Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 38 (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 38
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 38

(1945)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Aankondigingen en mededelingen.

Bredero's Groot Lied-boeck.

Van dit Liedboeck verzorgde Dr A.A. van Rijnbach een nieuwe, zeer aantrekkelijke uitgave, in oblong-formaat, mooi gebonden en versierd met reprodukties van de oude oorspronkelijke uitgave van 1622, die trouw gevolgd is, behalve dat de tekst in de nieuwe spelling overgebracht is, en dus voor de moderne lezer vlotter leesbaar gemaakt (Bilthoven en Antwerpen - Ad. Donker - 1944. Prijs geb. f 7.50). Dr. Van Rijnbach, door zijn Bredero-studie bekend, schreef een degelijke Inleiding (blz. V-XXX) en voorzag de tekst van verklarende noten.

Tweede Jaarboek van de Souvereine Kamer van Rhetorica ‘De Fonteine’ (zonder plaats en uitgever - 1944).

Opnieuw levert dit Jaarboek een reeks bijdragen voor de studie van de rederijkerstijd. De redaktie hoopt namelijk dat deze jaarboeken zullen ‘uitgroeien tot een eenige verzameling wetenschappelijke, literaire en historische studiën’. Na een herdenking van Jan Frans Willems, eertijds Hoofdman der Fonteine, volgt een nuttige Lijst van Zuid-Nederlandsche Rederijkerskamers uit de XVe en XVIe eeuw, met een bijgevoegde kaart. Daardoor worden de vroegere opgaven van Kops, Schotel en Van der Straeten verbeterd en aangevuld. - C.G.N. de Vooys geeft een beknopt verslag van de Noordnederlandse studie van de rederijkerslitteratuur. - Een artikel van A. van Elslander behandelt Het Refreinfeest te Gent in 1539, terwijl W. van Eeghem een studie leverde over Het Brusselsche

[pagina 127]
[p. 127]

Rederijkersfeest van 1565. - M. Luwel schrijft over Een Brugsch Rederijkerstractaat uit de Achttiende Eeuw: De ‘Ontleding en Verdeding van de Edele ende Redenrijcke Konste der Poëzye’ door Jan Pieter Van Male (1724). De bundel wordt besloten door een In Memoriam Jonkheer Jozef Maertens de Noordhout, Oudheuverdeken van de Fonteyne, door Paul de Keyser.

Nederlandsche Vereeniging voor Phonetische Wetenschappen.

Deze vereniging publiceerde een beknopt verslag van de 43ste vergadering (9 Mei 1942), een ‘symposion over de methodiek van het Dialcetonderzoek’, waar K. Heeroma sprak over ‘Direct (mondeling) of indirect (schriftelijk) onderzoek’, Mej. L. Kaiser over ‘Keuze van typische sprekers of statistische methode?’ en Mej. J.C. Daan over ‘Opnamen op gramofoonplaten, articulatiefoto's, curven eenerzijds of noteering in fonetisch schrift en van de articulatie’. Ook de volgende discussie wordt in het kort weergegeven.

Het Mnl. Ridderboec.

In het Economisch-Historisch Jaarboek 1943 schreef Dr G.I. Lieftinck een artikel, getiteld Het Ridderboec als bron voor de kennis van de feodale maatschappij in Brabant omstreeks 1400. Uit deze door hem ontdekte merkwaardige tekst (zie Ts. v.N.T. en L. LXII, 1942) deelt hij een uitvoerige passage mede, waarin de kwade praktijken van de landadel en de vorsten gehekeld worden: hun afpersingen door vroondiensten en verdere afgedwongen diensten, hun verzwakking van de munt en verpachting van rechten aan knevelende ambtenaren. Dat alles is vlot en raak van taal en geeft een interessante kijk op het maatschappelijk leven.

De tekst is zakelijk en deskundig in noten toegelicht. Uit de beknopte inleiding blijkt dat het werk in elk geval na 1415 ontstaan moet zijn. Wie de schrijver is blijft onbekend. Een herinnering aan de ‘vonder’ over de hel doet de uitgever veronderstellen dat hij de Vierde Martijn gekend heeft. Zou de toon en de afwisseling met rijmproza ook niet wijzen op verwantschap met dergelijke maatschappelijke kritiek bij Runsbroec en vooral bij Jan van Leeuwen? Dan is het o.i. zeer goed mogelijk dat de schrijver een kloosterling geweest is. Hij behoeft niet ‘huiskapelaan van een groot heer’ geweest te zijn - gelijk Lieftinck meent - om van al deze misbruiken zo goed op de hoogte geweest te zijn. Dat kan hij ook van de verdrukten en verongelijkten in zijn omgeving vernomen hebben. Dat de nieuw-ontdekte tekst een aanwinst is voor het Mnl. proza, wordt door dit fragment opnieuw bevestigd.

Anthonie de Huybert, een vriend van Vondel.

Over deze bekende Zeeuwse rechtsgeleerde heeft Dr P.J. Meertens met grote nauwkeurigheid allerlei levensbiezonderheden meegedeeld in een artikel, verschenen in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen van 1943, blz. 24-34. In een aanhangsel wordt ook de aandacht gevestigd op zijn dochter: Charlotte de Huybert, een dichteres uit de zeventiende eeuw, een ‘vroege feministe’, van wie een lofdicht bewaard is op Van Beverwijck's Wtnementheyt des vrouwelicken geslachts van 1643.

Feestbundel- Van de Wijer.

Bij gelegenheid van de zestigste verjaardag van de Leuvense hoogleraar H.J. van de Wijer zal vóór 1 Juni een feestbundel in twee delen verschijnen,

[pagina 128]
[p. 128]

met bijdragen op het gebied van Anthroponomie en toponymie, dialectologie en taalhistorie, Literatuurgeschiedenis, Oudheidkunde en Volkskunde. De intekening (met een bijdrage van 200 fr.) is opengesteld aan het adres van Dr. H. Draye (E. van Evenstraat 10 IV, Leuven).

De Laude Flandriae.

Als luxe-uitgave verscheen ‘Een “Lof van Vlaanderen” uit het begin der XIIe Eeuw, van Petrus Pictor, vertaald, ingeleid en verklaard door Dr. J. van Mierlo S.J. en uitgegeven door de N.V. Standaard Boekhandel, Brussel in 't jaar 1944’.

De korte tekst, in rijmend Latijnse verzen, is door Van Mierlo in verzen vertaald (blz. 32-43) met een uitvoerige Inleiding (blz. 7-29).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken