Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal en Tongval. Jaargang 49 (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 49
Afbeelding van Taal en Tongval. Jaargang 49Toon afbeelding van titelpagina van Taal en Tongval. Jaargang 49

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal en Tongval. Jaargang 49

(1997)– [tijdschrift] Taal en Tongval–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

Katrien Deygers & Greet Cornelissen
Eens een Nederlander, altijd een Nederlander?
Over het Nederlands van Nederlandse immigranten in de Belgische Noorderkempen

Summary

For a few decades, people from the Netherlands have been immigrating to the ‘Noorderkempen’, the North of the Belgian province of Antwerp. These immigrants might be called ‘tax refugees’ in most cases, although some came to Belgium because they have a Belgian partner or for other personal reasons. Although both the Flemish and the Dutch people speak Dutch (‘Nederlands’), the Dutch language which is spoken in Belgium, differs from the Dutch variety in the Netherlands to a certain extent in the lexicon, the pronunciation and even the syntax.

For her dissertation, Cornelissen 1997 asked those immigrants what impression they had of their new country and its inhabitants. Furthermore, she examined whether they had been influenced by their new neighbours, as far as their language is concerned. As expected, their passive knowledge of Belgian variants was rather large, since they are in contact with these words and expressions almost every day. Yet obviously, they don't just assimilate the Flemish version of Dutch. A discrepancy between the passive knowledge and the active use of the concerned words can be noticed. Their appreciation of ‘southern’ words is rather low. When they have to choose between two competing terms, they almost always prefer the northern Dutch version.

1 Inleiding

In de Belgische Noorderkempen wonen relatief veel geïmmigreerde Nederlanders. Dikwijls gaat het om ‘fiscale vluchtelingen’, maar soms zijn ze ook om persoonlijke redenen ingeweken, bijvoorbeeld omwille van een Belgische partner.

In haar eindverhandeling peilde Greet Cornelissen (Cornelissen 1997) de attitudes van die ‘Vlaamse Nederlanders’ tegenover de Vlamingen en hun taal. Daarnaast ging ze voor 38 ‘typisch Belgische’ woorden na of de Nederlanders die woorden kennen, zelf gebruiken en of ze die goed Nederlands vinden, eventueel zelfs beter dan ‘hun’ Noord-Nederlandse vorm. Op die

[pagina 82]
[p. 82]

manier onderzocht ze dus wat er gebeurt met de taal van Nederlanders die in een Vlaams bad ondergedompeld worden. Blijft hun taal dezelfde als voordien of kunnen we spreken van een convergerende beweging? Dit onderzoek sluit aan bij een grootscheeps vnc-project dat op 1 januari 1998 officieel van start gegaan is: Lexicale variatie in het Standaardnederlands. Convergentie/divergentie en standaardisering/substandaardisering in Nederland en Vlaanderen. De universiteiten van Amsterdam, Gent, LeidenGa naar voetnoot1 en Leuven concentreren zich op het lexicale luik van de relatie tussen het Nederlands in Vlaanderen en in Nederland. Ook andere nu lopende projecten rond uitspraakverschillen en rond het gebruik van partikels in Noord en Zuid bewijzen de algemene interesse voor deze thematiek.

In totaal heeft Cornelissen bij 57 informanten geënquêteerd, en ze heeft daarbij rekening gehouden met verschillende sociale factorenGa naar voetnoot2.

Tabel 1: Overzicht van de informanten volgens verschillende parameters

Parameters Categorieën Aantal informanten
Leeftijd 25 jaar of jonger 11
  26 tot 60 jaar 30
  ouder dan 60 jaar 16
Sekse mannen 26
  vrouwen 31
Opleiding laag 12
  middelhoog 23
  hoog 22

Cornelissen bezocht al haar informanten twee keer met een interval van ongeveer zes maanden. Bij het eerste bezoek stelde ze een aantal algemene vragen in verband met de mentaliteit en de taal van de Vlamingen. Het waren open vragen en de antwoorden lagen dan ook soms ver uit elkaar. Daarnaast peilde ze de kennis en het gebruik van 38 ‘typisch Belgische’ woorden en woordverbindingen. Bij een tweede bezoek kregen de infor-

[pagina 83]
[p. 83]

manten diezelfde 38 woorden, maar telkens met een (Noord-)Nederlandse standaardtaalvariant ernaast. Daarbij moesten ze aangeven welk woord hun voorkeur wegdroeg. Van dat onderzoek en van de resultaten geven we nu een kort overzicht.

Gezien het relatief beperkte aantal informanten kan aan de resultaten alleen maar een zekere tendens-waarde toegekend worden.

2 De ‘Belgische Nederlanders’ over hun ‘gastheren’

2·1 De mentaliteit van de Vlamingen

Op de vraag ‘Hoe staat u in het algemeen tegenover de Vlamingen en de Belgische mentaliteit?’ variëren de antwoorden van de ‘Belgische Nederlanders’ van uiterst positief (‘vriendelijk, gezellig, zachtaardig, beleefd, rustig, behulpzaam’) tot heel negatief (‘gesloten, teruggetrokken, moeilijk afspraken mee te maken, argwaan tegenover Nederlanders’). Een algemene tendens is dat de positiefste reacties komen van de informanten die het minst ingeburgerd zijn. We bedoelen daarmee de oudere Nederlanders, de informanten met een Nederlandse partner, mensen die minder dan 10 jaar in Vlaanderen wonen en Nederlanders die in Nederland school gelopen hebben. jongeren zijn meestal al opgegroeid in Vlaanderen en gaan er ook naar school. Mensen die vaak in contact komen met de ‘autochtonen’ raken sneller ingeburgerd.

Het blijkt dat de Nederlanders kritischer zijn naarmate ze meer ingeburgerd raken in België. Ze gaan relativeren. Hun reacties zijn over het algemeen neutraler, omdat ze de Belgische mentaliteit nu eenmaal gewoon zijn, en misschien ook wel omdat ze niet (meer) precies weten hoe het er in Nederland aan toe ging. Degenen die nog op een grotere afstand van de Belgen staan, verheerlijken vaak het nieuwe, het vreemde, zelfs het ‘exotische’ van hun nieuwe land. Ze voelen zich nog meer te gast en blijven ‘beleefder’ tegenover hun gastheren.

2·2 De taal van de Vlamingen in gewone conversaties

Naast een oordeel over de mentaliteit van de Vlamingen moesten de informanten er ook een uitspreken over de taal. Ze kregen geen taalfragmenten te horen. De vraag klonk heel algemeen: ‘Wat vindt u van de taal van Vlamingen in gewone conversaties?’. Vanzelfsprekend lagen de antwoorden soms sterk uit elkaar, maar ze werden teruggebracht tot enkele categorieën: absoluut positief, genuanceerd positief, neutraal, genuanceerd negatief en absoluut negatief.

[pagina 84]
[p. 84]

Algemeen geldt dat de Nederlanders die in de Noorderkempen ingeweken zijn, positiever staan tegenover de Vlaamse mentaliteit dan tegenover de taal. Dat betekent echter niet meteen dat de Vlaamse taal veroordeeld wordt.

Het ‘gewone Vlaams’ scoort in een of meer opzichten goed (d.w.z. absoluut of genuanceerd positief) bij ruim de helft van de ondervraagde Nederlanders (30 van de 57). Voor de taal van ‘de gemiddelde Vlaming’ werd concreet nagegaan wat volgens de informanten de positieve en wat de negatieve aspecten aan die taalvorm waren. Opvallend is dat de affectieve kracht, de esthetische waarde en de correctheid ervan door sommige informanten als positief werden ervaren en door anderen net als negatief.

Werkt de affectiewaarde voordelig, dan noemen ze het Nederlands van de gemiddelde Vlaming ‘een gezellige taal, gemoedelijk, vriendelijk, minder hard dan Noord-Nederlands, grappig, beleefder, gezapig, vrolijk, er gaat een zekere rust van uit’. Daarnaast vinden ze de taal van de gemiddelde Vlaming ook rijk (‘een betere woordkeuze dan Nederlanders, goede omschrijvingen’), esthetisch (muzikaler, mooier) en correct (‘zuiverder’). Daar zetten velen onmiddellijk tegenover dat het dialect ‘lelijk, niet verstaanbaar en boers’ is.

Een nadeel van de taal van de gemiddelde Vlaming noemen ze bijvoorbeeld het typische lexicon (‘woorden die vreemd aandoen, woorden uit het Frans, het “u” zeggen tegen vrienden en kinderen’). Ook sommige affectieve aspecten zijn negatief: ‘het Vlaams klinkt een beetje dom, kinderlijk, lachwekkend, Vlaams is minder sterk dan Noord-Nederlands’. Volgens sommigen is het ook moeilijk verstaanbaar, minder esthetisch (‘een vlakkere toon’) en incorrect (‘verkeerde zinsbouw’).

De verschillen per categorie informanten zijn bij de vraag naar de taal van de Vlamingen veel kleiner dan bij de vraag naar hun mentaliteit. Opvallend is wel dat het ‘gasteffect’ blijkbaar geen invloed heeft op het oordeel over de taal van de Vlamingen in gewone conversaties. De factor ‘beleefdheid’ speelt een kleinere rol wanneer naar de mening over de taal gevraagd wordt, dan wanneer iets over de mensen zelf gezegd moet worden. De cijfers per parameter liggen dikwijls te dicht bij elkaar, of verschillen onderling te sterk, om er een lijn in te kunnen trekken. In dit verband zien we alleen dat vrouwen negatiever staan tegenover dat ‘gewone Vlaams’ dan mannen, en mensen met een lage opleiding negatiever dan informanten die een hogere opleiding genoten hebben.

Ruim drie op vier van de ingeweken Nederlanders zouden er niets op tegen hebben dat hun kinderen of kleinkinderen mettertijd op de ‘Vlaamse’ taal zouden overschakelen. Acht anderen vinden dat ook goed, zolang ze maar geen dialect gaan praten.

[pagina 85]
[p. 85]

2·3 De taal van het journaal op brtn

De taal van het journaal (radio en t.v.) op brtn - ondertussen tot vrt omgedoopt - scoort duidelijk beter dan de taal van de Vlamingen in gewone conversaties. Van de 57 ondervraagde Nederlanders oordeelden er 30 positief over het Vlaams in gewone conversaties en 39 over de taal van het journaalGa naar voetnoot3 Geen enkele Nederlander liet er zich negatief over uit, noch absolüut, noch genuanceerd negatief.

Positieve reacties zijn bijvoorbeeld ‘zeer duidelijk, schitterend, keurig, minder slordig dan in Nederland, perfect’. Deze lofbetuigingen worden soms (in ruim 10% van alle positieve omschrijvingen) genuanceerd door een aantal negatieve punten: ‘een vlakkere toon dan in Nederland, de nieuwslezers articuleren een beetje overdreven, af en toe een Franse inslag in het taalgebruik, soms zitten er lachwekkende uitdrukkingen in’. Als algemene tendens blijkt dat de Nederlandse informanten positiever staan tegenover de taal van het brtn-joumaal naarmate ze meer contact hebben met Vlamingen en hun alledaagse taal. Die mensen gaan het brtn-journaal spontaan vergelijken met de taal die ze om zich heen horen, en dan is de taal van het nieuws toch beter, correcter, vlotter dan die van de gemiddelde Vlaming. Wie minder in contact komt met het ‘gewone Vlaams’, zal de taal van het journaal niet daarmee vergelijken, maar wel met het Noord-Nederlands. Die vergelijking valt blijkbaar doorgaans relatief slecht uit.

3 Kennis en gebruik van de ‘Belgische’ woordenschat

In het bovenstaande werden de resultaten in verband met de mentaliteit en de taal van de Vlamingen beknopt samengevat. Tegelijk met deze attitudevragen heeft Greet Comelissen ook 38 ‘typisch Vlaamse’ woorden en woordverbindingen genoemd, waarvan de informanten dan telkens moesten zeggen of ze die al dan niet kenden en gebruikten.

Hieronder volgen de 38 woorden/woordverbindingen. De lijst werd bewust zo verscheiden mogelijk samengesteld. Hij bevat onder andere gallicismen, purismen, officiële Belgische termen en dialectisch aandoende woorden. De A.N.-equivalentenGa naar voetnoot4 worden tussen haakjes vermeld.

[pagina 86]
[p. 86]
ajuin (ui), ambras (ruzie), appartement (flat), bakkersgast (bakkersknecht), beenhouwer (slager), bevallingsverlof (zwangerschapsverlof), camion (vrachtwagen), confituur (jam), dagorde (agenda), drinkgeld (fooi), droogkuis (stomerij), duimspijker (punaise), einde reeks (restanten, bij seizoenopruiming), expresweg (snelweg met kruispunten), frigo (koelkast), fruitsap (vruchtensap), gazet (krant), gekwetst (gewond), gendarmerie (rijkspolitie), goesting (zin), hesp (ham), huwelijkslijst (bruidslijst), zijn/haar kat sturen (niet komen opdagen), kindergeld (kinderbijslag), kleed (jurk), lavabo (wastafel), leeggoed (statiegeld), lintmeter (centimeter), nonkel (oom), occasie (tweedehands/koopje), onthaalmoeder (opvangmoeder), schepen (wethouder), schoonbroer (zwager), stoverij (stoofvlees), strooiweide (strooiakker), uitstalraam (etalage), waskoord (waslijn), zakencijfer (omzet).

Hieronder gaan we na hoe bekend of onbekend deze woorden zijn voor de Nederlanders, of zij deze woorden zelf gebruiken en, zo ja, hoe vaak. Als een woord in twee derde van de gevallen (minstens 38 van de 57 informanten) hetzelfde antwoord krijgt, gaan we ervan uit dat we dat woord als dusdanig mogen categoriseren. Dat betekent dat we een woord pas ‘onbekend’ noemen, als minstens 38 van de 57 ondervraagde Nederlanders het niet bleken te kennen.

3·1 Onbekende woorden

In totaal blijken maar vier woorden bij minstens twee derde van de Nederlandse informanten onbekend te zijn: duimspijker, (zijn) kat sturen, stoverij en zakencijfer.

Samenstellingen zijn meestal semantisch doorzichtig(er) dan simplexen, op voorwaarde dat men de verschillende delen begrijpt. Voor zakencijfer en duimspijker is de betekenis niet gewoon de som van de aparte betekenissen. Van zakencijfer valt wel af te leiden dat het met economie te maken heeft, maar tot een concrete definitie komen is niet vanzelfsprekend. Daarbij komt nog dat het geen woord uit de algemene woordenschat is. Alleen wie met Vlaamse bedrijven samenwerkt of op een Vlaamse school economie studeert, kan met het woord in contact komen. Bij duimspijker lijkt de link met een gewone spijker zo voor de hand te liggen, dat men niet aan punaises gaat denken. Het is een typisch puristisch schoolwoord, dat Vlamingen kunstmatig aangeleerd wordt ter vervanging van punaise. In die zin is het vergelijkbaar met geldbeugel voor portemonnee en met regenscherm voor paraplu.

Dat samenstellingen niet automatisch slecht scoren, blijkt uit de resultaten van bijvoorbeeld bevallingsverlof of beenhouwer. Deze woorden zijn

[pagina 87]
[p. 87]

voor geen van de 57 informanten onbekend.

(Zijn) kat sturen is een uitdrukking, en uit vorig onderzoek van Deygers 1996: 97 is al gebleken dat de Nederlanders maar heel weinig Vlaamse uitdrukkingen kennen. Blijkbaar leren ze die ook niet als ze in Vlaanderen wonen. Andere voorbeelden van in Nederland onbekende uitdrukkingen zijn: er het noorden bij verliezen, de duimen leggen, tot spijt van wie 't benijdt en geen blijf met iets weten.

Stoverij is een spreektalig woord dat Nederlanders alleen maar kunnen leren kennen door het geregeld te horen gebruiken. We achten de kans dat het in geschreven bronnen zal opduiken erg klein. Uit Deygers 1996 bleek dat slechts de helft (54%) van de Vlamingen beweren stoverij zelf te gebruiken, en in de provincie Antwerpen daalde het gebruik zelfs nog aanzienlijk. Van de 40 voor dat onderzoek ondervraagde Antwerpenaren gebruiken er slechts 13 het woord stoverij. Uit mondelinge navraag blijkt bovendien dat in de Kempen stoofvlees het gewone woord is. De kans dat Nederlanders met stoverij geconfronteerd zouden worden, wordt daardoor natuurlijk aanzienlijk kleiner.

3·2 Passief bekende woorden

Het is overduidelijk dat de Nederlanders in de Noorderkempen vooral veel woorden passief kennen. Van de in totaal 2166 antwoorden (57 informanten doen een uitspraak over 38 woorden) wijst ruim 50% erop dat de informanten het woord wél kennen, maar niet zelf gebruiken (zie tabel 2). Dat is eigenlijk logisch: deze Nederlanders werden in een ‘Vlaams bad’ ondergedompeld en door voortdurende confrontaties leren ze snel vele nieuwe woorden en betekenissen. Willen ze normale gesprekken met Vlamingen kunnen voeren, dan moeten ze hun woorden begrijpen. Vanzelfsprekend spannen ze zich daar dan ook voor in. Maar die woorden ook zelf gebruiken is nog iets heel anders, en slechts weinigen lijken daartoe geneigd.

Tabel 2: Kennis en gebruik van de 38 ‘Belgische’ woorden

Mogelijke antwoorden Totaal: 2166 Percentages
Onbekend 422 19,48%
Passief bekend 1090 50,32%
Af en toe gebruiken 366 16,90%
Vaak gebruiken 288 13,30%

Er zijn 12 van de 38 woorden waarvan minstens twee derde van de informanten zegt ze wel te kennen, maar niet zelf te gebruiken: bakkersgast,

[pagina 88]
[p. 88]

beenhouwer, bevallingsverlof, frigo, gendarmerie, kleed, lavabo, lintmeter, nonkel, occasie, uitstalraam en waskoord.

Woorden als beenhouwer, frigo, lavabo, nonkel en waskoord zijn wel algemeen bekend in Vlaanderen, maar dat verleent hen bij de ingeweken Nederlanders blijkbaar nog niet voldoende AN-status om ook door hen gebruikt te worden. Bovendien liggen de standaardtaalvarianten (in elk geval bij sommige woorden) zelfs voor Vlamingen te veel voor de hand: slager, koelkast, oom, en eventueel ook wastafel en waslijn.

3·3 Door Nederlanders gebruikte woorden

Wat het gebruik van de woorden betreft, waren er verschillende antwoordmogelijkheden. De Nederlandse informanten gaven allereerst aan of ze een woord al dan niet zelf gebruiken. Wie het gebruikt, moest nog een onderscheid maken tussen ‘af en toe’ en ‘vaak’. Dat laatste onderscheid maken we hier niet meer. Bij een ander onderzoek zou het misschien wel interessante gegevens kunnen opleveren, maar het enige vermeldenswaardige voor dit onderzoek is dat voor geen enkel woord twee derde van de informanten aangaf het ofwel af en toe, ofwel vaak te gebruiken.

Als we de totalen van ‘af en toe gebruiken’ en ‘vaak gebruiken’ niet afzonderlijk maar samen opnemen, leveren ze wel twee woorden op die door vele Nederlanders actief gebruikt worden: appartement (56/57, concreet is dat 21 voor ‘af en toe’ en 35 voor ‘vaak’) en schoonbroer (39/57, concreet is dat 11 voor ‘af en toe’ en 28 voor ‘vaak’).

Op basis van de gegevens in Van Dale viel een dergelijke hoge score voor schoonbroer al te verwachten. In de twaalfde en laatste druk (1992) wordt het omschreven als ‘broer van iemands man of vrouw, syn. zwager’. In deze betekenis is er dus geen verschil tussen schoonbroer en zwager, er is zelfs geen sprake van een geografische beperking. Die is er wel in een andere betekenis van schoonbroer: ‘(vooral in Belg.) man van iemands zuster’.Ga naar voetnoot5

[pagina 89]
[p. 89]

Uit corpusonderzoekGa naar voetnoot6 blijkt dat zwager in Nederlandse bronnen net zo goed ‘de man van je zus’ als ‘de broer van je partner’ kan zijn. In datinl-Corpus vinden we ook schoonbroer, maar dan alleen in Vlaamse bronnen. De logische conclusie zou zijn dal schoonbroer en zwager synoniemen zijn die elk in een ander gebied gebruikt worden. Dat strookt met informatie die we al van enkele Nederlanders gekregen hadden.

Door de overduidelijke analogie met schoonzus en de hele overige schoonfamilie verstaan de ingeweken Nederlanders natuurlijk onmiddellijk wat met schoonbroer bedoeld wordt. Omgekeerd is het voor Vlamingen die het Nederlandse pendant niet kennen een stuk moeilijker om de betekenis af te leiden. Als Nederlanders zich duidelijk willen maken, zullen ze dus het pas geleerde schoonbroer moeten gebruiken. Opnieuw door analogie met alle andere schoon-woorden, klinkt het de meeste Nederlanders waarschijnlijk algauw zo vertrouwd in de oren, dat ze er niets op tegen hebben.

Over het Zuid-Nederlandse karakter van appartement bestaat geen eensgezindheid. De verschillen tussen appartement en flat liggen meer op het inhoudelijke vlak. Cockx (1989: 46) zegt daarover: ‘Hoewel het gebruik helemaal niet vast is, kunnen we het zo stellen dat een appartement meestal ruimer, duurder, klassieker of ouderwetser is dan de moderne flat’ Appartement en flat hebben dus een andere betekenisnuance. Die situatie geldt vooral voor Nederland. In Vlaanderen is appartement het gewone woord, en het gebruik van flat blijft er enigszins gemarkeerd. Nederlanders maken dus een inhoudelijk onderscheid tussen appartement en flat. Vlamingen doen dat niet, en gebruiken meestal voor alle betekenissen appartement. Op de cd rom van RoulartaGa naar voetnoot7 vonden we ruim dubbel zoveel attestaties van appartement als van flat (661 keer appartement tegenover 325 keer flat). De grens is zo diffuus en er is zoveel discussie over de geografische verspreiding van beide woorden mogelijk, dat we het voorlopig liever links laten liggen.

4 Attitudes tegenover de Belgische woordenschat

Om de attitudes van de Nederlanders tegenover de Belgische woordenschat te peilen, is Greet Cornelissen ruim een half jaar na die eerste enquête alle informanten een tweede keer gaan opzoeken. Dit keer kregen de informanten 38 woordparen voorgelegd, en daarbij moesten ze dan een keuze maken uit de volgende opties:

[pagina 90]
[p. 90]
-Er is maar één vorm correct Nederlands (de noordelijke of de zuidelijke).
-Beide woorden zijn correct, maar ik heb wel een voorkeur voor één van beide (de noordelijke of de zuidelijke).
-Beide woorden zijn correct en evenwaardig. Ik heb geen voorkeur.

Op die manier hadden de informanten dus de keuze uit vijf antwoordmogelijkheden.

Vanzelfsprekend ging het daarbij om dezelfde 38 woorden als een half jaar tevoren, maar nu plaatste ze er een volwaardige A.N.-variant tegenover. Op de lijst die de informanten moesten invullen, werd de volgorde afgewisseld: soms stond de zuidelijke vorm eerst, soms de noordelijke. De informanten wisten zo niet wat de Belgische en wat de Nederlandse variant was, tenzij ze zich er natuurlijk al voordien bewust van waren.

4·1 Voorkeur voor de Belgische varianten

Opvallend maar niet verwonderlijk is dat de Belgische vorm nooit als de enige correcte werd aangeduid. Het viel niet te verwachten dat de Nederlanders hun endogene woorden zouden ‘verraden’. Voor geen enkel woordpaar wordt door twee derde van de informanten de voorkeur gegeven aan de Belgische variant, zelfs geen voorkeur waarbij beide vormen principieel als ‘correct’ worden beschouwd.

Van alle 2166 uitspraken over Vlaamse woorden haalt het antwoord ‘enkel de Belgische variant is correct’ slechts 3,32% (zie tabel 3). Dat percentage werd dan nog kunstmatig verhoogd door de hoge scores van het twijfelachtige appartement en vooral van huwelijkslijst. Zonder deze twee woorden blijft het gemiddelde staan op 1,80%. Het antwoord ‘allebei correct, maar een voorkeur voor de Belgische variant’ werd in 4,48% van de antwoorden gekozen. Bij dit antwoordpatroon liggen de resultaten voor de verschillende woorden veel dichter bij elkaar. Opvallende uitzonderingen zijn er dit keer niet.

Uit mondelinge navraag bij Nederlanders is gebleken dat het gebruikGa naar voetnoot8 van een huwelijklijst er nagenoeg onbekend is. Vele Nederlanders die in Vlaanderen komen wonen, worden dus met een nieuw begrip geconfronteerd, waar ze in hun woordenschat geen woord voor hadden. Het is dan ook logisch dat ze voor dit Vlaamse concept het Vlaamse woord overnemen.

[pagina 91]
[p. 91]

Woorden die een iets hogere appreciatie krijgen dan de meeste andere zijn fruitsap, hesp, lintmeter, onthaalmoeder en strooiweide. Van de 57 informanten verkiezen er telkens zeven tot tien één van deze ‘Vlaamse’ woorden boven hun Noord-Nederlandse tegenhangers.

Tabel 3: Attitudes en appreciatie tegenover de 38 ‘Belgische’ woorden

Mogelijke attitudes Totaal: 2166 Percentages
Enkel Belgisch correct 72 3,32%
Voorkeur voor Belgisch 97 4,48%
Beide evenwaardig 578 26,69%
Voorkeur voor Nederlands 402 18,56%
Enkel Nederlands correct 1017 46,95%

4·2 Beide varianten evenwaardig

Voor één concept noemde twee derde van de Belgische Nederlanders de Vlaamse en de Nederlandse variant evenwaardig: strooiweide (strooiakker). Ze vonden beide woorden dus correct en hadden geen voorkeur voor één van de twee. Uit het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal van Van Dale en uit het Groot Encyclopedisch Woordenboek van Verschueren blijkt dat zowel strooiakker als strooiweide relatief ‘nieuwe’ woorden zijn. Van Dale nam strooiakker op vanaf de tiende druk (1976) en strooiweide pas vanaf de twaalfde (1992). Het eerste werd ongemarkeerd opgenomen, het tweede werd als [in Belg.] gelabeld. In Verschueren werden zowel strooiakker als strooiweide pas in de laatste, de tiende uitgave (1996) voor het eerst vermeld. Ook hier kreeg alleen strooiweide een label: ‘Z.N.’. Aangezien deze woorden zo laat in de woordenboeken verschenen en zelfs nu nog niet in het inl-Corpus te vinden zijn, nemen we aan dat deze woorden niet zo lang geleden ‘ontstonden’, en dat ze nog volop in de gewone woordenschat aan het ‘binnendringen’ zijn (er worden nu ook veel meer mensen gecremeerd dan vroeger). Het is logisch dat iemand gemakkelijker een woord vervangt door een ander, als ook het eerste woord nog niet (lang) tot zijn actieve woordenschat behoorde. Daarbij komt dat er op conceptueel vlak weinig of geen verschil is tussen beide varianten. De idee achter de samenstelling is voor beide woorden dezelfde, en ook de onderdelen akker en weide liggen in dezelfde sfeer. Als mensen ‘de correcte vorm’ moeten kiezen uit twee varianten die zo sterk op elkaar lijken, is het niet verwonderlijk dat ze geen voorkeur hebben. Naast deze mogelijke verklaringen mogen we niet uit het oog verliezen dat strooiweide bij de eerste enquête voor 37 van de 57 informanten onbekend bleek.

[pagina 92]
[p. 92]

De volgende ‘Vlaamse’ woorden genoten geen voorkeur bij twee derde van de informanten, maar wel bij een aanzienlijk aantal van hen (minstens 20): appartement, schoonbroer, fruitsap, ajuin, onthaalmoeder, bevallingsverlof, huwelijkslijst en occasie.

4·3 Voorkeur voor Nederlandse varianten

Het vaakst voorkomende oordeel is dat alleen de (Noord-)Nederlandse term correct is. Bijna de helft van alle antwoorden (46,95%) past in deze categorie. In nog eens 18,56% van de antwoorden beschouwt de informant zowel het zuidelijke als het noordelijke woord (woordgroep) als correct, maar heeft hij wel een voorkeur voor het noordelijke. Gemiddeld vinden de Nederlanders ruim 65% van de aangeboden Belgische woorden minder goed dan hun Noord-Nederlandse tegenhangers.

Voor 5 van de 38 woordparen geldt dat minstens twee derde van de informanten alleen de Nederlandse term correct vinden: agenda (tegenover het ‘Vlaamse’ dagorde), omzet (tegenover zakencijfer), vrachtwagen (tegenover camion), wastafel (tegenover lavabo) en stoofvlees (tegenover stoverij). Dagorde en zakencijfer zijn typisch Belgische gallicismen (letterlijke vertalingen van ordre du jour en chiffre d'affaires) en niet gebruikelijk bij Nederlanders. De drie andere woorden uit de lijst, namelijk camion, lavabo en stoverij, worden ook door de meeste Vlamingen niet als correcte Nederlandse termen beschouwd. Zelfs voor Vlamingen zijn deze woorden veeleer dialectisch van aard, en uit de attitudetests was al gebleken dat de ingeweken Nederlanders niets hebben tegen het ‘Standaardvlaams’, maar wel tegen de Vlaamse dialecten.

5 Besluit

De Nederlanders in de Noorderkempen zijn geen Vlamingen geworden. Ze voelen zich wel goed in Vlaanderen. Daarvan getuigen hun vrij positieve oordeel tegenover de taal van de Vlamingen en het nog positievere oordeel tegenover de Vlaamse mentaliteit.

Ze mogen dan wel in Vlaanderen wonen en met Vlamingen omgaan, daarom spreken ze nog niet dezelfde taal als die Vlamingen. Op de vraag naar de bekendheid van ‘Vlaamse’ woorden luidt gemiddeld bijna één antwoord op vijf ‘onbekend’. Dat is tamelijk veel voor mensen die in Vlaanderen wonen. Heel veel woorden zijn bij heel veel informanten passief bekend, maar daar staat tegenover dat de Nederlanders relatief weinig Belgische woorden actief gaan gebruiken.

[pagina 93]
[p. 93]

Scoren kennis en gebruik al zwak, met de appreciatie is het nog slechter gesteld. De ingeweken Nederlanders geven zo goed als nooit de voorkeur aan een Belgische variant. In iets meer dan een kwart van de antwoorden noemen ze de noordelijke en de zuidelijke variant evenwaardig, allebei correct. Ruim 65% van de antwoorden wijst erop dat de noordelijke varianten nog steeds de voorkeur genieten.

Bibliografie

Claes, F (red.)
  1979 Verschuerens Modern Woordenboek. Woordenboek en Encyclopedie (achtste uitgave). Antwerpen / Amsterdam, Standaard Uitgeverij.
 
Claes, F. (red.)
  1991 Verschuerens Groot Geïllustreerd Woordenboek (negende uitgave). Antwerpen, Standaard Uitgeverij.
 
Claes, F. (red.)
  1996 Verschueren Groot encyclopedisch woordenboek (tiende uitgave). Antwerpen, Standaard Uitgeverij / Den Haag, Sdu Uitgevers.
 
Cockx, P.
  1989 Taalwijzer. Leuven, Davidsfonds.
 
Cornelissen, G.
  1997 In de Noorderkempen gevestigde Nederlanders over het Belgisch-Nederlands: kennis, gebruik en attitudes. Onuitgeg. lic. verhandeling R.U. Gent.
 
Deygers, K.
  1996 Het Belgisch Nederlands in de ‘Grote Van Dale’. Onuitgeg. lic. verhandeling R.U. Gent.
 
Geerts, G. & Heestermans, H. (red.)
  1984 Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (elfde druk). Utrecht / Antwerpen, Van Dale Lexicografie.
 
Geerts, G. & Heestermans, H. (red.)
  1992 Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (twaalfde druk). Utrecht / Antwerpen, Van Dale Lexicografie.
 
Instituut voor Nederlandse Lexicologie
  1996 38 Miljoen Woorden Corpus.
 
Kruyskamp, C. (red.)
  1976 Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (tiende dmk). Utrecht / Antwerpen, Van Dale Lexicografie.
 
Roularta
  CD ROM: Knack, Weekend Knack, Trends, Belgian Business & Industrie en Cash! van 1994 t/m februari 1997.

voetnoot1
Niet de universiteit van Leiden, maar wel het Instituut voor Nederlandse Lexicologie is bij het project betrokken. Katrien Deygers onderzoekt als Belgische medewerker van het inl vanuit Gent de werkwoorden in de standaardtaal.
voetnoot2
Naast de ‘klassieke’ sociale factoren (leeftijd, sekse en opleidingsniveau) zijn er een aantal nieuwe parameters ingevoerd. Ze houdt ook rekening met de nationaliteit van de partner, de duur van het verblijf in België, het land waar de informant school gelopen heeft en de mate van contact met Vlamingen. Binnen dit artikel gebruiken we die gegevens alleen in het tweede deel: De ‘Belgische Nederlanders’ over hun ‘gastheren’.

voetnoot3
Van de 30 positieve reacties op de taal van de Vlamingen in gewone conversaties waren er 22 genuanceerd positief en 8 absoluut positief. De 39 positieve oordelen over de taal van het journaal op brtn zijn overwegend absoluut positief (35 tegenover 4). Dat maakt het verschil dus eigenlijk nog groter.

voetnoot4
Sommige van deze equivalenten zijn uitsluitend Noord-Nederlands, andere worden zowel in het Noorden als in het Zuiden gebruikt.

voetnoot5
Daarbij is dan niet duidelijk hoe een Nederlander de ‘man van iemands zuster’ benoemt, want daar lijkt op basis van dit lemma geen woord voor te bestaan. Onder het lemma zwager vinden we dat dit toch het aangewezen woord is. Het betekent ‘hetzij de broer van iemands echtgenote of echtgenoot, hetzij de man van iemands zuster’. De Vlaamse schoonbroer heeft trouwens nóg een betekenis: ‘de man van de zuster van iemands vrouw of man’. Volgens Van Dale 1992 noem je dat een warme zwager, maar de term is ‘(niet alg.)’. Er bestaat ook een koude zwager, en dat is ‘de broer van de vrouw van iemands broer of de broer van de man van iemands zuster’. Daarvoor is ons in Vlaanderen geen term bekend. We vermoeden dat de Van Dale-gegevens voor zwager accurater zijn dan die voor schoonbroer, en dat het laatste in Nederland ongebruikelijk is.
voetnoot6
In casu het 38 Miljoen Woorden Corpus van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden.
voetnoot7
Als bronnen gebruikten we hier de Vlaamse tijdschriften Knack, Weekend Knack, Trends, Belgium Business & Industrie en Cash! van 1994 tot en met februari 1997.

voetnoot8
Een huwelijklijst is in Vlaanderen een heel gewoon gebruik. Een koppel dat wil trouwen, gaat naar een winkel en kiest daar wat ze graag zouden hebben. Meestal gaat het om een bestek, glazen, een servies of huishoudelijke apparaten. In de winkel wordt daar een lijst van aangelegd. Wie hen een cadeau wil geven, kan dan gewoon naar die winkel gaan en uit de lijst kiezen wat hij/zij graag wil geven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Katrien Deygers

  • Greet Cornelissen


taalkunde

  • Sociolinguïstiek

  • Nederlands als tweede taal