Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 86 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 86
Afbeelding van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 86Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 86

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 86

(1993)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 469]
[p. 469]

Aankondigingen en mededelingen

Kunst op schrift

Bij de Primavera pers te Leiden is onder de titel Kunst op schrift een inventarisatie verschenen van Nederlandstalige publikaties op het gebied van kunsttheorie en esthetica van 1670 tot 1820, bezorgd door Jacqueline de Man m.m.v. Andries Höweler. Het initiatief dateert uit 1981 toen Paul Knolle, Bert Pol, Peter de Voogd en Paul van Reijen een werkgroep op het gebied van de 18de-eeuwse esthetica hebben gevormd. NWO heeft het project financieel gesteund.

Zoals altijd was het bij het opzetten van deze inventarisatie een kernprobleem wat wel en niet opgenomen diende te worden. Men heeft zich hier beperkt tot Nederlandstalige publikaties. Daartegenover is het begrip ‘schone kunsten’ breed opgevat: tuinkunst, dans en muziek zijn er bijvoorbeeld toe gerekend, maar kook- en paardrijkunst hebben het niet gehaald - Ter Braak zou het betreurd hebben. Ook de grens tussen theorie en praktijk/techniek was niet altijd gemakkelijk te trekken. Omdat voorts aanvankelijk het zwaartepunt lag bij zelfstandig verschenen publicaties, en tijdschriften pas later bij het onderzoek betrokken werden, zijn niet alle tijdschriften gedepouilleerd. Als service vindt men in het boek dan ook een ‘lijst van niet-gedepouilleerde tijdschriften’.

Maar als dan is aangegeven wat allemaal niet kon gebeuren, behoort toch het accent te liggen op wat men allemaal wel kan vinden en dat is veel. De lezers van dit tijdschrift zullen vooral veel van hun gading aantreffen in de categorieën retorica, poëtica, toneel, ‘algemeen’ en esthetica. Iedere beschreven tekst is van een of meer nummers voorzien die naar de bijbehorende categorie verwijzen zodat men snel kan zien of men iets aan de desbetreffende publicatie zal hebben. Via een systematisch register kan men ook per categorie zoeken. Een naamregister is vanzelfsprekend eveneens aanwezig.

De inventarisatie begint in 1670, met de intree van het Frans-klassicisme in Nederland en het startschot wordt aldus gegeven met de pennestrijd rond de producten van voor- en tegenstanders van Nil volentibus arduum. Eindpunt is het jaar 1820 en nr. 1890 verwijst naar twee verhandelingen van de Rotterdamse stadsbeiaardier J. Robbers over de muziek in haar relatie met beeldende kunst en literatuur. Overigens geeft het aantal van 1890 nummers in zoverre een vertekend beeld dat delen van boeken, bijv. encyclopedieën, elk een eigen nummer hebben toebedeeld gekregen.

Met 264 bladzijden tellende boek is zeer verzorgd uitgegeven met ruim 30 illustraties. In linnen gebonden kost het f 120,-.

 

M.A.S.-v.d.D.

Feestbundel voor Morciniec

Ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de Poolse germanist en neerlandicus Norbert Mociniec, verbonden aan de universiteit van Wroclaw, is als deel 1356 van de Acta Universitatis Wratislaviensis een feestbundel te zijner ere verschenen, onder de titel Studia Neerlandica et Germanica, edenda curavit Stanislaus Predota. Het ruim 600 bladzijden tellende boek bevat bijdragen van veel

[pagina 470]
[p. 470]

taal- en letterkundigen uit o.m. Polen, Duitsland, Nederland en België. We geven hier een selectief overzicht van artikelen die voor neerlandici van belang kunnen zijn. Zo vindt men hier onder meer: A. Berteloot, ‘Van Reynaert, Willem en Ogerne. Twee bagatellen’; J. Czochralski, ‘Die Aspekt- und Aktionsartenfrage im Niederländischen’; F.G. Droste, ‘De literaire metafoor: een technische voetnoot’; G. Geerts en J. Beeken, ‘Kan de ANS gebruiksvriendelijker worden gemaakt? De meervoudsvorming als testcase’; M. Gysseling, ‘Nederlands baren, Latijn parere’; E. Himpens, ‘De samenstelling in de Germaanse, Romaanse en Iraanse taalfamilies’; M. Janssens, ‘Notities over het Italië-beeld in de Nederlandse literatuur van de 20ste eeuw’; S. Kiedron, ‘Poolse studenten in Leiden in de 16de en de 17de eeuw’; J. Koch, ‘Plantenwereld in Max Havelaar’; K. Langvik-Johannessen, ‘Joannes Laurentius Krafft. Een Brussels dichter van Haupt- und Staatsaktionen?’; J.A. van Leuvensteijn, ‘Genus in zestiende-eeuws Nederlands. Een verkennende studie’;, J.H. Meter, ‘De structuur van Bredero's Spaanschen Brabander’; K. Porteman, ‘Luisteren naar Daniël Heinsius’; B. Rajman, ‘Woordvorming in de Nederlandse Spraakkunst’; J. de Rooij, ‘Mag ik professor hartelijk feliciteren? Over de indirecte aanspreking in de Nederlandse dialecten’; H. Schultink, ‘De opkomst van het concept “produktiviteit” in de (Nederlandse) taalwetenschap. Een historiografische verkenning’; M. De Smedt, ‘De editie van Middelnederlandse literatuur in de 19de eeuw in Vlaanderen’; D. Stellmacher, ‘Die niederländische Grammatikforschung im Ueberblick vom 16. bis 19. Jahrhundert’; P.G.J. van Sterkenburg, ‘Iets over de taxonomie van de Nederlandse woordenschat’; J. Taeldeman, ‘De BEUK in de Nederlandse dialecten: een klankgeografisch buitenbeentje’; S. Theissen, ‘Des guten zuviel? Duitse woorden in het hedendaagse Nederlands’; M.C. van den Toorn, ‘Samentrekking op woordniveau: enkele observaties’; V.F. Vanacker, ‘Enkele conditionele bijzinnen in gesproken Nederlands’; S. de Vriendt, ‘Kom, kijk, zeg als interjectie’; F. Vyncke, ‘De boomwortels van Boon. Louis Paul Boon en de avant-gardekunst in de jaren '59-'62’; W. Waterschoot, ‘Het zwijgen van Sweertius’; R. Willemijns, ‘Ein konzeptuelles Problem im Lexikon zweier germanischer Sprachen: deutsch Freisinn und niederländisch vrijzinnig’; J. Wilmots, ‘De professor uitbeelden, Nachwuchs ausbilden. Over met uit/aus samengestelde werkwoorden’ en tenslotte J.A. Zielinkski, ‘Nederlandse “faux amis” voor Poolse moedertaalsprekers’.

Voor inlichtingen over de verkrijgbaarheid van deze bundel verwijzen we naar de Erasmus-leerstoel voor Nederlandse Taal, Literatuur en Cultuur, ul. Kuznicza 21-22; 50-138 Wroclaw, Polen.

 

M.C.v.d.T.

Gezocht: letterkunde op flop

De automatisering is ook aan de Neerlandistiek niet voorbijgegaan. Veel instituten en scholen herbergen tekstverwerkers; veel wetenschappers, docenten en studenten hebben een PC tot hun beschikking. Wie tegenwoordig zijn boeken, artikelen, lesmateriaal en scripties nog met de hand of de typemachine schrijft, valt oprecht te beklagen.

Verondersteld mag worden, dat er in den lande ook de nodige Nederlandse literatuur naar schijf wordt weggeschreven: gedichten, toneelstukken, literaire fragmenten of zelfs hele boeken. Vaak gebeurt dit voor persoonlijk gebruik, soms

[pagina 471]
[p. 471]

ten behoeve van breder wetenschappelijk onderzoek. Een voordeel van automatisering van tekstmateriaal is bijvoorbeeld, dat men gemakkelijk kan zoeken op woorden, en dat het maken van concordanties en dergelijke geen werk meer is van weken of zelfs maanden.

Niemand weet precies wat er aan geautomatiseerde Nederlandse literatuur is, en waar die zich eventueel bevindt. De Stichting Literatuurwetenschap heeft een Taakgroep Computerteksten voor de Neerlandistiek in het leven geroepen om (in eerste instantie) eens te inventariseren wat er zoal voorhanden is in Nederland en Vlaanderen. Het is de taakgroep dan specifiek te doen om Nederlandse en Vlaamse letterkunde (Nederlandstalige koloniale literatuur inbegrepen) van vóór 1990. Op grond van de inventarisatie wordt dan bezien of er een literaire database opgebouwd kan worden, die vervolgens door belangstellende te raadplegen valt: op floppy, compact disk, of wellicht on-line.

De belangstelling van de taakgroep gaat op dit moment niet alleen uit naar het eventuele ‘aanbod’, maar ook naar de ‘vraag’. Aan welke literaire computerteksten bestaat er in Nederland en Vlaanderen behoefte? Het is immers niet ondenkbaar dat de taakgroep te zijner tijd aan gerichte verzoeken kan voldoen, hetzij door reeds bestaande tekstbestanden aan te leveren, hetzij door nieuw materiaal te laten ‘inlezen’.

Kortom: voorziet u dat er in de nabije toekomst behoefte ontstaat aan bepaalde geautomatiseerde literaire teksten? Of heeft u bijvoorbeeld Anna Bijns, P.C. Hooft, Multatuli of Herman Gorter op flop? Schroomt u niet om het te laten weten.

Voor al uw inlichtingen en suggesties kunt u schrijven naar of bellen met:

 

Theo Meder

NLCM/Vakgroep Nederlandse taal- en letterkunde, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Tel. 071-272783 (niet op vrijdag)

Nascholingscursus: de literaire tekst tussen schrijftafel en etalage

Literatuur wordt niet alleen geschreven, maar ook gedrukt, uitgegeven, verspreid en verkocht, er wordt onderwijs over gegeven en er wordt ruzie over gemaakt. Met de verzamelnaam ‘literaire instituties’ worden allerlei instanties aangeduid die zich met deze taken bezighouden. Denk aan uitgeverijen, boekhandels, boekenclubs, bibliotheken, de literaire kritiek en het literatuuronderwijs. De laatste jaren is men gaan inzien dat deze instituties heel wat invloed hebben op het literaire landschap: op literaire richtingen en lichtingen, op de manier waarop de tekst bij de lezer komt en door hem of haar wordt ontvangen.

Deze cursus wil de deelnemers bijpraten over het recente onderzoek naar enkele literaire instituties. Er is veel aandacht voor de actualiteit en ruime gelegenheid voor discussie. De volgende onderwerpen komen aan de orde.

-literaire uitgeverijen: wat doen ze, hoe werken ze, hoe ontwikkelt het Nederlandse uitgeverijlandschap zich?
-de verspreiding van boeken vroeger en nu: wat blijft hetzelfde, wat verandert er?
-auteurs maken of breken: de invloed van de literaire institutie op letterkundige reputaties
-literaire tijdschriften: de Nouvelle Revue Française, een Europees model voor het literaire tijdschrift als cultureel platform
[pagina 472]
[p. 472]
-literaire lezers: wat weten we ervan?

De cursus is bedoeld voor afgestudeerden in de Letteren, werkzaam in de culturele sector, en voor docenten van de verschillenden talenvakken. Ze omvat 5 bijeenkomsten van 2 uur, te beginnen op do. 28 oktober 1993, en verder op do. 4, 11, 18 en 25 november. Cursusplaats is Utrecht. De docenten zijn Mw. dr. E.A. Andringa, dr. F. de Glas, dr. J.J. Kloek, mw. dr. S.A. Levie (allen stafleden van de vakgroep Literatuurwetenschap). Er is geen lesgeld, alleen voor het gebruikte studiemateriaal wordt f 25,-in rekening gebracht.

Voor inlichtingen en/of aanmelding kunt u terecht bij:

 

Mevr. I. Blok (secr. vakgroep Literatuurwetenschap R.U.U.)

Muntstraat 4

3512 EV Utrecht, tel. 030-538242

 

F. de Glas


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • M.A. Schenkeveld-van der Dussen

  • M.C. van den Toorn

  • Theo Meder

  • Frank de Glas