Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47

(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de tijdschriften.
(November - December)

De Gids. Augustus-September. Dit dubbele nummer is geheel gewijd aan Engelse letterkunde en cultuur.

Okt. H.H.J. de Leeuwe herdenkt Alida Tartaud-Klein als Nederlands Actrice. In de rubriek Nieuwe Boeken bespreekt J.N. Bakhuizen van den Brink twee levensbeschrijvingen van zijn grootvader Reinier Kornelis Bakhuizen van den Brink, nl. door Gerben Colmjon en door Jan Romein, waartegen hij bezwaren ontwikkelt, en waarbij hij kritische aanvullingen verschaft.

Nov. In de rubriek Nieuwe Boeken wordt de roman De Verschijning te Kallista van Raymond Brulez door Van Groningen besproken.

 

Critisch Bulletin. Sept. Anthonie Donker vindt in de verschijning van de Verzamelde Geschriften aanleiding om de aandacht te vestigen op Alphons Diepenbrock, prozaïst, essayist, polemist als ‘een verwaarloosd aspect van “Negentig”’. - J.C.M. Kruisinga bespreekt de ‘Taal en stijl der notariële acten’ en de publicatie van A. Pitlo (Ars notariatus deel II). - Pieter G. Buckinx beoordeelt de dichtbundel De overkant van de Limburgse dichteres Clara Haesaert.

Okt. Anthonie Donker en A. Mout beoordelen Drie cultuurhistorici aan het woord, nl. Romein, Geyl en Curtius. - Onder het opschrift Hart- en geestesschaal in evenwicht beoordeelt K. Jonckheere de laatste dichtbundel De Bevreemding van Anthonie Donker. - A. Romein-Verschoor beoordeelt De Bomen van A. Alberts (Achter de woorden schrijven). - Pieter G. Buckinx beoordeelt Vlaamse modernistische poëzie van Reini van de Kerckhove en van Hugo Claus.

 

Het Boek van Nu. Okt. Garmt Stuiveling geeft een ontledend en bewonderend overzicht van de bekroonde bundel De gouden rider, door de Friese dichteres Rixt (pseudoniem van H.A. van Dorssen), die haar gehele leven omvat (Uit 's harten grond). - P.H. Ritter Jr. beoordeelt de laatste bundel historische opstellen van Jan Romein: Carillon der Tijden. - Pierre H. Dubois beoordeelt met waardering, maar niet zonder bezwaren De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon, grillig, zelfs chaotisch van samenstelling, omdat de kern, de roman van Ondineke, omwonden is met het commentaar van een aantal vrienden van de auteur. De beoordelaar verklaart deze zonderlinge compositie scherpzinnig uit het feit dat ‘de revolutionair in Louis Paul Boon door zijn geaardheid verdrongen is door de psychologische observator, die begint uit te groeien tot een moralist’. - Alfred Kossmann beoordeelt Ad den Besten's bloemlezing uit jonge debutanten, getiteld Stroomgebied, waartegen hij ernstige bezwaren ontwikkelt (Verdwalend in het Stroomgebied). - Garmt Stuiveling schrijft een beknopt artikel A.M. de Jong ter herdenking, om tien jaar na zijn dood deze ‘geboren verteller’ te eren.

Nov. In de Kroniek van het Proza pleit Pierre H. Dubois voor de jongste roman van S. Vestdijk, De Schandalen, onder het opschrift Katharsis door begrip. - P.H. Ritter eert Maria Schmitz als romanschrijfster bij Haar

[pagina 60]
[p. 60]

zeventigste verjaardag. - Raymond Brulez toont zich weinig ingenomen met een boek van Eug. De Bock over De Vlaamse Letterkunde, dat hij ‘willekeurig en onevenwichtig’ noemt. - Hans de Vaal publiceert een Gesprek met Hugo Claus. Aan het slot van de aflevering een lange reeks korte boekbeoordelingen (Uit velerlei pen).

 

Roeping XXIX No. 6. Harry G.M. Prick publiceert een nagelaten fragment van Lodewijk van Deyssel: De onsterfelijke wals. - Henri Bruning's uitvoerige studie over Nihilisme en zedelijkheid is geschreven naar aanleiding van Een vinger op de lippen, de eerste roman van Pierre Dubois, waarin de Florentijnse monnik Lorenzo Vitelli ‘afrekent met het leven’, voordat hij op de brandstapel de dood vindt. Deze roman moet gezien worden ‘als een projectie van de actuele levensphase van de schrijver’. - In de Kroniek geeft Lambert Tegenbosch een beschouwing over de kunst van Karel van de Woestyne, samengaand met een beoordeling van de bundel Verzamelde Gedichten, een keuze, samengesteld en ingeleid door P. Minderaa. Het opschrift van deze bijdrage luidt: Verstoken achter hagen en onbeschut.

No. 7. Gabriël Smit schrijft Over Marnix Gijsen, kunstpolitiek, vrijheid en verantwoordelijkheid. Hij betoogt het goed recht van de overheid om de bekroning van een kunstwerk te weigeren, indien dit aanstotelijk is voor een godsdienstig-humanistische lezerskring.

 

Maatstaf. Okt. Onder het opschrift Verbijsterend spel bespreekt W. Gs. Hellinga enige varianten in P.C. Hooft's Sal nemmermeer gebeuren, met een facsimilé toegelicht. In het kladhandschrift ontcijfert hij, in plaats van ‘venus in de spiegel’, Venus ende Spiegel, waarbij ‘Spiegel’ de vader van Brechje (= haer) zou zijn.

Nov. Gerrit Kamphuis geeft Een critische notitie over Verwey en Nijhoff bij de publicatie van een onuitgegeven sonnet (Beelden). Bovendien drukt hij Nijhoff's In Memoriam Henriëtte Roland Holst af, dat in zijn nalatenschap aangetroffen werd. - J. Meulenbelt geeft een uitvoerige ontleding en waardering van de poëzie van Vasalis, onder het opschrift Beelden der werkelijkheid.

No. 9. Paul Rodenko publiceert een in opdracht geschreven, uitvoerig essay over de jong gestorven dichter Hans Lodeizen, met aanhalingen uit zijn werk toegelicht.

 

Streven. Okt. J. van Heugten geeft een overzicht van de Na-oorlogse poëzie in Nederland.

 

Libertinage VI (1953) No. 1-3. Arthur Lehning publiceert twee fragmenten uit een weldra te verschijnen boek De vriend van mijn jeugd, herinneringen aan de dichter Marsman. Het eerste is getiteld Een stuk jeugd en een stuk poëzie, het tweede: Op zoek naar het Paradijs. - In No. 3 begint G.H. 's-Gravesande een artikel, gewijd aan de nagedachtenis van Menno ter Braak, over het onderwerp Aug. E. van Groeningen en De Nieuwe Gids, met toelichting van onuitgegeven brieven aan W. Kloos.

 

Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur LXXIV, Heft 1-2. Th. Frings en Gabriele Schieb publiceren Die neuen Münchener Servatius-Bruchstücke, waaraan Gabriele Schieb toevoegt Die Stadtbeschreibungen der Veldeke-überlieferung en bijbehorende uitvoerige Registers.

[pagina 61]
[p. 61]

Levende Talen. Okt. In dit nummer is opgenomen de rede die H.J. Pos op de vorige jaarvergadering gehouden heeft over De ontmoeting der levende talen. - E. Stieglis maakt ‘enkele kanttekeningen’ bij een vroeger in dit tijdschrift gepubliceerde bijdrage over de Camera Obscura. - P.H. Breitenstein schrijft over Lees- en schrijf stoornissen. - Onder de Boekbesprekingen vestigen we de aandacht op de volgende: J.G. Bomhoff beoordeelt J.C. Trimp's proefschrift over Joost van Lodenstein als piëtistisch dichter. Pier Eringa beoordeelt C.F.P. Stutterheim's Inleiding tot de Taal-Philpsophie. C.A. Zaalberg beoordeelt Aarnout Drost's Schetsen en Verhalen, uitgegeven door G. Kamphuis.

 

Tijdschrift voor Levende Talen XIX, afl. 5. In de rubriek Nederlandse Letteren bespreekt Fr. Closset de keuze van P. Minderaa uit de Verzamelde Gedichten van Karel van de Woestyne, die z.i. ‘verantwoord is en een volledig beeld geeft van Van de Woestijne's dichtkunst en persoonlijkheid’. Verder deel II en III van Willem de Merode's Gedichten, een keuze uit zijn volledig werk bevattend, en o.a. drie nieuwe Vlaamse romans: De Verschijning te Kallista, door Raymond Brulez, Vertrouwen in Ree, door Albert Van Hoogenbemt, en Oproer in Congo door Gerard Walschap.

 

Dietsche Warande en Belfort. Okt. Michiel Van de Kerckhove geeft een kritische uiteenzetting van De Vlaamse Beweging Nu, gezien tegen een historische achtergrond. - In de rubriek Vlaams. Proza bespreekt Bert Ranke Teirlinck als impressionistisch woordkunstenaar naar aanleiding in zijn jongste roman Het Gevecht met de Engel. - De Kroniek der Poëzie, als gewoonlijk toevertrouwd aan Albert Westerlinck, bevat een beoordeling van Vlaamse Poëzie in 1953. Onder de oudere dichters wordt de aandacht gevestigd op Blanka Gyselen (De Engel Werft), Bert Peleman (Ruiters voor de Vrede), Jan Vercammen (Verbroken Zegel), Achilles Mussche (herdruk van Koraal van den Dood) en Richard de Cneudt (Liederen van Bezinning, uitgegeven bij zijn 75ste verjaardag). Onder de Boekbesprekingen vermelden wij een kritiek van Alb. Westerlinck op Dies irae van Valeer van Kerkhove, waarin deze de problematiek in de Katholieke romankunst van Europa behandelt; een beoordeling van de prozabundel Ik leefde gisteren van Bert van Aerschot, en van de roman Vaarwel aan Gertrude van Raf van de Linde, beide door B. Ranke.

Nov. Albert Westerlinck (Weer een uur met Vermeylen) vond in de verschijning van de Verzamelde Werken aanleiding om de betekenis van Vermeylen voor de Vlaamse letterkunde na te gaan door ‘enkele algemene trekken van zijn persoonlijkheid te schetsen’. - In De laatste ronde polemiseert Alb. Westerlinck met medewerkers van het N. Vl. Tijdschrift over de vraag of socialistische romanschrijvers hun levens- en maatschappijbeschouwing ook in hun werk dienen te tonen. - Verder beoordeelt hij onder Vlaams proza het verzamelde werk van Pater Alfons Walgrave en Aan de Waterkant van Julien Kuypers; en begint hij met een overzicht van de Literatuurstudie in Nederland, waarin o.a. een reeks proefschriften ter sprake komen.

 

De Vlaamse Gids. Okt. W.L.M.E. van Leeuwen vestigt de aandacht op Adriaan van der Veen, naar aanleiding van zijn onlangs bekroonde roman Het wilde feest, waarin hij diepgaande het ‘sociologisch-psychologisch-biologisch probleem’ van het antisemitisme aan de orde stelt. - In een uitvoerig artikel (Opstandigheid, verrukkelijke arend) behandelt Jan Walravens het

[pagina 62]
[p. 62]

modernisme in de hedendaagse Vlaamse poëzie. Hij betoogt dat de vijf voornaamste modernisten ‘het gedicht niet op dezelfde wijze bouwen’. Dit gaat hij na bij Ben Cami, Marcel Wauters, Hugo Claus, Albert Bontridder en Remy C. Van de Kerckhove, onderzoekt hun verband met buitenlandse tijdgenoten en met Paul van Ostaijen, en verklaart de aard van hun werk uit de tijdgeest. Ten slotte geeft hij een vergelijkende waardering van dit vijftal dichters.

Nov. Luc. Debaene's artikel over De structuur van de roman geeft in hoofdzaak een vergelijkend overzicht van twee geschriften over dit onderwerp: Das sprachliche Kunstwerk van Wolfgang Kayser (1948), dat ‘een stevig schema’ bevat, en Theory of Literature van Austin Warren en René Wellek (1949), ‘diep doordringend in de problemen’. - Alois Gerlo schrijft over Charles de Coster's ‘Ulenspiegel’ en Vlaanderen, waarin hij ‘de verhouding tot Vlaanderen en de symbolische betekenis voor Vlaanderen’ nagaat. - Valère Coopmans behandelt het thema Rust en emotie en poëzie, naar aanleiding van de uitspraak van Wordsworth ‘Poetry is emotion recollected in tranquillity’. Hij zoekt ‘een natuurlijk verband tussen jeugd en emotie, tussen rust en rijpere leeftijd’. - W.L.M.E. van Leeuwen bespreekt de vertelling Chantage op het leven (1953) Van Harry Mulisch, onder het opschrift Op zoek naar een nieuw ‘punt van uitgang’ voor leven en lamst. - M. Rutten's Kroniek van de Poëzie (Sloping van de rode muur) bevat een uitvoerige ontledende beschouwing van de poëzie van Hugo Claus, gevolgd door een beknoptere van R.C. Van de Kerckhove's poëzie, met de conclusie: ‘Na het verschijnen, vooral van Claus' Een huis en Van de Kerckhove's Veronica is het nu wel duidelijk dat de dichtkunst ten onzent naar nieuwe wegen, dus uitwegen zoekt om te ontsnappen aan verstarring’. Wellicht - meent hij - is dit ‘de voorbode van een dichtkunst waarin eens het oude en het nieuwe tot een verzoening der normen komen’. - J. Schepens vervolgt zijn notities in de Spiegel van vroeger en nu.

Dec. Wilfried de Pauw levert een korte bijdrage Over het symbolisme om deze term in de letterkunde te begrenzen. - Boontje toont Vertrouwen in Van Hoogenbempt te hebben, op grond van zijn laatste roman: Vertrouwen in Ree, waarin de criticus waardeert dat ondanks gebrek aan gaafheid een nieuwe richting ingeslagen wordt, die hem herinnert aan zijn eigen roman, de Kapellekensbaan. Ondanks de tekortkomingen ziet hij in het jongste werk van Van Hoogenbempt een eerlijk streven en een belofte. - M. Oukhow wijst op de betekenis van het tijdschrift Het Taaiverbond (1845-1855) voor De Vlaamse Beweging, waaraan de meest vooraanstaande literatoren meegewerkt hebben. Hij geeft een interessant zaakrijk overzicht van de inhoud, die de toenmalige Vlaamse strijd van verschillende zijden belicht.. - In de Kroniek van de geschiedenis bespreekt H. van Werveke o.a. de Reacties van P. Geyl en de historische ‘vie romancée’ van Jane de Jongh. - Jan Schepens publiceert zijn Herinneringen aan Pol Anri, zijn voorganger in de redaktie van dit tijdschrift.

 

Leuvense Bijdragen XLIII, Nrs 1-2. Het eerste gedeelte van G. de Smet's bijdrage over Gedolt en geduldig bij Hendrik van Veldeke bevat overvloedig dialektgeografisch en historisch materiaal om na te gaan in hoeverre de taal van deze dichter naar het Oosten gericht is. - A.J.J. de Witte publiceert de hoofdzaken uit een voordracht over Psychologie en Linguistiek, om de ‘samenwerking van psychologen en linguisten’ te bepleiten. - Chr. Stapelkamp verzamelde Middelnederlandse Lexicografische notities, ter aanvulling van het

[pagina 63]
[p. 63]

Mnl. Woordenboek, voor een groot deel plantnamen. - Fr. van Coetsen bespreekt het zeldzame woord Napkruimer (invalide zonder benen) en wijst op Een geval van ‘spelling-pronunciation’ in het Geraardsbergse dialect. - L.C. Michels verklaart het zeldzame Mnl. woord wisouden (Rinclus vs. 396) als een samenstelling met onverbogen adjektief wijs, en bepleit een overtuigende emendatie in Sp. der sonden (Mnl. hem in nominatieffunctie?)

 

Nieuw Vlaams Tijdschrift No. 10. In het opstel Het drieluik van de geboorte van het nationaal toneel geeft Firmin Mortier een interessant uitvoerig overzicht van de toneelontwikkeling in Antwerpen, Brussel en Gent, om tot de volgende konklusie te komen: ‘Als ons toneel in de toekomst steeds meer nationaal zal moeten worden, dan dient het te zijn de uitdrukking van een organisatorische zowel als morele werkelijkheid: de samenwerking tussen Antwerpen, Brussel en Gent’ met uitbreiding tot andere steden die ‘een stadsschouwburg ter beschikking van amateurs- en beroepstoneel stellen’.

Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vlaamse Academie. Juni-Sept. 1953. Cyriel de Baere verzamelde Vleinamen uit vrijersmond in onze oudere toneelliteratuur, aansluitend bij zijn vroegere studie Schimpighe woorden in de oudere toneelliteratuur van 1951. In een tweede gedeelte bespreekt hij een aantal minder gewone woorden (dreel, greyn, kaere, cadullekin, kanjewieltje, monckaert, quiromdoosje, smullekin en vullekin. - J. van Mierlo bestrijdt Een nieuwe opvatting van den Reinaert-proloog, nl. van W.A.F. Janssen in de Leuvense Bijdragen. Daarna maakt hij Kanttekeningen bij het opstel van G. Kazemier over de datering van de Eerste Bliscap, in hetzelfde tijdschrift. - Ingekomen waren de Verslagen over de prijsantwoorden voor het jaar 1953. Op voorstel van Fr. De Bakker, J. Kuypers en Frank Baur werd een uitvoerige studie bekroond over De beginselen van Albert Verwey's litteraire critiek, met een bibliographie van en over het critisch werk van Albert Verwey. De schrijver bleek te zijn de heer Michel Hanot te Gent. Zijn boek zal door de Academie uitgegeven worden.

Standpunte VIII Nr. 1. September. A.A.M. Stols doet mededelingen omtrent Verzorging van hei Nederlandse boek met waardering van allen die zich daarvoor verdienstelijk gemaakt hebben. - Ernst van Heerden geeft beschouwingen over Die sinestetiese beeld, nl. over ‘die wisselende spel’ van ‘optiese en akoestiese indrukke’, toegelicht met aanhalingen uit Engelse, Nederlandse en Afrikaanse dichters. - Rob Antonissen publiceert dokumenten Over Henriette Roland Holst-Van der Schalk op grond van persoonlijke herinneringen. - Tinus M.P. Oosterhof ziet in de poëzie van Albert Besnard een uiting van Moderne Barok: ‘soos Vondel is hy deur en deur 'n barokdichter in sy voorstellingswyse, maar klassiek in sy taalbeheersing’. Met parallellen wordt dat toegelicht. - Het opschrift van een tweede Kroniek door Rob Antonissen luidt Middelmaat en Minder. Het eerste geldt de dichtbundel Grou Mure van S.J. Pretorius; het tweede het grootste deel van de toneelstukken die naar de prijs meegedongen hebben.

 

Tydskrif vir Letterkunde III Nomraer 3. C.M. van den Heever herdenkt met grote waardering en liefde de dichter Totius. - J. van Melle vraagt aandacht voor Die Boesmanverhale van Eugène Marais, opgenomen in zijn bundel Dwaalstories. Uit de belangwekkende inhoud blijkt dat de tenondergegane Bosjesmannen in een vroegere periode een hogere kultuur gekend hebben. - J. Kromhout publiceert, als voorloper van een weldra te verschijnen proefschrift, een artikel over Die Digter Leipoldt, bedoeld als een Herwaardering,

[pagina 64]
[p. 64]

op grond van ‘'n paar steekproewe’. - S.C. Hattingh wijdt een uitvoerige studie aan Die Digterskap van S. Ign. Mocke. Hij bespreekt zijn eerste bundel Gedigte, op twintigjarige leeftijd gepubliceerd (1932), zijn satirische verzen Asperien vir die Muse (1948) en Liedere van Salome (1948), waarmee ‘een nieuwe fase in zijn dichterschap begint’, en de jongste bundel Twee lande, die zijn dichterschap tot volle ontplooiing brengt. Met treffende aanhalingen is deze bewonderende studie toegelicht. - J.J. Human herdenkt Martimis Nijhoff in een zeer waarderend artikel: in hem heeft ‘die Nederlandse letterkunde een van sy belangrikste figure verloor’. - In de rubriek Boekbespreking beoordeelt F.J. Snijman de roman Swart Pelgrim van F.A. Venter; S.C. Hattingh de roman Grou Mure van S.J. Pretorius.

 

Tydskrif vir Wetenskap en Kuns XIII, afl. 1. G. Dekker herdenkt de verdiensten van Nicolaas Beets: 'n halwe eeu na Hildebrand se sterfdag. - L.C. van Oordt vervolgt zijn dokumentenreeks uit Die Kaapse Taalargief (VIII) (blz. 46-73). - M.J. Posthumus bespreekt de Afrikaanse onderscheiding van Die substantieve ronde en rondte. - H.J.J.M. van der Merwe geeft een beschouwing over Afkortinge in Afrikaans.

 

Ons Eie Boek XIX, Nommer I. Onder het opschrift Teëngif teen stylwoede beschouwt A.P. Grové Van Melle se Romankarakters, vergeleken met die van Jochem van Bruggen en M.E.R. Hoewel bij Van Melle veel te waarderen valt, wijst hij ook op de zwakke zijde van zijn talent, dat z.i. het best uitkomt in zijn kortverhalen. - Jaco van der Merwe schrijft over Die essay as letterkundige vormsoort. - Hertzog Venter beoordeelt Jonger werk van drie ouer skrywers, namelijk En die oranje vloei verby van Sangiro, Die skew van Vaakspruit van D.F. Malherbe, en Jeug van C.M. van den Heever. - Merwe Scholtz beoordeelt de dichtbundel Die Bevryding van Ernst van Heerden.-Jaco van der Merwe beoordeelt twee bundels essays: Die asvaal ou karoo en ander essays van Willem van den Berg, en Die mag van die woord van J.D. du Plessis.

Nommer II. A.P. Grové beoordeelt het drama Dias van N.P. van Wyk Louw; Ernst van Heerden beoordeelt de dichtbundel Lig en Skaduwee van J.D. du Plessis; Ina Rousseau beoordeelt Die wa-as, een novellenbundel van Mikro. - Merwe Scholtz bespreekt Werkwoordvorme in Afrikaans in die verlede tyd van Meyer de Villiers.

Nommer III. T.T. Cloete herdenkt Totius. - Een uitvoerige kritische beschouwing wijdt F.E.J. Malherbe aan het proefschrift Digters van Dertig van D.J. Opperman. Hij ontwikkelt daarbij ernstige bezwaren, vooral tegen het gedeelte dat over N.P. van Wyk-Louw handelt. - A.P. Grové beoordeelt de Nuwe een-bedrywe van Gerhard J. Beukes; J.L. Steyn een drietal spelen Adam en Eva van W.A. de Klerk. - Rob, Antonissen geeft aanvullende en kritische kanttekeningen bij de bloemlezing Digters uit die lae lande, bewerkt door A.P. Groot en Erno Endt.

 

Volkskunde XII, Nr. 3. Eg. I. Strubbe schrijft over Zwarte kunst te Brugge in 1544. - C. Catharina van de Graft wijst op een kinderliedje, betrekking hebbende op een oud gebruik van het Balslaan. - De tweede helft van de aflevering is gevuld met een lange lijst van Kleine Mededelingen en Boekbesprekingen, en een Tijdschriftenschouw.

 

Museum. Sept. A. Weijnen bespreekt het tiende deel van het Middelnederlandsch Woordenboek, waarin Lieftinck de ‘Bouwstoffen’ vervolgt, en het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken