Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 79 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 79
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 79Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 79

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 79

(1986)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 217]
[p. 217]

Een psycholinguïstisch model voor grammatische samentrekkingGa naar voetnoot*

Fieny Pijls & Gerard Kempen

Samenvatting

Dit artikel gaat over samentrekking in nevengeschikte zinnen in het Nederlands. Wij ontwerpen een model voor grammatische samentrekking dat gebaseerd is op door Levelt (1983) gesignaleerde overeenkomsten tussen samentrekking en zelfcorrectie. Het model past in het kader van de Incrementeel-Procedurele Grammatica (Kempen en Hoenkamp, 1984), die twee componenten bevat: een Lexico-Syntactische en een Morfo-Fonologische. Beide componenten spelen een rol bij samentrekkingsverschijnselen: de eerste bij Syntactische, de tweede bij Fonologische Samentrekking. De belangrijkste linguïstische eenheid bij Syntactische Samentrekking is de zinsdeelconstituent; bij Fonologische Samentrekking is het de fonologische frase. Het model kan zowel Voorwaartse als Achterwaartse Samentrekking behandelen en het biedt een perspectief op de verantwoording van enkele constructies, die tot op heden problematisch zijn gebleven.

 

Het in dit artikel te ontwikkelen model voor samentrekkingsverschijnselen is gebaseerd op de Incrementeel-Procedurele Grammatica (IPG) van Kempen en Hoenkamp (1984).Ga naar voetnoot1 Tot op dit moment overheersen op de TGG gebaseerde theorieën. De problemen die transformationele theorieën over samentrekking - Neyt (1979, 1981), Koster (1978), De Haan (1979), Kerstens (1980) - ondervinden (zie par. 2), rechtvaardigen een benadering van de verschijnselen vanuit een ander perspectief.Ga naar voetnoot2 Een tweede, belangrijker overweging bij de keuze van de psychologisch geïnspireerde IPG is haar vermogen om zelfcorrecties te genereren. Zelfcorrectie is evenals samentrekking een middel dat sprekers ter beschikking staat om de beknoptheid van hun taaluitingen te verhogen. Recentelijk heeft Levelt (1983) ontdekt dat zelfcorrecties aan dezelfde grammatische beperkingen onderhevig zijn als samentrekking. In dit artikel ontwikkelen wij dan ook een model voor grammatische samentrekking in nevengeschikte zinnen, dat tevens rekenschap aflegt van de door Levelt vastgestelde overeenkomsten.

Samentrekking links van het voegwoord (Backward Conjunction Reduction, Right Node Raising) noemen wij Achterwaartse Samentrekking (zie (1) en (2)). Samentrekking in de zin rechts van het voegwoord (Gapping, Forward Conjunction Reduction) noemen wij Voorwaartse Samentrekking (zie 3), (4) en (5)). Zin-

[pagina 218]
[p. 218]

nen als (6), waarin sprake is van onderschikking, laten wij buiten beschouwing. Samentreking in nevengeschikte NP's en PP's verantwoorden wij in paragraaf 4.Ga naar voetnoot3

 

(1)Ik geeft mijn illustratie en jij geeft jouw vader een boek
(2)Jan geeft haar illustratie en Piet geeft hem een boek
(3)Jan geeft hem een boek en illustratie haar een plaat
(4)Jan geeft haar een boek en illustratie mij illustratie
(5)Jan heeft een boek en Piet illustratie een plaat
(6)Hij probeert illustratie te komen

 

Analyse van de samentrekkingsverschijnselen heeft geleid tot de volgende conclusies,Ga naar voetnoot4 waarin de persoonsvorm een bijzondere rol speelt. Deze conclusies dienen als uitgangspunt bij de ontwikkeling van het model.

 

1Indien de nevengeschikte conjuncten verschillende persoonsvormen bevatten, is samentrekking alleen mogelijk in links perifere positie in het rechter conjunct en in rechts perifere positie in het linker conjunct ((7) t/m (10)).
2Indien de conjuncten identieke persoonsvormen bevatten, is (a) nevenschikking mogelijk van een volledige zin (d.w.z. het linker conjunct), met als rechter conjunct één of meer zinsdeelconstituenten (11), of
(b) samentrekking mogelijk in rechts perifere positie in het linker conjunct (12).
3Samentrekking in het linker conjunct mag midden in een zinsdeelconstituent beginnen, terwijl in het rechter conjunct elke zinsdeelconstituent die overblijft, intact moet blijven ((13) en (14)), afgezien van samentrekking op NP/PP-niveau (zie paragraaf 3).

 

(7)Jan geeft hem een boek en illustratie vraagt hem een plaat.
(8)* Jan geeft hem een boek en illustratie vraagt illustratie een plaat
(9)Jan geeft illustratie en Piet vraagt hem een boek
(10)* Jan geeft illustratie een boek en Piet vraagt hem een plaat
(11)Jan krijgt een boek en Piet illustratie een plaat
(12)Jan geeft mij illustratie en Piet geeft jou een boek
(13)Hij ziet bloed op illustratie en jij ziet bloed naast het bed
(14)* Hij ziet bloed op het bed en jij illustratie naast illustratie

1 De Incrementeel-Procedurele Grammatica (IPG)

De IPG, die enige overeenkomst vertoont met de Functional Grammar (Dik 1978) en met de Lexical-Functional Grammar (Bresnan 1982), beoogt niet alleen linguïstisch maar ook psychologisch plausibel te zijn. Onder meer probeert zij rekenschap af te leggen van verschijnselen die bij het spontane spreken zijn geobserveerd. Zo komt Garret (1975, 1980) op grond van een uitgebreide analyse

[pagina 219]
[p. 219]

van allerlei soorten versprekingen tot de slotsom dat zinsproduktie in twee stadia verloopt. Deze twee stadia komen in enigszins aangepaste vorm terug in de IPG. Het eerste stadium is - in IPG-termen - het Lexico-Syntactische. Hierin wordt het syntactische skelet van een zin geconstrueerd, waarbij de hiërarchische en functionele relaties tussen constituenten (inclusief functiewoorden) gespecificeerd worden. Ook de volgorde van de constituenten wordt bepaald. Het tweede stadium is het Morfo-Fonologische, waarin de fonologische representatie van een uiting wordt berekend, met inbegrip van de morfologie van de afzonderlijke woorden.



illustratie
Figuur 1: Globale opbouw van de IPG


De Lexico-Syntactische component van de IPG construeert syntactische bomen met behulp van procedures. Een procedure wordt aangeroepen met als argument een conceptuele structuur, dat wil zeggen de uit te drukken betekenis. Een syntactische procedure omvat een aantal stappen die na elkaar worden uitgevoerd. Eén van die stappen is lexicaliseren, het opzoeken van een op de betekenis passend lemma in het (mentale) lexicon.Ga naar voetnoot5 Een lemma specificeert één of meer verdere procedureaanroepen. Als deze procedures inderdaad worden uitgevoerd (geïnstantieerd) fungeren zij als subprocedures, die een deel van de taak van de aanroepende procedure overnemen. Zij bouwen in feite een deel van de boom waarvoor de aanroepende procedure verantwoordelijk is. De IPG kent functionele procedures (bijvoorbeeld Subject, Object) en categoriale (bijvoorbeeld NP,

[pagina 220]
[p. 220]

PP).Ga naar voetnoot6 Categoriale procedures kunnen alleen functionele aanroepen en functionele alleen categoriale. Een speciaal soort van categoriale procedures zijn de lexicale, die dienen als terminale knopen in hiërarchieën van (sub)procedureaanroepen (Figuur 2). Een procedure die klaar is met haar werk, levert haar resultaat (een deelboom) af bij de aanroepende procedure, welke op haar beurt..., enz. Aldus wordt de volledige boom uit deelbomen opgebouwd.



illustratie
Figuur 2. Een hiërarchie van procedureaanroepen. PROC = Procedure; C, F en L staan voor Categoriaal, Functioneel en Lexicaal.


CPROC1 roept FPROC1 en FPROC2 aan (pijlen naar beneden), die op hun beurt weer andere PROC's aanroepen. Als bijvoorbeeld LPROC3 klaar is, levert zij haar resultaat af bij FPROC2 (pijlen naar boven). Deze moet wachten tot LPROC2 ook klaar is, voordat zij haar resultaat kan afleveren bij CPROC1.

De output-waarde van een lexicale procedure is een lexicale pointer, die zorgt dat het juiste lexeem in het lexicon wordt gevonden. Een lexeem is de fonologische specificatie van een te uiten woord. Zijn definitieve vorm krijgt het lexeem pas in het Morfo-Fonologische Stadium. Deze component zorgt er onder andere voor dat de inflecties (bijvoorbeeld voor getal of geslacht) juist berekend worden. Voorbeeld (15) laat zien hoe de bouw van een zin in de IPG verloopt. (De gedaanten van de afzonderlijke woorden wordt in feite door de Morfo-Fonologische component berekend.)

 

(15)Hij geeft mij een boek
(15a)geven (actor: hij) (recipiënt: ik) (object: boek)


illustratie

[pagina 221]
[p. 221]

De dochterprocedures van S1 krijgen elk een deeltaak toebedeeld. Subj1 ontvangt de ‘actor’ als uit te drukken betekenisinhoud (d.w.z. als betekenisargument); IObj1 moet een syntactische deelboom vervaardigen die de recipiënt uitdrukt; Obj1 neemt het conceptuele object voor haar rekening.

Het basisidee voor de IPG-behandeling van coördinatie is dat binnen procedures iteratie van stappen kan plaatshebben. Dit gebeurt wanneer de conceptuele structuur die een procedure als argument meekrijgt, uit meer dan een conjunct bestaat. Deze conjuncten worden één voor één gelexicaliseerd en syntactisch geformuleerd. Zodra een procedure de stappen heeft doorlopen die nodig waren voor het eerste conjunct, neemt zij het volgende conjunct in behandeling. Hiertoe doorloopt zij de benodigde stappen nogmaals, net zolang tot alle conjuncten van de conceptuele inhoud zijn afgehandeld. Deze iteratie kan zowel op S-niveau (coördinatie van zinnen) als op andere niveaus (PP, NP) plaatsvinden. Voorbeelden hiervan zijn (16) en (17). De betekenisrepresentaties (16a) en (17a) bestaan uit twee conjuncten, die verbonden zijn door de conceptuele conjunctie EN. Merk hierbij op dat het voegwoord en zelf geen deel uitmaakt van de procedurehiërarchieën. Het feit dat het tweede conjunct tot stand gebracht wordt door dezelfde aanroep van procedure S1, illustreren wij in de boomfiguur door het laten ontbreken van een S-knoop aan het begin van het tweede conjunct.

 

(16)Jan krijgt een plaat en Marie koopt een boek
(16a)[krijgen (actor: Jan) (object: plaat)] EN [kopen (actor: Marie) (object: boek)]


illustratie

 

(17)Jan, Marie en Tonnie krijgen een boek
(17a)krijgen (actor: Jan EN Marie EN Tonnie)
(object: boek)


illustratie

[pagina 222]
[p. 222]

Als in (16b) de procedure S1 klaar is met het eerste conjunct, blijkt nóg een conjunct op lexicalisatie te wachten. S1 doorloopt dan nogmaals de stappen die nodig zijn voor het construeren van een zin. In (17b) kan de procedure NP1 niet stoppen na ‘Jan’. Hier moet NP1 nog twee keer het proces doorlopen dat leidt tot het in elkaar zetten van een NP-deelboom. Tussen de iteraties door wordt de conceptuele conjunctie EN rechtstreeks gelexicaliseerd tot en.

Hetzelfde mechanisme van iteratie binnen procedures wordt in de IPG gebruikt om zelfcorrecties te verantwoorden. Zelfcorrecties treden onder meer op als de spreker halverwege, of aan het einde van een zin ‘van gedachte verandert’. In IPG-termen betekent dit dat de betekenisstructuur die door een procedure wordt afgehandeld, wijzigingen ondergaat. Wij veronderstellen dat de gewijzigde vorm als een extra conjunct wordt vastgehecht aan de oorspronkelijke betekenisstructuur. De relatie tussen de twee ‘conjuncten’ wordt uitgedrukt door de ‘conjunctie’ CORR, die aangeeft dat het tweede conjunct een correctie is op het eerste. (CORR wordt vaak gelexicaliseerd tot het tussenwerpsel uh.) De conceptuele inhoud van het conjunct dat op CORR volgt, is deels nieuw, deels oud. De identieke delen (d.w.z. die welke ongewijzigd zijn gebleven) geven wij aan door middel van aanhalingstekens (18a). Deze delen bevatten géén nieuwe informatie. Alleen de nieuwe, gewijzigde delen van het extra conjunct geven wij voluit aan. Wij noemen deze delen prominent. Gewoonlijk krijgen zij een zinsaccent.Ga naar voetnoot7 Als een syntactische procedure op het element CORR stuit, onderneemt zij een nieuwe iteratie van alle benodigde stappen. Syntactische procedures die tijdens de nieuwe iteratie slechts niet-prominente (d.w.z. gelijk aan voorafgaande) betekenisinhouden te verwoorden krijgen, hoeven gewoonlijk niet opnieuw aangeroepen te worden. Stel, de spreker van zin (18) bedoelt niet ‘een boek’ maar ‘een plaat’. Dan verloopt de produktie van de zin via procedurehiërarchie (18b). S1 kan volstaan met het opnieuw aanroepen van de subprocedure Obj. Het resultaat is zelfcorrectie (18).Ga naar voetnoot8

 

(18)Hij geeft mij een boek.. uh.. een plaat
(18a)[geven (actor: hij) (recipiënt: ik) (object: boek)] CORR
[geven hij) (recipiënt: ik) (object: plaat)]
[pagina 223]
[p. 223]


illustratie

In de inleiding hebben wij gesproken over het verband dat Levelt (1983) legt tussen coördinatie en zelfcorrecties. Levelt laat zien dat zelfcorrecties grammaticaal zijn als toevoeging van en tussen het gecorrigeerde en de correctie een grammaticale coördinatie oplevert.Ga naar voetnoot9 Dat (20) een acceptabele zelfcorrectie is, hangt samen met het feit dat (19) een grammaticale coördinatie is. Voorbeeld (21) is echter een ongrammaticale coördinatie, zodat (22) een ‘ongrammaticale’ zelfcorrectie is.Ga naar voetnoot10

 

(19)Hij geeft mij een boek en illustratie een plaat
(20)Hij geeft mij een boek... uh... een plaat
(21)* Hij geeft mij een boek en illustratie vraagt illustratie
(22)* Hij geeft mij een boek... uh... vraagt

 

Tot zover de Lexico-Syntactische component. In het bestek van dit artikel is het niet nodig gedetailleerd in te gaan op de rol die de Morfo-Fonologische component speelt in het zinsproduktieproces. Psycholinguïstisch onderzoek heeft aangetoond dat de Lexico-Syntactische component geen aandacht schenkt aan de klankvorm van woorden en zinnen. Dit wordt overgelaten aan de Morfo-Fonologische component die de fonologische representatie van een zin berekent, en aan fonetische mechanismen. Wij houden de mogelijkheid open dat - vooral bij bedachtzaam spreken - de fonologische vorm van zelfs vrij lange volzinnen berekend kan zijn, alvorens deze wordt gearticuleerd.

[pagina 224]
[p. 224]

De eenheden waarmee de Morfo-Fonologische component opereert zijn fonologische frasen (Nespor en Vogel, 1982; Van Wijk en Kempen, 1985). De indeling van een zin in fonologische frasen geschiedt in grote lijnen als volgt.

 

1Zoek, gaande van links naar rechts, inhoudswoorden van het type zelfstandig naamwoord, werkwoord en adverbium (of zelfstandig gebruikt adjectief). Nespor en Vogel noemen deze kernwoorden ‘lexical heads’.
2Plaats na elk kernwoord een grensmarkering (‘/’). Als het kernwoord echter niet het laatste lid is van zijn zinsdeelconstituent, maar wordt gevolgd door een uit slechts één woord bestaand ander lid, plaats dan de grens dáárachter. De aldus geplaatste grensmarkeringen delen de zin op in elkaar niet overlappende fonologische frasen.

 

(23)(Hij) (vertelde) / (zijn kinderen) / (gisteren) / (een gek verhaal / over draken) /

 

Zin (23) laat zien dat fonologische frasen niet altijd overeenkomen met zinsdeelconstituenten (aangeduid met ronde haakjes). Soms worden zinsdelen opgesplitst tot verscheidene fonologische frasen (‘een gek verhaal / over draken’), soms worden (vooral korte en onbeklemtoonde) zinsdelen samengevoegd (‘Hij vertelde’). Overigens kennen wij aan zelfstandig gebruikte pronomina met contrasterende klemtoon de status van kernwoord toe: ‘HIJ / vertelde / en ZIJ / luisterde /’. In de volgende paragraaf zal blijken dat de categorie ‘fonologische frase’ een centrale rol speelt bij onder meer Achterwaartse Samentrekking.

2 Samentrekking in de IPG

De bovengeschetste overeenkomst tussen coördinatie en zelfcorrectie maakt het nodig om samentrekkingen op dezelfde wijze te genereren als zelfcorrecties. De zinnen (16) en (17) zijn voorbeelden van coördinaties waarin het rechter conjunct geheel en al uit nieuwe (prominente) betekenisinhouden bestaat. Vaak echter bevat een nieuw conjunct identieke (aangehaalde) delen. In zo'n geval zullen sprekers proberen werk te besparen door de ‘oude’ delen niet expliciet uit te drukken. Als S een conceptueel conjunct in behandeling neemt, treedt de beslissingsregel van Figuur 3 in werking. Deze regel specificeert welke aangehaalde delen van een betekenisinhoud niet uitgedrukt hoeven te worden in de uiteindelijke zin.

[pagina 225]
[p. 225]


illustratie
Figuur 3. Beslissingsboom die ten grondslag ligt aan Voorwaartse Samentrekking.
Ga naar voetnoot11


Deze beslissingsregel staat altijd toe dat betekenisinhouden volledig uitgedrukt worden (d.w.z. met inbegrip van de oude, niet-prominente delen). Indien echter een poging tot reductie wordt ondernomen (‘Reduceren? Ja’), dan wordt gecontroleerd of de VFin prominent is, d.w.z. betrekking heeft op een nietaangehaald deel van de conceptuele structuur. Indien dat het geval is, zoekt S van links naar rechts gaande de eerste prominente procedure op. In (24) bijvoorbeeld wordt tijdens beide iteraties dezelfde lijst van procedureaanroepen berekend: Subj - VFin - IObj - Obj. Vanaf VFin, de meest linkse prominente procedureaanroep, worden alle procedures gedraaid, óók het niet-prominente IObj.Ga naar voetnoot12

 

(24)Hij geeft haar een boek en leent haar een plaat
(24a)* Hij geeft haar een boek en leent illustratie een plaat
(24b)... dat hij haar een boek geeft en illustratie een plaat leent
(24c)[geven (actor: hij) (object: boek) (recipiënt: zij)] EN
[lenen (actor; hij) (object: plaat) (recipiënt: zij)]
[pagina 226]
[p. 226]


illustratie

Alleen de eerste procedure hoeft in (24) niet opnieuw te draaien. In hoofdzinnen als (24) is de persoonsvorm immers altijd de tweede procedure. In bijzinnen, waarin de persoonsvorm achteraan staat, is het mogelijk dat verscheidene procedures niet opnieuw geïnstantieerd worden (24b).

 

Als de VFin niet prominent is, maar identiek aan die in het linker conjunct, vergelijkt S de in het huidige conjunct genoemde conceptuele casussen met de casussen genoemd in het voorafgaande conjunct. Blijken de casussen niet identiek te zijn, dan is reductie niet mogelijk en moeten alle procedures draaien (zie (25); SMod staat voor Sentence Modifier). Zijn de VFins identiek (of, zoals in beknopte bijzinnen, niet aanwezig) en de casussen gelijk, dan worden alleen die procedures in werking gesteld, die prominent zijn (26). Doordat een aantal procedures niet aangeroepen hoeft te worden, wordt het zinsproduktiemechanisme minder belast en kan het efficiënter functioneren.

[pagina 227]
[p. 227]
(25)Jan loopt de marathon en Piet loopt langzaam
(25a)* Jan loopt de marathon en Piet langzaam
(25b)[lopen (actor; Jan) (object: marathon) JEN
[lopen (actor: Piet) (modus: langzaam)]


illustratie

 

(26)Hij geeft haar een boek en zij mij
(26a)[geven (actor: hij) (object: boek) (recipiënt: zij)] EN
[geven (actor: zij) (object: boek) (recipiënt: ik)]


illustratie

Zin (24) en (26) zijn voorbeelden van Voorwaartse Samentrekking. Deze wordt beregeld in de Lexico-Syntactische component van de grammatica. Wij spreken daarom verder over Syntactische Samentrekking.

Achterwaartse Samentrekking, zo nemen wij aan, komt tot stand in de Morfo-Fonologische component van de grammatica.Ga naar voetnoot13 Beide conjuncten worden hier Morfo-Fonologisch behandeld in de vorm die door de Lexico-Syntactische component is berekend (d.w.z. al dan niet met Syntactische Samentrekking). Dit houdt onder meer een opdeling in fonologische frasen in volgens de procedure die wij in paragraaf 4 uiteengezet hebben. Tevens wordt het lexicale materiaal van beide conjuncten onderling vergeleken. Als daarbij blijkt dat de beide conjuncten rechtsperifeer een aantal gelijke woorden bevatten, is er ruimte voor Achterwaartse Samentrekking:

 

1Zoek in het linker conjunct het woord op dat voorafgaat aan de identieke rechtsperifere reeksen in beide conjuncten.
[pagina 228]
[p. 228]
2Bepaal het eindpunt van de fonologische frase waarvan het in 1 gevonden woord deel uitmaakt.
3Laat uit het linker conjunct al het lexicale materiaal weg ófwel vanaf het in 1 gevonden woord, ófwel vanaf het in 2 bepaalde punt.

 

De twee in stap 3 gegeven mogelijkheden zijn uitgewerkt in respectievelijk (27a) en (27b). In (27c) is minder weggelaten dan is voorgeschreven, hetgeen resulteert in een ongrammaticale zin. Omdat dit mechanisme voor samentrekking gelocaliseerd is in de Morfo-Fonologische component, en omdat de fonologische frasen er een belangrijke rol in spelen, zullen wij voortaan spreken van Fonologische Samentrekking.

 

(27)Marie / vertelde / een spannend verhaal / over draken / en Jan / vertelde / een saai verhaal / over draken /
(27a)Marie vertelde een spannend illustratie en Jan vertelde een saai verhaal over draken
(27b)Marie vertelde een spannend verhaal illustratie en Jan vertelde een saai verhaal over draken
(27c)* Marie vertelde een spannend verhaal over illustratie en Jan vertelde een saai verhaal over draken
(27d)Marie vertelde een spannend illustratie en Jan illustratie een saai verhaal over draken

 

Zin (27d) laat zien dat combinaties van Syntactische en Fonologische Samentrekking mogelijk zijn. In deze zin wordt het linker conjunct op Lexico-Syntactisch niveau volledig geproduceerd, terwijl in het rechter conjunct alleen de prominente procedures (Subj en Obj) opnieuw worden geïnstantieerd. De identieke VFin (‘vertelde’) wordt dus niet herhaald. De Morfo-Fonologische component regelt vervolgens de weglating van het identieke stuk (‘verhaal over draken’).

3 Een vergelijking tussen het IPG-model en andere theorieën

3.1 Neyt, Koster en De Haan

Neyt (1979), Koster (1978) en De Haan (1979) beperken de verschijnselen die door hun theorieën verantwoord moeten worden aanzienlijk: zij houden zich alleen bezig met Voorwaartse Samentrekking, omdat dit een ander verschijnsel zou zijn dan Achterwaartse Samentrekking. Wij hebben de verschillen tussen de twee soorten samentrekking binnen één model over samentrekking als volgt verantwoord.

 

1Voorwaarts zijn alleen hele constituenten weglaatbaar, achterwaarts ook delen van constituenten. Dit is het gevolg van het verschil tussen Syntactische en Fonologische Samentrekking. Bij Syntactische Samentrekking (voorwaarts) worden procedures óf in hun geheel geproduceerd, óf niet. Het gevolg is dat er óf hele zinsdeelconstituenten ontstaan, óf geen. Bij Fonologische Samentrekking (achterwaarts) doen constituentgrenzen niet terzake, grenzen tussen fonologische frasen wel.
2Voorwaarts is discontinue samentrekking mogelijk, achterwaarts niet. Wij heb-
[pagina 229]
[p. 229]
ben laten zien dat Voorwaartse Samentrekking berust op een ander mechanisme dan Achterwaartse: Syntactische versus Fonologische Samentrekking.

 

Bepaalde zinnen die het IPG-model kan verantwoorden, leveren voor de theorieën van Neyt, Koster en De Haan problemen op.

 

(28)[S1 [S' Jan leest een boek], [S' Marie schrijft een artikel] en [S' Anneke [V e] een verhaal]]

 

Volgens Koster berust gapping op het interpreteren van een lege [V e], en wordt de interpretatie beperkt door de Bindingsconditie en het Localiteitsprincipe. Koster kan echter niet verklaren waarom de [V e] in (28) geïnterpreteerd wordt als ‘schrijft’, niet als ‘leest’. Het IPG-model biedt hiervoor wel een verklaring: ‘schrijft’ is het resultaat van de procedure VFin die het laatst gedraaid heeft, de enige die aangehaald kan worden.

 

(29)Jan geeft haar een boek en illustratie mij illustratie

 

Zowel de Accessibility Condition van De Haan als Neyts Strict Subjacency zijn alleen van toepassing op zinnen met twee resten. Zin (29), met maar één rest, is dan ook een probleem voor zowel De Haan als Neyt. Het IPG-model staat daarentegen toe dat slechts één procedure opnieuw draait, met één ‘rest’ als produkt.

Ook voor probleemzin (30), o.a. besproken door Neyt (1979), komt een oplossing in zicht.

 

(30a)Jan drinkt bier en Piet wijn of Jan wijn en Piet bier
(30b)Jan drinkt bier en Piet wijn of Jan drinkt wijn en Piet bier
(30c)* Jan drinkt bier en Piet drinkt wijn of Jan wijn en Piet bier
(30d)* Jan drinkt bier en Piet wijn of Jan wijn en Piet drinkt bier

 

De contrasterende elementen ‘Jan’ vs. ‘Piet’ en ‘bier’ vs. ‘wijn’ zijn prominent en derhalve niet weglaatbaar. Voorts nemen wij aan dat de betekenisinhoud bestaat uit een combinatie van tweemaal twee conjuncten, zoals in (31).

(31) [drinken (actor: Jan) (obj: bier)] EN  
  [drinken (actor: Piet) (obj: wijn)]  
    OF
  [drinken (actor: Jan) (obj: wijn)] EN  
  [drinken (actor: Piet) (obj: bier)]  

Het feit dat de actie ‘drinken’ driemaal in aangehaalde vorm voorkomt, leidt tot weglating van de persoonsvorm in de drie laatste conjuncten, zoals in (30a). De varianten (30c) en (30d) zijn daardoor uitgesloten. Zin (30b), met de persoonsvorm ‘drinkt’ in het derde conjunct, blijft echter een probleem dat alleen door toevoeging van extra assumpties oplosbaar is. Relevant is wellicht de observatie dat de bijzinversie van (30b) ongrammaticaal is.

 

(32)*... dat Jan bier drinkt en Piet wijn of Jan wijn drinkt en Piet bier
[pagina 230]
[p. 230]

3.2 Kerstens

Volgens Kerstens (1980) bestaan er fonologisch ongespecificeerde elementen (PRO), wier interpretatie afhankelijk is van een ander, wél gespecificeerd element: het antecedent. Samentrekking is aan de orde indien in een taaluiting een PRO-element optreedt. Dit PRO-element moet dezelfde grammatische functie hebben als zijn antecedent. Het mag zich zowel links als rechts van zijn antecedent bevinden. Kerstens formuleert een regel voor samentrekking, volgens welke geen fonologisch gespecificeerd materiaal mag voorkomen tussen PRO en het voegwoord. Achterwaartse Samentrekking moet dus rechtsperifeer zijn, Voorwaartse linksperifeer. Een zin als (33) levert problemen op voor de samentrekkingsregel.

 

(33)Hij geeft haar een boek en zij illustratie mij een plaat

 

Deze zin is volgens Kerstens geen probleem, omdat hier geen sprake is van nevenschikking van zinnen, maar van nevenschikking van losse constituenten,Ga naar voetnoot14 zodat de samentrekkingsregel niet van toepassing is. Het gevolg van deze aanname is dat niet duidelijk is, wanneer in een zin PRO-elementen aanwezig zijn en wanneer er sprake is van nevenschikking van losse constituenten. Met andere woorden, zin (34) kan zowel structuur (35) als (36) hebben, zonder dat duidelijk is waarom één van beide de voorkeur krijgt.Ga naar voetnoot15 In het IPG-model leidt de afwezigheid van de Vfin automatisch tot iteratie van afzonderlijke procedures, dus tot een structuur als (36).

 

(34)Hij geeft hem een boek en mij een plaat
(35)Hij geeft hem een boek en [PRO] [PRO] mij een plaat
(36)Hij geeft mij een boek en [NP mij] [NP een plaat]

 

Een tweede probleem is dat het model van nevenschikking van losse constituenten niet verklaart hoe het rechter conjunct aan zijn interpretatie komt. In het IPG-model voor Syntactische Samentrekking wordt dit wel verklaard. In de IPG zijn de weggelaten delen op het niveau van procedureaanroepen, dus wat betreft hun betekenis, wel degelijk aanwezig. Pas daarna wordt beslist dat sommige procedures niet daadwerkelijk gedraaid hoeven te worden. Een hiermee verwant probleem is dat Kerstens niet kan verantwoorden dat de structuur van het linker conjunct gelijk moet zijn aan die van het rechter (zie de ongrammaticaliteit van (37)). In het IPG-model zorgt ook hiervoor de beslissingsboom: in conjuncten met ongelijke casussen is geen reductie mogelijk, zodat (37) niet geproduceerd kan worden.

 

(37)* Ik heb [NP soep] gegeten en [AP gisteren]
[pagina 231]
[p. 231]

Ook zin (39) is een probleem voor de theorie van Kerstens, volgens welke deze grammaticaal zou moeten zijn. Om de ongrammaticaliteit van deze zin te verantwoorden, doet Kerstens een beroep op het principe van de Perceptuele Strategie. Fodor (1984) heeft echter aangetoond dat dergelijke strategieën, die een beroep doen op een bij de spreker ‘ingebouwde’ ontleder (de spreker ontleedt de zinnen die hij produceert), nauwelijks een rol kunnen spelen bij samentrekkingsverschijnselen. Het IPG-model biedt voor dit probleem de volgende oplossing. Het model verklaart waarom (40) wel een grammaticale samentrekking van (38) is, maar (39) niet.

 

(38)Hij fietst / en zij fietst /
(39)* Hij en zij fietst
(39a)fietsen (actor: hij EN zij)
(40)Hij fietst en zij
(40a)[fietsen (actor: hij)] EN
[fietsen (actor: zij)]
(41)HIJ illustratie en ZIJ fietst
(42)Mijn broer / illustratie / en mijn zusje / trouwt /

 

Zin (40) is een geval van Syntactische Samentrekking vanuit betekenisinhoud (40a). Alleen de prominente procedure Subj wordt herhaald. Het is echter onmogelijk Fonologische Samentrekking toe te passen op (38): ‘hij fietst’ is één fonologische frase, met ‘fietst’ als kernwoord. Weglating van ‘fietst’ is niet mogelijk, omdat het restant ‘hij’ dan een fonologische frase zou zijn zonder klemtoon. En iedere fonologische frase heeft één beklemtoond woord nodig. Deze zin moet daarom zijn ontstaan uit (39a). Hij is dan ongrammaticaal door gebrek aan congruentie tussen onderwerp en persoonsvorm. De grammaticale zin (41) laat zien dat Fonologische Samentrekking wel mogelijk is als ‘HIJ’ en ‘ZIJ’ contrasterende klemtoon krijgen.Ga naar voetnoot16 Vergelijk daarnaast (42), waar evenmin een defecte fonologische frase overblijft.

4 Samentrekking in NP's en PP's

De volgende voorbeelden laten zien dat het soms mogelijk is om delen van NP's en PP's weg te laten.

 

(43)De jongen kreeg een ballon met sterretjes en het meisje illustratie een bal illustratie
(44)* De jongen kreeg een ballon met sterretjes en het meisje illustratie met zonnetjes
[pagina 232]
[p. 232]
(45)De generaal stond twee meter achter de koning en de kolonel illustratie drie meter illustratie
(46)* De generaal stond drie meter achter de koning en de kolonel illustratie achter de koningin
(47)De generaal stond twee meter achter de koning en de kolonel illustratie drie illustratie

 

De NP ‘een bal met sterretjes’ en de PP ‘drie meter achter de koningin’ zijn in IPG-termen te beschouwen als het resultaat van nieuwe iteraties van de respectievelijke procedures Obj en SMod in het rechter conjunct. Wij nemen aan dat deze zinsdeelconstituenten op Lexico-Syntactisch niveau zonder weglantingen geproduceerd zijn, en dat het hier gevallen betreft van samentrekking op Morfo-Fonologisch niveau: Fonologische Samentrekking. Deze aanname vloeit voort uit twee punten van overeenkomst met Achterwaartse Samentrekking in zinnen (vergelijk het einde van paragraaf 2):

 

1Weglatingen zijn alleen rechtsperifeer mogelijk ((43) en (45) zijn grammaticaal, (44) en (46) ongrammaticaal).
2Weglatingen zijn mogelijk óf vanaf het laatste identieke woord (47), óf vanaf het eind van de fonologische frase waarvan dit woord deel uitmaakt (45).

Figuur 4 vat samen welke vormen van samentrekking mogelijk zijn in welke linguïstische domeinen.

Domein Richting Syntactisch Fonologisch
S voorwaarts + -
S achterwaarts - +
NP/PP voorwaarts - +
NP/PP achterwaarts - +
       
Figuur 4: Mogelijke vormen van samentrekking      

Waar Syntactische Samentrekking mogelijk is (‘+’) blijkt Fonologische Samentrekking niet toegestaan (‘-’) en omgekeerd. De domeinen waarbinnen de onderscheiden vormen van samentrekking optreden vertonen dus geen overlap, zodat interferentie tussen de samentrekkingsmechanismen uitgesloten is.

5 Conclusie

Wij hebben in dit artikel een model voor grammatische samentrekking ontvouwd, dat een breed scala van linguïstische verschijnselen dekt en op een solide psychologisch fundament rust. Wij willen echter niet beweren dat samentrekking binnen de IPG nu volledig opgelost is. Onbeantwoord blijft bijvoorbeeld de vraag waarom nu juist de persoonsvorm zo'n centrale rol speelt bij Syntactische Samentrekking. Bovendien hebben wij uitsluitend samentrekking in coör-

[pagina 233]
[p. 233]

dinaties met het voegwoord ‘en’ in onze beschouwing betrokken. Samentrekking in andere vormen van nevenschikking, bijvoorbeeld met behalve en want, of met reeksvormers, is in het geheel niet ter sprake geweest (zie echter Klein, 1984). Evenmin hebben wij aandacht geschonken aan comparatiefconstructies, die wellicht ook als coördinaties te beschouwen zijn (Stassen, 1985). Deze problemen zullen in de toekomst nader bekeken moeten worden. Wij menen dat het IPG-model hiervoor een goed uitgangspunt biedt.

Litteratuur

S. Dik 1978, Functional Grammar. Amsterdam: North-Holland Publishing Company.
N. Chomsky 1981, Lectures on Government and Binding. Dordrecht: Foris Publications.
J.D. Fodor 1984, Constraints on gaps: is the parser of significant influence? In: B. Butterworth, B. Comri en O. Dahl (eds.) Explorations for Language Universals. Berlijn: Mouton.
M. Garrett 1975, The analyses of sentence production. In: G. Bower (ed.), The psychology of learning and motivation, vol. 9. New York: Academic Press.
M. Garrett 1980, Levels of processing in sentence production. In: B. Butterworth (ed.), Language production, vol. I. New York: Academic Press.
G. Geerts, W. Haeseryn, J. de Rooij en M.C. van den Toorn (eds.) 1984, Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Wolters-Noordhoff.
G. de Haan, 1980, On a Distinctive Property of Rules of Syntax: the Accessibility Condition. Linguistic Analysis, 8, 145-182.
J. Hankamer 1973, Unacceptable Ambiguity. Linguistic Inquiry, 4, 17-68.
C.H. den Hertog 1898, Nederlandse Spraakkunst. Tweede stuk: de leer van de samengestelde zin. Amsterdam: Versluys, 1973 (derde druk).
E.C.M. Hoenkamp 1983, Een Computermodel van de Spreker: Psychologische en Linguïstische Aspecten. Dissertatie, K.U. Nijmegen.
R. Hudson 1984, Word Grammar. Oxford: Blackwell.
R.M. Kaplan en J. Bresnan 1982, Lexical-Functional Grammar: A Formal System for Grammatical Representation. In: J. Bresnan (ed.) The Mental Representation of Grammatical Relations. Cambridge: The MIT Press.
G. Kempen en E. Hoenkamp 1984, An Incremental Procedural Grammar for Sentence Formulation. Rapport K.U. Nijmegen. (Gaat verschijnen in Cognitive Science).
J. Kerstens 1980, Over Samentrekking. In: Nieuwe Taalgids 73-5, 1980, 375-394.
J. Kerstens 1981, Bestaat Gapping eigenlijk wel? Spektator, 11, 61-79.
M. Klein 1984, De persoonsvorm in Focus. Interne publicatie K.U. Nijmegen.
J. Koster 1978, Locality Principles in Syntax. Dordrecht: Foris.
W.J.M. Levelt 1983, Monitoring and self-repair in speech. Cognition, 14, 41-104.
M. Nespor en I. Vogel 1982, Prosodic Domains of External Sandhi Rules. In: H. van der Hulst en N. Smith (eds.), The structure of phonological representations (Part I). Dordrecht: Foris.
A. Neyt 1979, Gapping. A Contribution to Sentence Grammar. Dordrecht: Foris, 1980 (tweede druk).
A. Neyt 1981a, Gaps and Remnants. Sentence Grammar Aspects of Gapping. Linguistic Analysis, 11, 69-93.
A. Neyt 1981b, Gapping bestaat, Spektator, 11, 80-84.
S.G. Nooteboom en A. Cohen 1984, Spreken en verstaan. Assen: Van Gorcum.
R.R. van Oirsouw 1984, Accessibility of deletion in Dutch. In: Journal of Semantics, vol. 3.
L. Stassen 1985, Comparison and Conjunction Oxford: Basil Blackwell.
[pagina 234]
[p. 234]
C. van Wijk en G. Kempen 1984, From Sentence Structure to Intonation. In: B. Müller (ed.) Sprachsynthese. Hildesheim: Georg Olms Verlag.
C. van Wijk en G. Kempen 1985, A dual system for producing self-repairs in spontaneous speech. Rapport K.U. Nijmegen.
N. van der Zee 1982a, Samentrekking als Transformationeel Zorgenkindje. GLOT, 5, 1-30.
N. van der Zee 1982b, Samentrekking, een Kategoriaal Perspektief. GLOT, 5, 189-217.
voetnoot*
Wij danken J. Kerstens, M. Klein en A. Neyt voor hun commentaar op een eerdere versie van dit artikel.
voetnoot1
De IPG is een grammatica, waarvan een computerimplementatie is gemaakt in de programmeertaal, LISP.
voetnoot2
Ook Van der Zee (1982), Hudson (1984) en Van Oirsouw (1984) hebben een andere invalshoek gezocht. Wij gaan niet op deze alternatieve voorstellen in, omdat ze (deels ook in de ogen van de onderzoekers zelf) nog fragmentarisch zijn.
voetnoot3
Het weggelatene geven wij aan door middel van ///. Met deze notatie hebben wij niet de bedoeling uit te drukken dat samentrekking op deletie zou berusten.
voetnoot4
De empirische fundering van deze conclusies is te vinden in een eerdere, uitgebreidere versie van dit artikel, die verschenen is als intern rapport 84 FU 14 van het Psychologisch Laboratorium van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Het belangrijkste punt waarop de conclusies afwijken van die van Kerstens (1980) betreft het belang van de aanwezigheid van een persoonsvorm.

voetnoot5
Alhoewel ook Chomsky (1981) in zijn Government-Binding theorie een belangrijke rol toekent aan het lexicon, wordt de produktie van de zin niet gestuurd door het lexicon. Immers:
‘Base rules generate D-structures (deep structures) through insertion of lexical items into structures generated by iia (categoriale component), in accordance with their feature structure.’ (p. 5)
In de IPG worden syntactische bomen wel geconstrueerd op lexicaal gestuurde wijze. Zie Kempen en Hoenkamp, 1984.
voetnoot6
Op dit punt komt de Government-Binding theorie aanmerkelijk dichter bij de IPG dan de eerdere versies van de TGG, door de toekenning van casus en Θ-rol.
voetnoot7
Van Wijk en Kempen (1984) beargumenteren dat het voor de berekening van zinsaccenten en intonatiecontouren nodig is om op conceptueel niveau ‘prominentiemarkeringen’ te introduceren. Ook Nooteboom en Cohen (p. 160 e.v.) gaan ervan uit dat accentuering samenhangt met de bedoeling van de spreker, wat wijst op markeringen op conceptueel niveau.
voetnoot8
Deze zin kan ook ontstaan zijn uit:
(i) [geven (actor: hij) (recipiënt: ik) (object: boek CORR plaat)]
In dit geval ontstaat de zin door iteratie van de procedure Objl.
voetnoot9
Nauwkeuriger: ‘A repair is well-formed if and only if there is a string B such that the sring is well-formed, where B is a completion of the constituent directly dominating the last element of A. (*and to be deleted if Y's first element is itself a sentence connective).’ (Levelt 1983, p. 78)
voetnoot10
Inmiddels is gebleken dat een bepaald type zelfcorrecties zich systematisch onttrekt aan Levelts Wellformedness Rule (Van Wijk en Kempen, 1985). Het gaat hier om correcties van individuele woorden. De zelfcorrectie in (22) zou tot dit type gerekend kunnen worden. Van Wijk en Kempen tonen echter aan dat de ontstaanswijze van dit type geen verband houdt met de bouw van nevengeschikte syntactische structuren.

voetnoot11
De term ‘casussen’ zou mogelijk vervangen kunnen worden door ‘functies’, mits de functie SMod opgesplitst zou worden in verschillende typen (bijwoordelijke bepaling van tijd, plaats, oorzaak enz.). De categorieën hoeven in ieder geval niet gelijk te zijn. Kerstens wees ons op de volgende zinnen, waarbij links en rechts van het voegwoord ongelijke categorieën voorkomen. Beide conjuncten hebben onzes inziens wel een identieke casusstructuur, c.q. zijn voorbeelden van hetzelfde type bijwoordelijke bepaling, waaraan zij hun grammaticaliteit danken.
(i) Ik heb [NP een week] geslapen en zij [AP nog langer]
(ii) Ik bekijk hem [AP achterdochtig] en [PP met verbazing]
voetnoot12
De volgende zinnen uit de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) (p. 1195) zouden tegenvoorbeelden kunnen zijn. Hoewel wij weten dat niet iedereen ons oordeel zal delen, zijn deze zinnen naar ons taalgevoel, maar ook naar dat van bijvoorbeeld Den Hertog (1898, tweede stuk, p. 37 en 38), ongrammaticaal.
(i) ?* Daarna kwam hij bij ons aan tafel staan en illustratie schonk illustratie de wijn in
(ii) ?* Meestal werd een bastaard erkend en illustratie deelde illustratie in de rechten van zijn vader
Drie overwegingen steunen ons oordeel over de ongrammaticaliteit van (i) en (ii).
1 De betekenis van (i) en (ii) verschilt van de betekenis van wat hun oorspronkelijke vorm zou zijn. Zo hangt in (ii) het delen in de rechten samen met het erkend worden van de bastaard, terwijl in (iii) ook niet-erkende bastaards in de rechten kunnen delen. M.a.w. het bereik van de kwantor meestal is verschillend.
(iii) Meestal werd een bastaard erkend en meestal deelde hij in de rechten van zijn vader
2 De auteurs van de ANS merken zelf op dat problemen ontstaan indien het weggelaten subject tweede persoon enkelvoud is.
(iv) Thuisgekomen breng je de cadeautjes naar boven en illustratie stopt illustratie ze onder je bed
Zonder weglating zou de persoonsvorm ‘stop’ zijn, niet ‘stopt’. De toegevoegde ‘t’ zou er op kunnen wijzen dat ‘je’ hier niet achter, maar vóór de persoonsvorm - ten onrechte - is weggelaten. Ook als deze verklaring niet juist is, is dit morfologische probleem toch een indicatie dat (i) en (ii) dubieus zijn.
3 Duidelijker ongrammaticaal zijn gevallen waar de weglating van het subject aan het eind van de zin geschiedt:
(v) *Morgen zwem ik en illustratie tennis illustratie
(vi) *Deze vraag stel ik en illustratie beantwoord illustratie
voetnoot13
De hierboven geschetste manier van zinsproduktie door middel van een nieuwe iteratie van prominente procedures is bij Achterwaartse Samentrekking misschien niet onmogelijk, maar wel tegenintuïtief en om twee redenen zeer onwaarschijnlijk.
1 Om een procedure te herhalen moet er al een procedure zijn. Op het moment dat het linker conjunct geproduceerd wordt, zijn er nog geen procedures, waardoor herhaling uiteraard onmogelijk is.
2 Alle procedures in het linker conjunct zijn prominent, omdat alle invoer op dat moment nieuw is. Er zijn dus geen ‘aangehaalde’ procedures die weggelaten mogen worden.

voetnoot14
Klein (1984) komt door de bestudering van o.a. constructies met ‘behalve’ en ‘als...dan’ tot de conclusie dat er zoiets als een CP, een Constituent Phrase, moet bestaan. De vorm van deze CP komt overeen met de vorm van het rechter conjunct in samengetrokken zinnen. Klein stelt dan ook dat bij samentrekking geen sprake is van deletie, maar van nevenschikking van een zin en een - onafhankelijk beargumenteerde - CP.
voetnoot15
Mogelijk zorgt het ‘principe van de eenvoudigste structuur’ (Kerstens 1981, noot 5) hier voor de keuze van (36) boven (35).
voetnoot16
Lezers die (41) ongrammaticaal vinden, wijzen wij op de volgene zinnen.
(ia) [trouwen (actor; hij EN zij)]
(ib) Hij en zij trouwen
(iia) [trouwen (actor: hij)] EN
[trouwen (actor: zij)]
(iib) HIJ en ZIJ trouwt
De conceptuele invoer van (i) verschilt van die van (ii). Dit verschil is terug te vinden in een verschil in betekenis: in zin (i) kunnen de twee personen met elkaar trouwen, terwijl dat in (ii) onmogelijk is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Fieny Pijls

  • Gerard Kempen


taalkunde

  • Taalverwerving / Psycholinguïstiek

  • Zinnen (syntaxis)