Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47

(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de tijdschriften.
(Mei-Juni).

De Gids. April. Door samenwerking van negen tijdschriften (Het Boek van Nu, Critisch Bulletin, De Gids, Kroniek van Kunst en Kuituur, Maatstaf, De Nieuwe Stem, Ontmoeting, Podium, Roeping) is een gezamenlijke April-aflevering verschenen, getiteld Nationale Snipperdag, gewijd aan het oorlogsleed, herdenking van de slachtoffers en de bevrijding, met een zestigtal bijdragen in verzen en proza van zeer verschillende auteurs.

Mei. P. Minderaa herdenkt met grote waardering zijn onlangs overleden voorganger Pieter Nicolaas van Eyck en geeft een treffende karakteristiek van deze belangrijke dichter en veelzijdige geleerde. - In de Kroniek van het proza bepleit Clara Eggink Het goed recht van de Bekentenisroman, naar aanleiding van de jongste proeven in die trant. - G.S. beoordeelt de Maskerade der muze van Jan Grootaers.

 

De Nieuwe Stem. April. Nationale Snipperdag.

Mei. Annie Romein-Verschoor levert een bijdrage, getiteld Reacties op het boek van Charles, namelijk Volg het spoor terug, dat haars inziens ten onrechte felle bestrijding gevonden heeft.

[pagina 237]
[p. 237]

Het Boek van Nu. April. Nationale Snipperdag.

Mei. Karel Jonckheere bespreekt de Humor in de Vlaamse Letterkunde van heden. Pallieter is z.i. ‘een kwalijk gekozen maatstaf om gans Vlaanderen aan te toetsen’. Men heeft ook rekening te houden met de hedendaagse belangrijke romanschrijvers. - D. de Vries beoordeelt de Volkspoëzie uit Indonesië van W.A. Braesen en R. Nieuwenhuys. - G. Stuiveling bespreekt Van Mierlo's bundel studies over de Reinaert-proloog en geeft daarbij zijn eigen opvatting. - Raymond Brulez toont zich zeer ingenomen met Hubert Lampo's laatste roman Terugkeer naar Atlantis (Heimwee naar een andere wereld). - Alfred Kossmann beoordeelt Pierre Kemp's kleine gedichten, naar aanleiding van een onlangs verschenen bloemlezing.

 

Critisch Bulletin. April. Nationale Snipperdag.

Mei. Enige gedachten over het phenomeen: experimenteel gedicht van M.L.M. van Armelo-Hofstee gelden ‘enkele aspecten van de experimenteel genoemde dichtkunst’, waarbij ‘geen sprake is van gelijktijdigheid in de verschillende landen’, maar ‘zekere continuiteit niet te ontkennen is’. - Anthonie Donker (Het experiment van den gasfitter) vond in de jongste poëzie van Agterberg aanleiding tot een terugblik op al zijn bundels en een karakteristiek van zijn talent. - Paul Rodenko (Glasheldere dubbelzinnigheid) bespreekt de jongste novellenbundel Paranoia van W.F. Hermans. - C.J.E. Dinaux (Rechtschapen lectuur) beoordeelt Het eiland in de verte van Maria van Dessel-Post. - R. Roest Crollius (Ervaringsbeschrijving) beoordeelt twee zeer verschillende boeken: Gordel van Smaragd van Johan Fabricius en Vogels in de nacht van K. van der Geest. - K. Jonckheere (Nieuwe toeristen-optiek) bespreekt met veel waardering Aan de Waterkant van Julien Kuypers.

 

Maatstaf. April. Nationale Snipperdag.

Mei. Maurice Gilliams publiceert de toespraak waarmee hij de 75-jarige Herman Teirlinck huldigde. - H.E. van Gelder (Erflaters per post) geeft een toelichting bij de portretkeuze voor de zomerpostzegels van 1954. - B.W. Schaper (Het werkende woord) bespreekt Het adagium van Willem de Zwijger. - Paul Rodenko (Den Besten en de Geest) geeft een kritische beschouwing over de experimentele poëzie van de jongeren, naar aanleiding van Ad den Besten's bloemlezing uit de naoorlogse dichtkunst Stroomgebied. - Anna Blaman (Het laatste woord) verdedigt haar roman Eenzaam Avontuur tegen de kritiek van onbillijke beoordelaars.

 

Roeping. Speciaal nummer, met Nederlandse en Franse bijdragen, gewijd aan Max Jacob, ‘de Joodse dichter uit Frankrijk, die zich tot het katholicisme bekeerde en in Maart 1944 viel als slachtoffer der Duitse terreur’.

April. Nationale Snipperdag.

 

Streven. Febr. Onder het opschrift Een merkwaardige litteratuurgeschiedenis geeft J. van Heugten een in hoofdzaak gunstige beoordeling van Gerben Colmjon's boek De Nederlandse Letteren in de negentiende Eeuw. Hij noemt het ‘een wonderlijk boek, een boek sui generis, maar dat boeit en intrigeert en prikkelt’, en dat als verdienste heeft ‘dat het aanspoort tot rekenschap en verantwoording, tot herziening van al te geredelijk aangenomen meningen’.

Mei. J. van Heugten (Naar een nieuwe poëzie) toont weinig waardering voor Ad den Besten's bloemlezing Stroomgebied, in regeringsop-

[pagina 238]
[p. 238]

dracht samengesteld uit het werk van de jongere dichters, waarin vooral de lof verkondigd wordt van G. van der Graft. De beoordelaar eindigt met de vraag: ‘Zal deze poëzie toekomst hebben?’ Z.i. blijft dit ‘voorlopig een open vraag’.

 

Dietsche Warande en Belfort. Maart-April. Anton van Duinkerken toont zijn grote waardering voor Mijnheer Teirlinck, bij zijn vijf en zeventigste verjaardag. Het opschrift wijst op een aanvankelijke gelijkenis met Mijnheer Serjanszoon. - De Kroniek der Vlaamse poëzie van Albert Westerlinck bevat Enkele marginalia bij de poëzie van Karel van de Woestijne, naar aanleiding van de Inleiding, die P. Minderaa schreef voor de onlangs uitgegeven Bloemlezing uit Van de Woestijne's gedichten. Zijn kritische kanttekeningen komen daarop neer, dat Minderaa de ontwikkeling van deze dichter te veel ‘versimpelt’ en z.i. de zeer gecompliceerde geestestoestand niet tot zijn recht doet komen: Van de Woestijne heeft ‘de harmonia van ziel en leven in zijn concreet bestaan niet kunnen verwezenlijken’. ‘Het religieuse element moet men genuanceerder zien dan in deze Inleiding’. Overigens ontbreekt het in deze kritiek noch aan bewondering voor de dichter, noch aan waardering voor Minderaa's studie. - De rubriek Noordnederlandse Letteren is verzorgd door Lambert Tegenbosch, die o.a. werk beoordeelt van J.B. Charles (Volg het spoor terug), Remco Campert, Bertus Aafjes, Michel van der Plas, en Antoon Coolen (De vrouw met de zes slapers).

Mei. E. Rombauts publiceert een Utrechtse Congreslezing van 1952, getiteld Een leemte in de Nederlandse literaire geschiedschrijving. Naar zijn mening werd de betekenis van de Zuidnederlandse letterkunde tussen renaissance en Vlaamse beweging onderschat. Hij acht ‘deze lezing nog actueel en interessant genoeg om ongewijzigd te laten verschijnen’. De Kroniek van de Vlaamse poëzie, door Jos de Haas, heeft als opschrift ‘Drie houdingen en methodes’ en beoordeelt de jongste bundels van Gery Helderenberg, Johan Daisne en Paul de Vree.

 

De Vlaamse Gids. Mei. Franz de Backer. publiceert een toespraak tot Herman Teirlinck, vijf en zeventig jaar. - G.H. 's-Gravesande verzamelde gegevens over De Betrekkingen van Vlaamse schrijvers tot ‘De Nieuwe Gids’, waarbij vooral interessant zijn de brieven die W. Kloos richtte tot de jeugdige Augustus Vermeylen.

 

Nieuw Vlaams Tijdschrift VIII No. 3. Onder het opschrift Ketterijen protesteert Gerard Walschap tegen de opvatting van sommige jongeren, dat ‘de romanschrijver alleen maar zichzelf zou kennen’, waaruit geringschatting voor algemeen erkende romanschrijvers voortvloeit. Daartegenover verdedigt hij de stelling: ‘Romankunst is dynamische herschepping van de realiteit zoals portretkunst altijd geweest is en zijn zal bezielde weergave van het menselijk gelaat’.

 

Standpunte VIII No. 3. In een ‘voorlesing’ te Durban, Roy Campbell en die Suid-Afrikaanse poësie vestigde D.J. Opperman de aandacht op de Engelse letterkunde in Zuid-Afrika, die aan de Afrikaanse voorafgegaan is. De eerste ‘digter van formaat’ (± 1820) was Thomas Pringle, maar van groot belang was het optreden van de zeer begaafde, 22-jarige Roy Campbell, die in 1924 debuteerde met The Flaming Terrapin. De ‘Digters van Dertig’

[pagina 239]
[p. 239]

hebben hem bewonderd: ‘Campbell is in 'n groot mate hulle voorganger en geestelike vader’. In de ontwikkeling van de Suid-Afrikaanse Engelse poëzie ‘staan Campbell onvoorwaardelik sentraal’, als ‘die grootste digter’, te vergelijken met Van Wyk Louw. - Uitvoerig toegelicht en kritisch ontledend is de Afrikaanse Kroniek ('n Batige Saldo) van Rob. Antonissen. Als verdienstelijke ‘epigonen’ beoordeelt hij S. Ignatius Mocke, wiens jongste bundel (Twee Lande) hij vergelijkt met de vorige. Daarna de laatste bundel van Ernst van Heerden (Reisiger), vergeleken met Sewe Vrese. Jan van Melle, het vorige jaar overleden, had grote verdiensten, maar was feitelijk in 1943 ‘uitgeschreven’. In zijn trant debuteerde de jonge romanschrijver Kas van den Bergh (Vliëe teen die Ruite). Ten slotte prijst de recensent Jaffie van Eitemal: ‘'n skat van 'n boek’. - Jan Greshoff's Nederlandse Kroniek is gewijd aan Pierre H. Dubois, van wie zowel het handboek Verkenning van de Mens als de roman De Ontmoeting zeer gewaardeerd wordt. Aan het slot vestigt de schr. beknopt de aandacht op twee veelbelovende jonge auteurs: A. Alberts en Jacoba van Velde.

 

Tijdschrift voor Ned. taal en letterkunde LXXII, afl. 1. G.I. Lieftinck maakt ‘Methodologische’ en paleographische opmerkingen naar aanleiding van een Hert met een wit voetje. Hij wijst o.a. op de invloed van Latijnse afkortingen en punten op de Mnl. paleografie. - P.C. Boere is door onderzoek van Oud-franse handschriften in staat een belangrijk Naschrift te geven bij zijn artikel in de vorige aflevering: De twaalf vruchten van de eucharistie in het veertigste der Limburgse sermoenen. - L.C. Michels maakt Aantekeningen bij Caillieu's Dal sonder wederkeeren in Paul de Keyser's uitgave. - P. Maximi-lianus O.F.M. Cap. vergelijkt De bekoring van Jan van Beverley in het bekende volksboek met een verwant motief in de bijbel. - W.F. Daems toont aan dat de plantnaam Mnl biercruut berust op een corrupte tekst (= erdebeyer-cruut). - G.I. Lieftinck publiceert Addenda en Corrigenda bij zijn Bouwstoffen van het Mnl. Woordenboek. - H.J. Vieu-Kuik geeft het eerste gedeelte van een Stilistisch onderzoek naar het aandeel van Betje Wolff in de werken van Wolff en Deken. Daarin stelt zij een diepgaand onderzoek in naar Betje's gebruik van Franse woorden, die Aagje niet licht gebruikt zou hebben. - De taalgeografie schrijdt voort noemt G.G. Kloeke een opstel, naar aanleiding van W. Mitzka's Handbuch zum deutschen Sprachatlas. Hij prijst het ‘bezadigd oordeel’ van deze ‘ervaren taalgeograaf’ en knoopt daaraan, op grond van eigen rijke ervaring, zijn eigen opmerkingen vast. - C. Kruyskamp beoordeelt de bloemlezing uit de Poësy van J. Six van Chandelier door G.A. van Es.

 

Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vlaamse Academie. Jan.-Febr. Deze aflevering begint met de tekst van de redevoeringen, bij de overdracht van het Bestuurderschap uitgesproken. - Robert Foncke publiceert een belangrijke, in hoofdzaak folkloristische voordracht: Wat Klokken roepen. - In de Febr. vergadering bracht Maurice Gilliams een Rouwhulde aan Prof. Dr. Paul Sobry. - Jan F. Vanderheyden stelde een Bronnenonderzoek in naar Michiel de Swaen's Digtkonde. Met uitvoerige dokumentatie bewijst hij de invloed van A. Dacier's vertaling van Aristoteles' Poëtica (1692) en van P. Corneille's Discours de la tragédie. - Een uitvoerige lijst van Bijnamen uit de oudste rekeningen van Aardenburg (1309-1310) is samengesteld en toegelicht door R. Haeserijn.

[pagina 240]
[p. 240]

Neophilologus XXXVII, afl. 2. R.O.J. van Nuffel publiceert een voordracht, gehouden op het Vlaamse Filologencongres van 1949, en getiteld: Hoe ver staan we met de studie van de invloed der Italiaanse literatuur op de Nederlandse: Na een uitvoerig kritisch overzicht van wat reeds geleverd is, stelt hij vast dat er voor de twintigste eeuw ‘nog bijna niets’ gedaan is.

 

Levende Talen. April. In een artikel Arthur van Schendels nationale romantiek bestrijdt F. Jansonius de opvatting van Jan GreshofFals zou Van Schendel een ‘klassiek auteur’ geweest zijn. In allerlei werken wijst hij op een ‘romantisch subjectivisme’. - Jef Notermans' Herinneringen aan een docent in levende talen gelden René Verdeyen, de vereerde leermeester van de dichter Daan Boens, die deze herinneringen bekend maakte in De Vlaamse Gids van Maart 1954. Uit de rubriek Boekbeoordelingen vermelden wij de volgende: Victor E. van Vriesland's Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen door Cath. Ypes; P.A. Verburg's proefschrift Taal en functionaliteit door C.F.P. Stutterheim; Emmy Kerkhoff's rede Wegen naar het Taaikunstwerk door J. Elema.

 

Tijdschrift voor Levende Talen XX, afl. 3. Leon Verlée publiceert Quelques considerations sur la vocabulaire de base, waarvan hij zich een overtuigd voorstander toont. - Fr. Closset bepleit Het vertalen van teksten, dat ‘volgens de actieve methode in de hogere klassen met uitstekende resultaten kan worden toegepast’.

 

Volkskunde LV, No. 2. J.H. Kruizinga (Nieuwe Folklore) wijst op noodzakelijke aandacht voor nieuwe volksgebruiken. - Nanne Ottema deelt een en ander mee over een Verzameling volks- en kinderprenten in het Prinsessehof te Leeuwarden, met reprodukties. - H.H. Knippenburg (Rond de Pinksterbruid) verzamelde daarop betrekking hebbende volksliedjes. - M. de Meyer vervolgt zijn opstel over Hedendaagse sprookjesstudie (1945-1954). In de rubriek Boekbesprekingen beoordeelt P.J. Meertens o.a. Levende folklore in Nederland en Vlaanderen van J.H. Kruizinga en Die Afrikaanse volkskultuur van Abel Coetzee.

 

Ontmoeting VII. Maart. J. Haantjes opent een nieuwe rubriek, waarin hij bespreekt wat op het gebied van litaratuurstudie in de laatste jaren gepubliceerd is. Het opschrift luidt Niet zonder voorkeur, het motto van deze eerste bijdrage: ‘In de literatuur moet je omkijken’.

April. Nationale Snipperdag.

 

Museum. Maart. J.C. Brandt Corstius beoordeelt het vijfde deel van de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, waarin hij vooral waardering heeft voor de gedeelten door Prof. Van Es en door Prof. Rombauts bewerkt. - A. Weijnen beoordeelt De oorkonden van Belgisch Limburg c. 1350-1400, bestudeerd door J. Moors. - Jo Daan beoordeelt Het Drents van Ruinen, door A. Sassen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken