Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 51 (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 51
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 51Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 51

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 51

(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

III.
Kloos' ‘Testament’

Onder de door Verwey nagelaten documenten bevinden zich enige handschriften - van gedichten - door Willem Kloos. Ook een omvangrijk handschrift, dat uit 20 folio-vellen bestaat. Het eerste vel bevat uitsluitend de titel van deze gedichten-reeks:

Mijn Testament
door
Willem Kloos

De negentien bladen die volgen en waarvan slechts de eerste vier genummerd zijn, bevatten elk een sonnet, gedichten die later in de N.G. en in ‘Verzen I’ zijn afgedrukt.

Ik laat hieronder de beschrijving volgen van dit manuscript:

1.Ik wijd aan U dees verzen, zwaar geslagen. Titel: ‘Opdracht’. Deze opdracht luidt: ‘Aan Willem Witsen’. Var.: vers 12: En 'k bied aan 't eind met dit mijn laatste boek,
2.Gij, Die mij de eerste waart in 't ver Verleên, Titel: ‘Moisa’. Var.: 9: in het hs en in de N.G.: Eén, één moet zijn.
3.O gij, die mij, toen alles mij verliet, Het hs heeft tot titel: ‘Aan Albert Verwey’ en vers 1 luidt daar: En gij - o, die - toen alles mij verliet,; het heeft verder de volgende var.: vers 2: En éne donkerheid; vers 4: Té moe was; vers 6: En door uw glans.
4.Ik hield u dierder dan mijzelf. Ik had De eerste kwatrijn is in de hand van Kloos; de tweede en de terzinen in de hand van Verwey. Var.: de eerste twee versregels luiden in het hs: Gij waart mij dierder dan mijn Ziel. Ik had / Geen Ziel meer, want ik wierp mijn trots,; vers 10: maar 't open hart.
5.Diep uit de nooit-doordringbare gewelven Var.: vers 10: eens voor 't laatst,. Dit sonnet is nr. I van de reeks die bij het afdrukken in de N.G. tot titel kreeg: ‘Het Boek van Kind en God’. Het sonnet dat in de N.G. daaraan vooraf gaat, ‘Prooimion’, komt in dit hs niet voor.
6.Ik wás uw Vader, ja, vol mededogen, Var.: vers 8: Ach om wat weelde en weidsen zinneschat.
7.O, dat ik haten moet en niet vergeten! Var.: vers 8: Om stil.
8.Want Ik, die Ik ben, haat u om uw slechtheid, Var.: vers 11: schrikb're Konde.
9.Gij zijt niet slecht geweest: gij waart slechts zwak, Var.: vers 4: Wanneer zijn speelgoed het niet meer geriefde.
10.Wanneer ik dood ben, lief, en iemand zegt, Var.: vers 6: om mijn zelfs wil.
11.Ik heb U dit te zeggen, dat Uw naam, Var.: vers 11: verdoemde.
12.Nu dat zo is, en ik, zo doods-bedroefd, Var.: vers 3: vergloriën van die dagen; vers 7: de woorden om mij zijn doorgestreept en vervangen door: dit lijf; vers 12: het woord mijn is doorgestreept en vervangen door: dat; vers 13: de woorden ik smeek 't zijn doorgestreept en vervangen door: o tracht; vers 14: Door 't zoet omvatten van dees arme leên.
13.Ik had zo gaarn dit Boek in vreugd geschreven, Var.: vers 1: zo graag.
[pagina 156]
[p. 156]
14.Laat mij nog éénmaal, in gedachten, kussen Geen titel. Var.: vers 10: Niet waar, mijn lief, waarna geen; vers 14: hangend op.
15.En als zij nu weer kwam, en keek, en vroeg Var.: verzen 4, 5 en 6: Zou dát dan nogmaals niet mijn hart verweken? / Wie weet, - ik ben zo groot, zo goed, en wreken / Is nooit mijn werk geweest, en minlijk spreken.
16.De bomen dorren in het laat seizoen, Var.: vers 7: maar ook wie wint er; vers 13: De dode bomen komen.
17.Ik zal mooi dood-gaan, als een vlammend vuur, Boven dit gedicht is, maar niet als titel, met kleine letters genoteerd: 't Laatste.
18.Mensen zijn wijs, er, met een wijs gelaat, Afgedr. in de N.G. van Oct. '88. Titel: ‘Het Leven I’.
19.Als 't latere geslacht dees woorden leest, - Afgedr. in de N.G. van Oct. '88. Titel: ‘Het Leven II’. Var.: Vers 5: dan voor groot gevoel; verzen 9 en 10 staan tussen haakjes; vers 10: zeldzaam in dees tijd; vers 14: Rond uw Zelf.

***

 

Uit de in 1888 tussen Kloos en Verwey gevoerde briefwisseling weten wij, dat Kloos 29 September '88, toen hij voor herstel van gezondheid ten huize van Frederik van Eeden te Bussum vertoefde, zijn komst te Amsterdam aankondigde, teneinde Verwey te raadplegen over copie, die hij graag opgenomen wilde hebben in de Nieuwe Gids. (Zie: ‘De Jeugd van een Dichter’, blz. 228 e.V.). Het is een onderstelling, maar het is mogelijk, dat deze, in de nalatenschap van Verwey aangetroffen foliovellen, een deel vormen van de toen besproken copie en dat Kloos, na dit overleg met Verwey, de oorspronkelijke titel van de reeks, ‘Mijn Testament’, gewijzigd heeft in ‘Het Boek van Kind en God’.

IV.

Men ziet, het zou dwaas zijn van een groot dichterlijk oeuvre te spreken.

Niet, dat de omvang van een dichtwerk, of het aantal versregels dat per jaar te boek wordt gesteld de artistieke betekenis van een dichter bepaalt, maar het zegt ons wel iets over de rijkdom van zijn geestelijk leven.

Men ziet ook hoe vaak Kloos gebruik maakt van accenten; hij brengt daardoor een element van rede-geving in zijn vers; het is alsof hij bij zijn lezers een bepaalde gedachte inhameren wil. Maar dit veelvuldig gebruik van accenten geeft ook blijk van gebrek aan vertrouwen in de kracht van het ritme zijner verzen. Ook constateert de lezer, die de sonnetten naar tijdsorde volgt, dat zij meer en meer, hoe schoon het aanvangsvers ook mag zijn, te lijden hebben van hoogdravendheid en een gevoelsgesteldheid weergeven die soms verre van verheven is (zoals bijv. de definitie van ‘liefde’ in sonnet LXXXII). Sommige sonnetten van 1890 en later staan in pijnlijk contrast tot die welke daaraan in de bundel onmiddellijk voorafgaan, ‘Moisa’ en ‘Madonna’, die van acht jaar vroeger zijn. Het geestelijk en zedelijk verval, dat geleidelijk begon, drukt zich duidelijk in het esthetische uit.

 

Ik herhaal, de tijdsorde van ontstaan, door Verwey aangegeven, bleek op enkele punten niet feilloos te zijn. Hij heeft ten dele op zijn geheugen moeten

[pagina 157]
[p. 157]

afgaan of op mondelinge overlevering wanneer hij geen brieven, drukproeven of manuscripten raadplegen kon.

Volledigheidshalve vermeld ik liier nog, dat Verwey in zijn exemplaar van de uitgave ‘De Zilverdistel’ enkele potloodaantekeningen heeft gemaakt, die geringe afwijkingen vertonen van zijn elders gemaakte notities. Bij sonnet LVI heeft hij genoteerd: 1881/82. Maar in zijn exemplaar van ‘Verzen’ heeft hij aangetekend: ‘bij Perks leven, dus in '80’ zodat men zich stellig aan het jaartal 1880 houden mag.

Bij de sonnetten LVIII en LIX heeft hij in zijn exemplaar van ‘De Zilverdistel’ aangetekend 1882, terwijl deze sonnetten op zijn lijstje bij die van 1881 worden genoemd. Verder is er nog een verschil in datering betreffende sonnet VI. In het exemplaar van ‘De Zilverdistel’ heeft Verwey het niet '86 maar '85 gedateerd. Maar deze verschillen zijn van weinig belang.

Hoe het zij, over andere bronnen beschikken wij niet en het is stellig wenselijk, dat men bij een herdruk van Kloos' ‘Verzen’ met de hierboven bijeengebrachte gegevens rekening houdt. Tevens zouden dan zekere gelegenheidsgedichten en humoristische boutaden (zoals: ‘Een Spietsje’, ‘Tweede gezicht’) evenals natuurlijk de scheldsonnetten gesupprimeerd moeten worden. Kloos legt er geen eer mee in.

Nu wij weldra - in Mei 1959 - de dag zullen herdenken waarop deze man, wiens werkzaamheid voor de zuivering onzer poëzie zo baanbrekend is geweest en aan wien wij enige onsterfelijke verzen te danken hebben, een eeuw geleden geboren werd, zou een dergelijke her-uitgave een waardig en wèlverdiend huldebetoon kunnen zijn. De Nederlandse poëzie is veel, zeer veel verschuldigd aan Kloos.

18 Oct. '56.

Maurits Uyldert.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken