Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 2 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 2
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 2

(1933)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van onze leden.

Krantenjargon.

Ons lid, de Heer W.R. Menkman, zendt ons het volgende uitknipsel uit een krant en vraagt of wij het niet leelijk vinden.

‘De om oplossing roepende internationale vraagstukken veroorzaken een langzaam afbrokkelende tendenz. Aanpassing van kapitalisatie en inkorting van den huidigen stand van de bedrijvigheid. Nieuwe emisses ondersteunen het reinigingsproces.’

Wij vinden het zeker niet mooi, maar of het nu juist de couranten zijn, die in deze leiding geven, zouden wij niet durven zeggen.

Een ander lid zendt ons een krantenuitknipsel, waarin wij lezen:

‘Stemmingsbeeld. Koopers nog terughoudend. Prijzen over het algemeen vaster en trekken aan. De Walswerken geven slechts beperkte hoeveelheden af aan regelmatige afnemers.’

Dit berichtje geeft inderdaad blijk van een bijzondere stemming.

In hetzelfde blad vinden wij de fraaie uitdrukking: ‘Parallelflenzige breedflensbalken’. Natuurlijk, wie A zegt, moet ook B zeggen!

Weder een ander lid vraagt ons oordeel over de zinsvorm: hopen wij. ‘De Amsterdamsche Week behoort thans weer tot het verleden. Hopen wij dat zij.....’ Het lid vraagt of het niet beter zou zijn hier te zeggen: Laat ons hopen, dat.... Wij zouden zeggen dat de laatste uitdrukking ons veiliger toeschijnt.

-Isch.

Eenige leden deden ons opmerken, dat met onze opsomming in een vorig nummer het aantal der woordvormingen op -isch, die men in de spreektaal tegenkomt, niet is uitgeput. Zij kenden nog: analogisch, energisch, fanatisch, physisch, procentisch, provisorisch, puristisch, rassisch. Zelfs las een van hen in een groot dagblad: filmisch is het leven!

Wij weten het. Das eben ist der Fluch der bösen Tat! Het begint met: analogisch en het eindigt met: filmisch....

Als het daarmede eindigt; de Londensche correspondent van een groot dagblad, als hij ons iets wil vertellen van de oevers van het Meer van Genève, presenteert ze ons als ‘de Lemannische oevers’!

 

Wij hebben in Onze Taal reeds de aandacht gevestigd op het verkeerde gebruik van het voorvoegsel ‘om’; omdoopen, omkleeden, omleggen, omvormen, voor: verdoopen, verkleeden, verleggen, vervormen.

Een medelid, dat zeer ver buiten ons land woont, maar wiens belangstelling in al wat de taal aangaat onverzwakt is gebleven, zendt ons een uitknipsel uit het Jaarverslag van de Kamer van Koophandel van een onzer groote steden, waarin gesproken wordt van het ‘omsmeden’ van het zwaard in een ploegschaar.

Hetzelfde lid, dat reeds vroeger onze aandacht vestigde op de aan het Duitsch ontleende schrijfwijze met vele tusschenzinnen, geeft daarvan nog een voorbeeld, dat hij knipte uit een courant van recenten datum:

[pagina 16]
[p. 16]
Reuter meldt uit Brussel dat de in het ministerie van binnenlandsche zaken tusschen de Duitsche en Belgische regeeringsgedelegeerden aan den gang zijnde onderhandelingen...

En hij voegt daaraan toe dat het euvel niet is van den laatsten tijd; in een courant van 1832, dus van meer dan een eeuw oud, vond hij:

...het tegen de in het klooster van St. Mery gevangen genomen opstandelingen te vellen vonnis.

Zekering.

In de lijst van germanismen in No. 2, 1932, hebben wij het woord: (lood-)zekering opgenomen en ter vervanging aangegeven: loodje, smeltplek. Ons lid de Heer Storm van 's-Gravezande schrijft ons nu dat ‘loodzekeringen’ niet meer worden toegepast; voor de smeltdraad wordt thans een zilver-alliage gebezigd. Voor een ‘zekering’ binnenshuis, zegt deze inzender, is ‘smeltstop’ de naam van het vervangbare deel. Met ‘smeltstrip’ wordt aangeduid de ‘smeltdraad’ in de zgn. buitenveiligheden (‘strip’ zal wel uit het Engelsch overgenomen zijn. Red.) En ons medelid, de Heer H. van Eeden, maakt de opmerking dat het Kon. Instituut van Ingenieurs ter vervanging van het woord ‘zekerheid’ heeft aangenomen: smeltveiligheid.

Stekker.

Voor dit woord gaven wij, O.T. 1, 1933, ter vervanging op: contactstop, stop, insteker; naar de Heer Storm ons mededeelt, heeft de Normalisatie Commissie haar keus bepaald op het woord: contactstop.

 

Uit een brief van wijlen Prof. Valckenier Suringar nemen wij over:

‘Ik heb het aan den stok gehad met een onzer hoogleeraren in de Ned. taal over duiden, iets duiden als, enz.; ik beweer, dat het goed nederlandsch is. Hij beweerde dat het een germanisme van deuten is; waarop ik er op wees, dat: vader toch geen germanisme is wegens Vater. Duiden komt ook bij verschillende schrijvers voor (o.a. Busken Huet). Ik vind duiden iets anders dan verklaren; dit laatste is stelliger.’

Wij hebben het Woordenboek erop nageslagen en vinden daar (Wb. III, 2, 3557), dat het woord: duiden, in den zin van: een bepaalde beteekenis of bedoeling toekennen aan; uitleggen; verklaren inderdaad bij verscheidene schrijvers voorkomt. (Hooft, Hendr. d. Gr. 46; J. de Witt, Br. 1, 182; Asselijn, Jan Claesz, 53 -ed. 1683-; Rau, Enéis, 230; Busken Huet, Rembr. 1, 122: Quack, Soc. 1, 21; Kuyper, Program 372.

Ons medelid, de Heer Menkman, is het niet eens met onze opvatting (en die van onzen Raad van Deskundigen!), dat afflauwen een verwerpelijk germanisme zou zijn. Dat is zijn recht. Maar de motiveering van zijn meening is voor ons niet aanvaardbaar. De Heer M. wijst er n.l. op dat ‘afschoonen’ -een afschoonende wind- bij zeelieden zeer gebruikelijk is. Goed, dat nemen wij gaarne op gezag van den geachten inzender aan; maar zouden wij daarom nu ook afflauwen -en afbouwen, afschermen, enz.- moeten aanvaarden? Wij moeten -en hier citeeren wij weer het lid van onzen Raad- wij moeten waken tegen ‘gedachtelooze uitbreiding en nabootsing’! Ons medelid de Heer D. Rijken, zendt ons het volgende stijlbloempje dat hij gevonden heeft in de vertaling van een werk van E. Zahn: ‘de baljuw dacht: dat zijn koren misschien toch nog bloeien zou’. Het zou iets kunnen zijn voor de vereeniging die zich het bestrijden van slechte vertalingen ten doel heeft gesteld.

 

Eenige leden van ons Genootschap, en ook een lid van onzen Raad van Deskundigen, hebben bezwaar tegen het woord: vervangsel, dat wij wel bezigen; ook: vervangwoord kan in de oogen van een onzer medeleden geen genade vinden. Dit laatste lid zou daarvoor: vervangings-woord of: woord ter vervanging in de plaats willen stellen. Wij zien echter niet in, waarom ‘vervangsel’ niet zuiver is gevormd in overeenstemming met deksel, staketsel, voorzetsel, beginsel, enz., enz.

 

Eenige leden vragen naar de vertaling van de Grieksche woorden op blz. 1 van ons nummer van Maart, dus van: trochaeus, dactylus, jambus en anapaest en hun verband met de daarmede uitgedrukte begrippen.

In het historische Grieksch werden deze uitdrukkingen gebezigd tot het aanduiden van den versvoet; waarschijnlijk dienden zij oorspronkelijk ter aanduiding van het rhytme van den dans. Voor trochaeus (trochaios) vinden wij: loopend, snel. In dactylus herkennen wij: vinger. Het verband van den vinger (één lang kootje en twee korte) met den door het woord aangeduiden versvoet ligt voor de hand.

Jambus doet denken aan: treffen, schieten op. Misschien staat het feit dat de satyrieke dichters der Oudheid bij voorkeur dezen versvoet gebruikten met het kiezen daarvoor van dit woord in verband. Anapaest (anapaios) terugslager, opspringer. Voor anapaest wordt ook gebezigd: anti-dactylus.

Voor het overige zijn deze termen bekend en ‘geijkt’ voor allen die een gymnasium of een H.B.S. hebben doorloopen en het kleine beetje verskunst hebben onthouden dat men daar leert. Ten overvloede hadden wij de metrische beteekenis nog door teekens verduidelijkt.

Ook een manier!

Wij hebben getracht voor het germanisme: ‘vischstand’ een behoorlijk Nederlandsch woord te vinden; immers, zoo goed als wij ons eigen woord ‘veestapel’ hebben, behoeven wij, als wij over de visch spreken, niet leentjebuur te spelen bij onze oostelijke naburen, met hun: Fischbestand.

Een veearts, die in een van onze groote bladen een artikel schrijft over de inkrimping van onzen rundveestapel, zoekt de oplossing van het taalprobleem juist in tegenovergestelde richting; hij komt tot: de inperking van ons ‘veebestand’!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken