Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46 (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46

(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de tijdschriften. (Juli-Augustus).

De Gids. Juli. In de rubriek Nieuwe Boeken bespreekt Pieter G. Buckinx met bewondering de eerste delen van Paul van Ostayens Verzameld Werk. Ch. Wentinck bespreekt het Nijmeegse proefschrift van C.W. de Groot S.J. over Jan Steen. Beeld en woord.

 

De Nieuwe Stem. Juni. Deze aflevering bevat o.a. een groot fragment uit een studie over Het leven van Johan Andreas Dèr Mouw, door H. Redeker.

 

Critisch Bulletin. Juni. Top Naeff's laatste rede is geheel opgenomen. - Anthonie Donker constateert Een mystiek-muzikaal dichterschap in de bundel Regionen van H.W.J.M. Keuls. - Pieter G. Buckinx beoordeelt de bundel Verbroken zegel als Een menselijk document. - Sine nomine? is het opschrift van een artikel over de korte-verhalenbundel De Eilanden van A. Alberts, door Annie Romein-Verschoor. - K. Jonckheere geeft een beschouwing over het verteltalent van een drietal Noord-Nederlanders (Jaap Romijn, Willem

[pagina 301]
[p. 301]

Wittkampf en Ab Visser) en de Vlaming Louis Paul Boon, met het opschrift: Wie niet in de wieg wordt gelegd als verteller, legt de lezer te bed.

Juli. E. Straat bespreekt de Odyssee-vertaling van M.A. Schwartz (Homerus in Proza). Onder het opschrift Uit de diepten heb ik geroepen beoordeelt Anthonie Donker de Psalmvertaling van Gabriël Smit. - De bundel Geboorte, van dezelfde schrijver, wordt beoordeeld door F.W.L. Scheltema. - C.J.E. Dinaux beoordeelt Ary Delen's Het donkere huis en Frits Huël's De verlate huwelijksreis als Tweemaal een laat debuut.

 

Het Boek van Nu. Juni. Met grote ingenomenheid beoordeelt G. Stuiveling Knuvelder's Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. Bij de behandeling van de Gouden Eeuw kan hij zich echter niet verenigen met de chronologische indeling, die geen voldoende rekening houdt met de generaties. - P.H. Ritter Jr. beoordeelt de historische roman De gouden kroon van Beieren, door Samuel Goudsmit, een schrijver die z.i. niet voldoende gewaardeerd wordt. - In de Kroniek van het Proza bespreekt Pierre H. Dubois een bundel korte prozastukken, De Eilanden, van A. Albers (Eenzaamheid, Spleen en Bedwongen ontroering). - G. Stuiveling publiceert een toespraak, De Stijgbeugel, ter toelichting van de uitkomst van een prijsvraag onder jongere beoefenaars van de dichtkunst uitgeschreven door de Vara. De uitkomst, een bundel van de 40 beste gedichten, wordt met de nodige kritiek aangekondigd.

Juli. C. Binnerts geeft zijn Herinneringen aan E. du Perron in Indië naar aanleiding van Du Perron's Indies Memorandum (1936-1939). - G. Stuiveling (Schoonheid en Geschiedenis) vervolgt zijn beoordeling van Gerard Knuvelder's Handboek deel III en IV. Ondanks zijn waardering ontwikkelt hij enige bezwaren: hij mist daarin een ‘sociologische literatuurbeschouwing’ en acht de behandeling van de laatste periode (1875-1916) in verhouding tot de omvang van de voorafgaande onaanvaardbaar uitvoerig. - Pierre Dubois acht de roman De Medeminnaars, in 1953 verschenen, Een meesterwerk van Albert Helman, waarin hij na vroeger niet onverdienstelijk kleiner verk, litterair en technisch zijn meesterschap bereikt.

 

Roeping XXIX, No. 3. Harry G.M. Prick publiceert een onuitgegeven fragment van Lodewijk van Deyssel met persoonlijke herinneringen aan zijn familielid, de bekende architekt Dr. P.J.H. Cuypers. - In een Kroniek (Drie Vlamingen en een probleem) bespreekt Gabriel Smit met tegenzin de bundel De eeuwige mens van P.M. Brauns S.J., met gematigde belangstelling de bundel Ilona van Lieven Rens, en met ingenomenheid de nieuwste bundel Alles is verband van Herwig Hensen. - Harry G.M. Prick beoordeelt het proefschrift Tolstoj in Nederland van Rudolf Jans; M. Molenaar M.S.C. Religieuse poëzie) toont bewondering voor de gedichten van de Vlaamse priester Gery Helderenberg.

No. 6. Albert Westerlinck publiceert het eerste gedeelte van een uitvoerige studie over De Katholieke roman in deze tijd, d.w.z. de laatste halve eeuw. In it gedeelte zijn de gegevens ontleend aan de buitenlandse, vooral de Franse letterjunde.

 

Dietsche Warande en Belfort. Juli. R.V. van den Bussche O.P. doet Een poging tot juiste waardering van Cyriel Verschaeve, wiens werken sinds 1934 een tiendelige Hulde-uitgave verschenen zijn. - Bert Ranke bestudeerde et werk van Piet van Aken in een uitvoerige bijdrage, die als ondertitel

[pagina 302]
[p. 302]

heeft ‘Hoe eenzaam de mens kan zijn’. Hij wijst er op, dat aanvankelijk De Pillecijn zijn voorbeeld was, maar dat hij zich in zijn latere romans aan De Pillecijn's invloed onttrokken heeft, ‘geëvolueerd naar een concreet, zakelijk realisme’. Dat blijkt uit De Duivel vaart in ons (1946) en Alleen de Doden ontkomen (1947).

 

Nieuw Vlaams Tijdschrift VII, afl. 7. Karel Jonckheere publiceert het eerste gedeelte van een breed opgezette Kroniek van de poëzie, beginnende met de bundel Liederen van Bezinning van een veteraan, Richard de Cneudt, maar voornamelijk de onlangs verschenen bundels van verscheiden jongeren beoordelend. Daaronder zijn bekende namen als Jan Vercammen (Verbroken Zegel), Julia Tulkens (De aardse Bruid), Marcel Coole (In de klem der tederheid), Bert Decorte (Aards Gebedenboek), maar ook beginnelingen, die vaak allesbehalve aangemoedigd worden.

 

De Vlaamse Gids. Juli. In de Kroniek van de Poëzie maakt M. Rutten een onderscheid tussen ‘zuivere lyriek’ (richting Gezelle-Van Ostaijen-Burssens-Claus) en ‘belijdenis-poëzie’ (richting Van Langendonck-Van de Woestijne Van Nijlen-Hensen). Zijn artikel is gewijd aan de eerste richting: achtereenvolgens worden gekarakteriseerd: Van Ostayen, zijn medestander en navolger Burssens en als jongere, aangelokt door het experiment, Claus, met nog onvolgroeid talent en twijfelachtige toekomst.

 

Standpunte Vu Nr. 4. In de Kronieke beoordeelt Rob. Antonissen zeer uitvoerig het Kaapstadse proefschrift Digters van Dertig door D.J. Opperman. Ondanks grote waardering ontwikkelt hij enige bezwaren, gegrond op eigen ervaring bij het bestuderen van deze periode. Verder beoordeelt hij twee dichtbundels van I.D. du Plessis: Verhalende Ballades en Lig en Skaduwee en een tweede, omgewerkte druk van G.A. Watermeyer's Sekel en Simbaal. - Een ongunstig oordeel velt Finus P. Oosterhof over de bloemlezing uit de Nederlandse en Vlaamse poëzie: Digters uit die lae lande, samengesteld door A.P. Grové en Enno Endt (Die Grootste Gemene Deler). - J. Greshoff geeft een verslag van Nederlandsche Romankunst, waarin hij de aandacht vestigt op twee, door hem zeer gewaardeerde romans: Het Wilde Feest van Adriaan van der Veen, en Een vinger op de lippen van Pierre H. Dubois.

 

Tydskrif vir Letterkunde III Nommer 2. Abel Coetzee toont in een artikel Die legende van Dertig weinig waardering voor het proefschrift Digters van Dertig van D.J. Opperman. Het heeft z.i. ‘groter propagandistiese as wetenskappelike waarde’ en zal ‘weinig bydra tot 'n beter begrip van die tydperk en die gestaltes wat behandel word’. - Walter Hesse wijst op Gevaartekens vir die Afrikaanse poësie. Na een inleiding waarin hij het verschijnsel van overschatting, ook in de Duitse letterkunde van het verleden nagaat, tracht hij aan te tonen dat Van Wijk Louw's poëzie overschat wordt, o.a. door Opperman. Daartoe gaat hij na welke grote invloed deze dichter ondergaan heeft van Nietsche, Stephan George en vooral van Rilke. - Een opstel van H.K. Girlings: Verdigting en werklikheid by sommige twintigste-eeuwse romanskrywers ontleent de gegevens aan de Engelse letterkunde. - André Demedts geeft een overzicht van Drie jaar Vlaamse letterkunde in vogelvlucht, die zeer vruchtbare jaren blijken te zijn, in de dichtkunst, maar vooral in de romankunst. Het toneel bleef daarbij achter. - F.P. van der Merwe (Duisterheid in die digkuns) oordeelt zeer ongunstig over een boekje Die duister digter van A.P. Grové. In de rubriek Boekbespreking beoordeelt E. Lindenberg de bloem-

[pagina 303]
[p. 303]

lezing Digters uit die lae lande van A.P. Grové en Enno Endt, en het Amsterdamse proefschrift van T.T. Cloete: Trekkerswee en Joernaal van Jorik, dat hij beschouwt als ‘'n belangrike aanwins vir die Afrikaanse letterkundige kritiek’.

 

Levende Talen. Juni. F. Jansonius (Ter gedachtenis van M.H. Werkman) wijst op de verdienstelijke Inleiding tot de poëzie van deze Groninger. - P.P.J. van Caspel (Brave new words) geeft kritische opmerkingen en aanvulling bij de Verhandeling over Engelse invloed op de Nederlandse woordvoorraad van C.G.N. de Vooys. - J.H. Scholte maakt Enkele opmerkingen over het uitgeven van moderne teksten, naar aanleiding van een Goethe-uitgave, maar die ook van verdere strekking zijn. - Prijzenswaardig initiatief van Eugen Dietrichs Verlag noemt Magrita J. Freie de Duitse vertalingen van Mnl. teksten, maar tegelijk oefent zij scherpe kritiek op Wolfgang Cordan, de vertaler van Elckerlyc en van Mariken van Nymwegen, die door gebrekkige kennis van het Middelnederlands grove onvergefelijke fouten gemaakt heeft: de Maghe in Elckerlyc b.v. wordt bij hem een Magd! - H.W.J. Kroes publiceert zijn afscheidskollege, Opvattingen over de grondslagen der Heldensage in de twintigste eeuw. - Onder de Boekbeoordelingen vestigen wij de aandacht op de volgende: C.A. Zaalberg toont bewondering voor K. Meeuwesse's proefschrift Jan Luyken als Dichter van de Duytse Lier en bespreekt S. Vestdijk's Essays in Duodecimo. Uitvoerig beoordeelt Gerlach Royen de Beknopte ABN-spraakkunst van P.C. Paardekooper, waartegen hij vele en ernstige bezwaren heeft. - G. Stuiveling beoordeelt het Nijmeegse proefschrift van W. Bennink S.J. over Alberdingk Thijm, Kunst en Karakter. - Jef Notermans beoordeelt W.J.M.A. Asselberg's inaugurele rede Vijftig jaar na Schaepmans dood.

 

Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vlaamse Academie. April-Mei. In dit deel zijn de lijkredenen afgedrukt Bij het graf van Emmanuel de Bom, van Julien Kuypers, namens de Koninklijke Vlaamse Academie, en van J. Muls, namens de vrienden van de overledene. Beiden betreurden het heengaan van deze verdienstelijke en beminnelijke letterkundige. - A. van Loey maakt Kanttekeningen bij het reflexief zich, naar aanleiding van een Zweedse verhandeling van L. Hermodsson. Hij prijst deze verdienstelijke studie, verrijkt die met nieuw materiaal en bepleit voortgezet onderzoek ook op syntaktisch gebied. Hij wijst o.a. op de mogelijkheid dat si in de oorkondentaal gebruikelijk geweest kan zijn in plaats van sich. - J. Lindemans gaat na, welke rol de namen van De dieren in onze oudste Germaanse naamgeving spelen, o.a. beer, ever, wolf, raaf. - Robert Foncke verzamelde gegevens over Enkele Duitse en Vlaamse toverformulieren tegen de wormen, en leverde op grond daarvan een gedokumenteerde folklorische bijdrage.

 

Leuvense Bijdragen. Bijblad XLII, afl. 3-4. Onder de Boekbespreking vermelden wij die van L, Brummel's Sinnepoppen van Roemer Visscher door J. Deschamps, van Mej. N. Bakker's Gentsch proefschrift Reclames en Advertenties in Noord- en Zuid-Nederland door J.L. Pauwels, en van J.G. Sterck's Bronnen en samenstelling van Marnix's Biënkorf der H. Roomsche Kercke door G. Jo Steenbergen.

 

Taal en Tongval V, afl. 1. L.C. Michels bespreekt de eigenaardige uitpraak van de plaatsnamen Cuyk met ui en Wychen met ie. - A. Donicie

[pagina 304]
[p. 304]

geeft Kanttekeningen bij ‘De klanken van het Neger-Engels’, terwijl W. Pée, W.Gs. Hellinga en A. Donicie de Voorstellen tot een nieuwe systematische spelling van het Surinaams (Neger-Engels) op linguistische grondslag bespreken. - K. Heeroma verzamelde nieuwe gegevens over De Westfaalse expansie, die hij vroeger weliswaar geformuleerd had, maar die nog ‘op nadere documentatie wachtte’. Daartoe ontwierp hij schetskaartjes van de woorden geder, brömmel, wedik, gieteling, netelkoning, wicht en voor de uitgang -t, waarbij telkens de Oostelijke expansie te konstateren valt. - P.J. Meertens bespreekt de Verzamelde Opstellen van G.G. Kloeke.

 

Driemaandelijkse Bladen V No. 3. Chr. Stapelkamp verklaart de dialektische uitdrukking de moedveren laten hangen = de geestkracht verloren hebben, moedeloos zijn (ontleend aan de hanestaart). - Tj.W.R. de Haan publiceert De oudste Groninger Woordenlijst, samengesteld door Mr. D.F.J. Halsema (1736-1783). - H.J. Hulscher geeft aardige voorbeelden van Bijnamen in Overijsel. - B.H. Hommen verzamelde uit archiefstukken Oude veldnamen uit Twente, waaraan J. Naarding een beschouwing over de veldnaam Duifkaar toevoegt. - H.J. Moerman publiceert nieuwe gegevens bij de Tien woorden, in de vorige aflevering besproken.

 

Mededelingen van de Verenigingen voor Naamkunde XXXX, afl. 1-2. M. Schönfeld schrijft over Substantivering van adjectieven bij Nederlandse waternamen. Naast Oudgermaanse als Waal en Fivel wijst hij o.a. op de Linge (= lange?) en vooral op het veel voorkomende diep. - H. Draye en O. Leys vestigen de aandacht op De ouderdom der veldnamen in Zuid-Nederland. - J. Naarding verklaart de veldnaam Zekte uit het Drentse taaleigen (Seggelte). - A. Carnoy bespreekt Asca, Isca, Usca als hydroniemen. - M. Schönfeld verklaart botmeloos (= grondeloos) als: zonder vaste ondergrond. - J. Lindemans verzamelde tal van namen voor De afsluitingen in de geheinde percelen. - M. Schönfeld levert een bijdrage Van vis en visvangst met veel gegevens voor de toponymiek van belang. - H.J. van de Wijer deelt een en ander mede over Het Congres te Uppsala. - R. Haserijn publiceert de uitgebreide tekst van een lezing gehouden op het Antwerpse Filologencongres, getiteld: De anthroponymie in het Leber Inventarius (anno 1281) van de St. Pietersabdij te Gent.

 

Maatstaf. Juli. A. Roland Holst z'n Herinneringen aan Lodewijk van Deyssel en P.C. Boutens, (een radiovoordracht) zijn in dit nummer opgenomen. Evenzo een voordracht voor de Volksuniversiteit van Enschedé).

 

Nova et Vetera, No. 4. Het ABN taalkundig, historisch en paedagogisch toegelicht heet een degelijke studie van J. van de Loo en J. van Brabant, waarin achtereenvolgens besproken worden: Het leven der taal, Persoonlijke en bovenpersoonlijke taalstijl. Normen en gebruik, Een standaard-Nederlands? Dialect en cultuurtaal, Historische belichting van het Zuidnederlands en Taalzuivering. De conclusie luidt: het is noodzakelijk ‘dat alle leraren zich inzetten voor het onderwijzen van een gaaf algemeen beschaafd Nederlands’.

 

Museum. Maart-April. J.C. Brandt Corstius beoordeelt gunstig het negende deel van de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden door W.J.M.A. Asselberg, over ‘Het tijdperk der vernieuwing’. Aan het slot geeft hij een aantal critische aanvullende kanttekeningen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken