Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54 (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54

(1961)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

Uit de tijdschriften

De Gids. December 1960. In de Kroniek van de poëzie bespreekt Piet Calis Jan Engelman of het goud van Midas.

Januari 1961. In de Kroniek van de poëzie bespreekt Piet Calis de poëzie van Nooteboom in Cees Nooteboom: Rozen en woestijnzand. - Emmy van Lokhorst heeft grote waardering voor Anna Blamans laatste werk in de Kroniek van het proza. - In de rubriek Kort Commentaar geeft Piet Calis in Dirk Coster en Slauerhoff een staaltje van Costers felheid en kwetsendheid als criticus.

 

Het Boek van Nu. December 1960. Garmt Stuiveling legt in De Noord-Zuid-Verbinding de nadruk op het belang van ministeriële bemoeiing met betrekking tot de litteraire contacten tussen België en Nederland. - Pierre H. Dubois meent dat De laatste roman van Anna Blaman wegens de oprechte eerlijkheid op niveau staat ondanks de fouten en tekorten.

Januari 1961. J. Greshoff pleit in Moeilijkheden om Marsman voor het samenstellen van een bibliografie, inventaris en variantenlijst van Marsmans werken. - In Vormen van hypocrisie bespreekt Pierre H. Dubois de roman van Adriaan van der Veen Doen alsof. - P.H. Ritter jr. bewondert in Centrum van Stilte de stijl en de probleemstelling in F. Bordewijk, Vijf verhalen.

Februari. Pierre H. Dubois bespreekt in Vakmanschap en originaliteit: Albert van der Hoogte, Ballade van de oude stad en Leo Vroman, Proza.

 

Maatstaf. December 1960. Vergeelde Papieren bevatten herinneringen aan Marsman door Jan Engelman. - S. Vestdijk vervolgt zijn Gestalten tegenover mij (VI).

Januari 1961. S. Vestdijk vervolgt Gestalten tegenover mij (VII).

 

Roeping. December 1960. C.W.M. Verhoeven filosofeert over Drie etymologieën van Aanwezigheid. - In de rubriek Nieuwe Boeken verwijt Piet Calis ‘gevoel voor dagelijkse realiteit’ aan Ada Deprez, E. du Perron.

Januari 1961. Bernard Kemp vestigt de aandacht op het verschil in opvatting t.a.v. het dichterschap tussen de oudere en de jongere Gezelle in Gezelle en het Dichterschap. - In de Kroniek wijdt Lambert Tegenbosch een artikel aan Gerard Knuvelder Doctor H.C.; naar aanleiding van de uitgave van Potgieters Florence door J. Smit ziet Fons Sarneel in Moedwil der gezetenheid Potgieter als ‘de opgejaagde intellectuele burger die de ambitie had, Florence te schrijven’; Karel Reijnders bespreekt in De gewone lezer, de geleerde lezer en de lezer puur de dissertatie van W. Blok, Verhaal en lezer.

 

De Nieuwe Stem. December 1960. Henri A. Ett toont in De vloekzang van Sentot met afgedrukte officiële bescheiden aan, dat Roorda van Eysinga niet verbannen werd als auteur van de Vloekzang, maar als schrijver van het artikel Solo en de Resident Nieuwenhuijzen. - G.J. Resink wijst verschillende aan de werkelijkheid ontleende elementen aan in de conceptie van Multatuli's keizersdroom.

Januari 1961. Wim Gijsen fulmineert Tegen een poëzie tegen een mentaliteit, tegen inleiding en inhoud van de verzamelbundel Met andere woorden, waarin de na-vijftigers aan het woord zijn. - Anthonie Donker meent in Commentaar op de Schok der Herkenning dat Gomperts in zijn boekje Ter Braak en Du Perron overschat; evenals Jagen om te leven, staat ook dit werkje

[pagina 124]
[p. 124]

nog te zeer ‘in het stadium van de schematische parabel waar ook het Carnaval der burgers in was blijven steken.’

 

Levende Talen. December 1960. J. Kamerbeek Jr. merkt tussen Lodewijk van Deyssel en Marcel Proust overeenkomst en verschil op; het belangrijke artikel bestaat uit enige onderafdelingen: Isolatie en integratie, waarin vooral de prozagedichten van Van Deyssel vergeleken worden met verwant werk van Proust; Impressionisme en classicisme, waarin uitkomt dat het impressionisme van Proust meer gekristalliseerd is dan dat van Van Deyssel; beider Filosofie komt overeen in het streven naar bovenpersoonlijke waarheid; in de Kritiek is overeenkomst en verschil; in grote trekken verschillen de twee hierin, dat Proust beter dan Van Deyssel de uiteenlopende neigingen en richtingen in zijn geest tot een evenwichtig samengaan heeft weten te brengen. - A.P. Cornet hervat de Diskussie over de moderne dichtkunst, waarvoor hij bij F.C. Dominicus meer waardering tracht te wekken. - F. Jansonius geeft in Grammatica en tekstverklaring een aantal op het eerste gezicht duistere poëziefragmenten, die door nauwkeurige ontleding van de zinsstructuur opgehelderd kunnen worden. - Boekbeoordelingen o.a.: P.C. Paardekooper, ABN-Spraakkunst, Voorstudies II en III, door B.C. Damsteegt (ernstige bezwaren); A.J.J. de Witte, J.G. Riewald, S.G.v.d. Meer, J.P.v.d. Linden, Moedertaalautomatismen en het onderwijs in de levende talen, door F.G. Droste (bezwaren vooral tegen de moedertaalonderbouw van het boek); Eug. De Bock, Johan Babtist Houwaert, door J.J. Mak.

 

Driemaandelijkse Bladen. XII (1960), Afl. 3. K. Heeroma vertelt een en ander over gegevens aangaande Veluws en Drents uit de 18de eeuw, die door de predikanten Ahasuërus van den Berg en Henricus Johannes Folmer voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zijn verzameld. - Een artikel van H.T.J. Miedema, Bruijel en de grensdialecten van Elten en Bergh, is ook als losse brochure verschenen, en als zodanig aangekondigd NTg. LIV, 52.

Afl. 4. K. Heeroma heeft de in de vorige aflevering besproken aantekeningen van Van den Berg, met de toevoegingen van Folmer, verenigd tot een alfabetische Woordenlijst bij: Veluws en Drents uit de 18de eeuw. - S. van den Berg behandelt in een artikel Oens eagen volk verscheiden nu merendeels verouderde verwantschapsnamen in het Urks. - Voorts acht kleinere bijdragen van J. Naarding, waaronder: Rombom ‘laatste vak in het hinkperk’, waarin hij ronneboom, runneboom ‘afsluitboom’ herkent; zuidoostelijk drents Klank = kronkel; Avereest, waarvan hij de gangbare interpretatie ‘over de Reest’ verbetert tot ‘meer stroomopwaarts aan de Reest’; staphorsts Breurman, ‘bruidegom’, dat hij herleidt op breu(ge)man; het baksel Arme ridders ‘wentelteefjes’.

 

Onze Taal. XXIX, Nr. 12 (December 1960). W. Sterrenberg geeft uitvoerig aanwijzingen voor het gebruik van Hoofdletters, Max Reisel meer beknopt over de vorming van Samenstellingen, met nadruk op z.i. ontoelaatbare of ongewenste typen. - C. Kostelijk draagt een verzameling Circusjargon bij.

XXX, Nr. 1 (Januari 1961). Op 22 oktober 1960 heeft een congres plaatsgehad, georganiseerd door het genootschap ‘Onze Taal’; het algemene onderwerp was: ‘De taal in het openbare leven’. De bij die gelegenheid gehouden inleidingen zijn, met het openingswoord en het slotwoord van de voorzitter, W.F.J.M. Krul, in dit nummer volledig afgedrukt: C.F.P. Stutterheim heeft gesproken over De taal als communicatiemiddel, A.F. Kamp over Het

[pagina 125]
[p. 125]

ambtelijk taalgebruik, Joh. Scheurer over Het taalgebruik in het bedrijfsleven, en G. Stuiveling over De taak van de overheid inzake de Nederlandse taal.

 

Nieuw Vlaams Tijdschrift. XIV, Nr. 4. In de rubriek betoog schrijft Frits Kief over Herman Gorter en het socialisme. - In de afdeling zoek de mens reageert de uitgever A. Manteau in Bekendheid van Vlaamse auteurs in Nederland? op een opstel van G. Knuvelder (‘Dietsche Warande en Belfort’, juni/juli 1960); Manteau is van mening, dat het met de belangstelling voor de vlaamse letteren in het Noorden niet zo slecht gesteld is als Knuvelder doet voorkomen. Willy Vaerewijck, reagerend op dezelfde klacht, zoekt de schuldigen vooral in Nederland (Van op de Euromast).

Nr. 5. In de rubriek betoog gaat M. Rutten uitvoerig in op de poëzie van Herwig Hensen en Christine D'Haen.

 

De Vlaamse Gids. Januari. R. van Elslande huldigt Raymond Brulez 65 jaar. - Leo Picard in Albrecht Rodenbach en de katolieke suprematie in het Vlaamse land meent dat F. Baur in zijn Rodenbach-biografie te weinig van de historische achtergrond getoond heeft. - Eric van Ruysbeek bespreekt in Een kwart-eeuw Slauerhoff H.v.d. Bergh, Schip achter het boegbeeld (‘sterk overdreven en vooral onsympathiek’) en C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff (voornaamste verdienste: materiaal-ordening).

 

Dietsche Warande en Belfort. December 1960. Naar aanleiding van de definitieve editie van Charles de Coster, La légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs, bezorgd door Joseph Hanse, treft het Albert Westerlinck dat nog nooit een grondige historische en psychologische studie werd gewijd aan Charles de Coster en het Vlaamse wezen. - Bert Ranke in René Verbeeck over Marsman heeft grote lof voor dit in Noord- en Zuid-Nederland gelijkelijk geprezen essay, dat van een geïnspireerd karakter getuigt. - B. van Vlierden ziet Vestdijk in het spoor van Proust.

Januari 1961. J. Vandewiele schrijft over De mensopvatting in de Middeleeuwen. - Jan Stormen geeft een kort overzicht over de litteraire activiteit van M. Kemp, broer van Pierre Kemp, en karakteriseert deze als opstandige en gemeenschapsmens in Matthias Kemp ‘De vreemde Vogel’. - Bert Ranke wijst in Een Gerard Walschap-recital op de verschillende aspecten van Walschaps jongste boek De ongelooflijke avonturen van Tilman Armenaas.

 

Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde. 1960, Afl. 3-4-5-6. Van drie bijdragen, door de auteur R. Foncke betiteld Literairhistorische notedopjes, interpreteert het eerste, Op de juiste zintekens komt het aan . . ., de laatste strofe van Uhlands ‘Ich hatte einen Kameraden’ zodanig dat de eerste regel ervan door de dodelijk getroffene, de andere vier door de overlevende gesproken worden, hoewel een daarmee overeenstemmende interpunctie nergens is aan te wijzen; het tweede, Bij de Turksetromslager in F.V. Toussaint's ‘Gesprek in Tractoria’, constateert in dat ‘Gesprek’ een toespeling op Charley Chaplin, en leidt daaruit af dat aan de oertekst van 1911 voor de publikatie (in 1923) iets is toegevoegd; het derde ‘notedopje’ behelst enige aanvullingen en verbeteringen Bij Dr. W.A.P. Smit's Heruitgave van ‘Jan van der Noot: Het Bosken’. - Jan F. Vanderheyden vergelijkt G. Bouvaert en zijn ‘Historie, Regels ende Bemerkingen’ (± 1773),

[pagina 126]
[p. 126]

een historisch overzicht van de nederlandse dichtkunst met een handleiding voor de dichterlijke techniek, met Een paar van zijn bronnen: P. Richelet, Ger. Brandt, het uitvoerigst met de eerste, aan wie Bouvaert grote verplichtingen heeft; invloed van Ger. Brandt blijkt in een apologie voor rijmloze verzen. - R. Lievens wil op de vraag Wie schreef de XII Dogheden? voorlopig niet meer antwoorden dan: ‘niet Ruusbroec’; de toeschrijving aan Godefridus Wevel acht hij vooralsnog onvoldoende gefundeerd. - Verder verslagen van de Keurraden over drie Academische prijsvragen voor 1960, een verslag van De Isaac da Costa-Herdenking, Amsterdam 28 april 1960, door W. van Eeghem, en van het Volkskunde-Kongres, Cloppenburg, 19-23 april 1960, door R. Foncke.

 

Leuvense Bijdragen, Bijblad. XLIX, Afl. 3-4. Boekbeoordelingen o.a.: E. De Bock, Johan Babtist Houwaert, door F. van Vinckenroye; Marieken van Nieumegen, uitg. L. Debaene; Rotgans, Eneas en Turnus, uitg. L. Strengholt; Anslo, Parysche Bruiloft, uitg. H.H. Knippenberg; Bilderdijk, De ondergang der eerste wareld, uitg. J. Bosch; Th. Van Passel, Het tijdschrift ‘Ruimte’ als brandpunt van humanitair expressionisme, alle vijf door Aug. Keersmaekers; G. Stuiveling, Jacques Perks Gedichten en W. Drop, Verbeelding en historie, door R.F. Lissens; Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, afl. 1, door F. Van Coetsem; Margarete Schmitt, Der grosse Seelentrost, door R. Lievens.

 

Spieghel Historiael van de Bond van Gentse Germanisten. III, Afl. 1 (December 1960). Van een artikel van P. De Keyser, De namen van Reinaert en Isengrim in de middeleeuwse fabelliteratuur, is de hoofdstrekking deze, dat die namen voor de twee dragers eerst in de twaalfde eeuw vast geworden zijn. - W. Schrickx heeft voor An important book on a great subject, namelijk Th. Weevers, Poetry of the Netherlands in its European Context, over het algemeen veel waardering, maar betreurt het dat onder de moderne vlaamse dichters Gezelle de enige is van wie een vertaling is opgenomen, en dat de voor de nederlandse letterkunde zo ingrijpende gevolgen van 1585 en 1830 niet voldoende uitkomen. - R. H(aeserijn) bespreekt de nummers 1-16 van de reeks Vlaamse Pockets.

 

Wetenschappelijke Tijdingen. XX, Nr. 9 (November 1960). L. Elaut maakt enige opmerkingen Bij het laatste boek van Prof. F. Baur, de biografie van Albrecht Rodenbach. - In de rubriek ‘Van nieuwe Uitgaven’ geeft W. De Geest onder de titel Foniek of Fonologie van het Nederlands een vergelijkende bespreking van B. van den Berg, Foniek van het Nederlands (eerste druk) en A. Cohen c.s., Fonologie van het Nederlands en het Fries.

Nr. 10, ingekomen vóor Nr. 9, is behandeld NTg. LIV, 62.

XXI, Nr. 1 (Januari 1961). Een artikel van de redacteur J. Goossenaerts, Waar zijn wij?, ten dele bedoeld als reactie op de twijfel die in twee voorafgaande nummers is geuit aan de toekomst van het Nederlands in België, is een overzicht van wat er, sedert het eerste wetenschappelijk congres in 1897, bereikt is door de werkzaamheid van de Vereeniging voor Wetenschap ‘en wat daar omheendraait’. - Hermann Teuchert, Rostock, geeft in Nederlands in Brandenburg een samenvatting van zijn in 1944 verschenen boek daarover (‘Die Sprachreste der niederländischen Siedlungen des 12. Jahrhunderts’), en stelt een nieuwe publikatie over het onderwerp in uitzicht. - J.G. Van Oevelen schrijft over Dr. Laporta en het tijdschriftje ‘De Student’, naar aanleiding van een boek waarvan hij niet de auteur en de woordelijke titel vermeldt,

[pagina 127]
[p. 127]

maar wel het verschijningsjaar 1959 en het aantal bladzijden; het is blijkbaar het boek van M. Cordemans over Laporta.

Nr. 2 (Februari). W. Gobbers geeft bij zijn antwoord op de vraag Heeft het Nederlands nog een toekomst in België? blijk van veel meer vertrouwen in die toekomst dan Van der Hallen in Nr. 8 van jrg. XX (vgl. NTg. LIV, 62).

 

Nu Nog. IX, Nr. 1. R. Limbourg klaagt over Het Snobisme in onze Algemeen Beschaafde uitspraak, dat z.i. uitkomt in wat hij als ‘hollandiseringen’ beschouwt; de redactie acht de klachten overdreven en heeft voorlopig alleen de eerste helft van het ingezonden artikel geplaatst. - De Spellingsplinters van J. L(eenen) zijn antwoorden op orthografische vragen van een lezer. - Vragen van uiteenlopende soort worden als gewoonlijk beantwoord in de rubriek Brievenbus - Taaladvies. - Mej. Y. S(toops) geeft een verslag van een forum over De Vlaamse Film, op 30 november 1960 gehouden te Antwerpen.

 

Persoon en Gemeenschap. XIII (1960), 7-8, V (= Voortgezet Onderwijs). Th. Vindevogel wil bij Het literatuuronderwijs in de hogere cyclus meer met de belangstelling van de leerlingen rekenen dan het (voorlopige) officiële leerplan doet.

 

Standpunte. XIII, Nr. 6 (Aug. 1960). Elize Botha bespreekt in Oordele in oënskou I J. van Melle's roman ‘Bart Nel’. - Rialette Vogel wijdt een uitvoerig artikel aan G. Dekker as kritikus. - J.F. Marais bespreekt de Regsaspekte van literêre sensuur. - T.T. Cloete legt Twee voorbeelde van literatuurbeskouing naast elkaar, namelijk D.J. Opperman's ‘Wiggelstok’ en A.P. Grové's ‘Oordeel en Vooroordeel’, ‘twee boeke waaraan ons graag wil hê dat die stand van ons literêre beskouing gemeet moet word’.

XIV, Nr. 1 (Oktober 1960). Elize Botha bespreekt in Oordele in oënskou II D.J. Opperman's ‘Periandros van Korinthe’. - Ernst van Heerden overweegt voor en tegen van ‘Creative writing’ as a university subject in Amerika. - S. Strydom levert Aantekeninge by ‘Vakansiebrief’ van D.J. Opperman. - Rob Antonissen bespreekt in Tussen prosa en rym enkele recente zuidafrikaanse dichtbundels: ‘Klein Simbool’ van Adam Small, ‘Labirint’ van A.J.J. Visser, ‘Vuurvoël’ van L.S. van der Walt, ‘Kinders van die Stad’ van Izak van der Westhuizen, ‘Proegoed’ van A.H. de Vries en ‘Ghaap en Kambro’ van Boerheef.

 

Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal. XVI, Afl. 4 (Sept. 1960). Abel Coetzee wijst op Enkele ooreenkomste en verskille in die Reinart-Jakkalsverhale.

 

Neerlands Volksleven. XI, Nr. 1 (Winter 1960-1961). In deze winteraflevering nemen winterse gebruiken een ruime plaats in. Tj. W.R. de Haan schrijft over Feesten in december en Kolven op het ijs te Rijnsburg, S.J. van der Molen over het Feest der oude Sunderklazen in Hollum, E. Heupers over Prouwseltjes bakken!; H. Braber vertelt van groninger schepen die Met het kerstgroen in top varen, en een artikel uit ‘Het Parool’ over Rumoer om de kerstboom in SintPhilipsland is in hoofdzaken weergegeven. - Van de verdere inhoud, als gewoonlijk gevarieerd naar stof en omvang, vermelden we een herdenking van Jaap Kunst door Will D. Scheepers, en een door de redactie tot artikel verwerkte brief van J. Vader, die Het verdwijnen van de Zeeuwse volksgebruiken meer aan maatschappelijke veranderingen toeschrijft dan aan het calvinisme, dat door P.J. Meertens in een vorige jaargang ervoor aansprakelijk was gesteld.

[pagina 128]
[p. 128]

Neophilologus. XLV, Afl. 1. L. Geschiere houdt een Plaidoyer pour la langue (d.i. de ‘langue’ tegenover de ‘parole’) naar aanleiding van een syntactische studie van de romanist Gérald Antoine, die meent met het begrip ‘langue’ voor de beoordeling en beschrijving van de linguistische feiten niet te kunnen werken. - G. Francescato betoogt in Systèmes coexistants ou systèmes diachroniques, dat het niet doenlijk is, een strikte scheiding te maken tussen synchronistisch-statisch en diachronistisch taalonderzoek. - J.C. Arens wijst op navolging van een aan Theocritus toegeschreven episch fragment bij Revius: Revius en Theocritus: Simson Leeuwen-doder; naklanken van Sophocles en Homerus hoort hij in Simson Speel-man.

 

Studia Neophilologica. XXXII (1960), Afl. 2. Onder de ‘Reviews’ komt een uitvoerige bespreking voor van Lars Hermodsson, Eine mittelniederländische Dichtung von der Herkunft des Kreuzes Christi, door P. Maximilianus o.f.m. cap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken