlaanderen 34 0 100 0
2. Oostvlaanderen 3 8 27 73
3. Zeeland 10 5 67 33
4. rest 0 274 0 100

Tabel 2. -tech versus -tich in ‘twintig, dertig, vijftig, zestig’. Een oorkonde telt per tiental als een getuige. Daarna zijn de vier tientallen per plaats of regio bij elkaar opgeteld. Bevat een oorkonde dus bij voorbeeld zowel een vorm van ‘vijftig’ als van ‘zestig’, dan telt die oorkonde twee keer. Bevat een oorkonde tweemaal ‘vijftig’, dan telt de oorkonde echter maar een keer.

e i (y) %e %i (y)
1. Belgisch Brabant 70 10 88 12
2. Antwerpen 45 6 88 12
3. Oostvlaanderen 17 32 35 65
4. Belgisch Limburg 16 51 24 76
5. Noordbrabant 28 205 12 88
6. rest 5 860 1 99
Totaal 181 1164 13 87

Tabel 3. Frekwentie van de vormen voor de tientallen, ‘honderd’, ‘duizend’ en samenstellingen in het dramatisch werk van Vondel, zie Salemans et al. (1990).

twintigh 44
dertigh, dartigh 16
veertigh 16
vyftigh, vijftigh 18
sestigh, zestigh 6
seventigh, zeventigh 4
tachtigh 3
negentigh 2
hondert, honderd 99
duisent, duyzend, etc. 213

voetnoot1
Wij zijn Jan Berns dank verschuldigd voor zijn commentaar op een eerdere versie van dit artikel.

eindnoot2
Kaart 139 in Mooijaart (1992: 269-270) geeft de situatie in de 13de eeuw. De kaart lijkt op wat wij in de 14-de eeuw hebben aangetroffen. Hondertig is zeldzaam: het komt in onze 14de-eeuwse gegevens maar zeven keer voor, zie Mooijaart (ibid.) voor de 13de eeuw.

voetnoot3
Er zijn meer woorden waarin reductie onderzocht kan worden. De kaarten 55a en 55b in Mooijaart 1992 laten zien dat vooral in Brabant de klinker in de 13de eeuw reduceert. ‘In Brabant wordt algemeen e gespeld.’ (Mooijaart 1992: 161). Maar uitgesplitst naar uitgang of lettergreepaantal zijn haar gegevens niet. Mogelijk vertonen haar gegevens bij nadere analyse dezelfde patronen als de onze. De kaarten 128 en 129 in Berteloot (1983) zijn ook niet helemaal met de onze vergelijkbaar, al is het patroon globaal hetzelfde. Zij betreffen -like en -leke, die en de. Van Bree (1975) betreft moderne gegevens, die hoewel zij niet de tientallen betreffen, goed lijken aan te sluiten bij onze eigen bevindingen zes eeuwen eerder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • P. Th. van Reenen

  • Marleen Rijnvis

  • Iris van Wijck


taalkunde

  • Klanken (fonologie)

  • Historische taalkunde