Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 9 (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 9
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.79 MB)

Scans (7.16 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 9

(1940)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van onze leden.

Cultuur

- Een van onze leden, wiens onverflauwde zorg voor het welzijn van onze taal ons voortdurend tot steun is, vraagt de aandacht voor de in den laatsten tijd meer en meer voorkomende verbindingen met ‘cultuur-’: cultuurgoederen, cultuurwaarden, cultuuraangelegenheden, enz. Ons lid gevoelt niet veel voor deze samenstellingen: hij spreekt liever van ‘cultureele goederen’. Wat het woord cultuur zelf betreft, dit schijnt hem wel even het voorhoofd te doen fronsen, maar hij verwerpt het niet: ‘ik moet erkennen, dat het veelal niet mogelijk is een anderen term daarvoor in de plaats te stellen’.

Wij hebben hier te doen met het bekende - maar in zijn gevolgen dikwijls zoo schadelijke - verschijnsel, dat een veel gehoord en gelezen vreemd woord ons dichterbij komt te staan dan het eigene, zoodat wij in oogenblikken van verminderde denkspanning, grijpende naar het ‘ghereetste’, het vreemde in de plaats stellen van het goede Nederlandsche woord. En, eenmaal in gebruik, krijgt dit vreemde woord dan een gevoelswaarde, die wij aan het eigen woord ontzeggen.

Men zal zich herinneren hoe sterk men zich tegen ons keerde, toen wij er tegen opkwamen, dat de Regeering het woord ‘dimmen’, dit slordig anglicisme, officieel sanctionneerde. ‘Dempen’, zoo luidde het, kon bij ‘dimmen’ niet halen; de bijbeteekenis die ‘dimmen’ had - het verminderen van de lichtsterkte der lampen, maar tegelijkertijd het anders-richten van den stralenbundel - die beteekenis miste ons ‘dempen’. Alsof ons woord, in het gebruik, niet eveneens die bijbeteekenis zou hebben verkregen, een beteekenis, die het Eng. woord aanvankelijk ook miste.

Zoo is het ook gegaan met het Duitsche woord ‘Kultur’, ook weer zoo'n ‘verrijking’, te ‘danken’ ook al weer aan onze journalisten. Ons woord is beschaving, en daarmee kunnen wij het even goed doen als de reeks van eerbiedwaardige voorbeelden, wier taalgebruik het Wb. der Nederl. Taal daarvoor aanhaalt. Het Land van Rembrandt, Studiën over de Noord-Nederlandsche Beschaving van Busken Huët: zou Cultuur hier soms beter klinken, en beter zijn? - De fijne literator Geel kon het er mee doen, maar ons was het te min. - Hadden wij, naäpers van het buitenland, met onze leeghoofdige dikdoenerij, niet te onzaliger ure dit ‘cultuur’ met zoo'n zielsgenoegen aangenomen, dan was beschaving nu een term, alle nuances omvattende, die het Hd. Kultur heeft, en onze tijd behoeft. En dan met een karakteristiek Nederlandschen oorsprong en gevoelstoon. Bovendien sluit daar het adj. beschaafd prachtig bij aan. ‘De beschaafde volken’: is dat niet, voor een Nederlander, beter dan: ‘de cultuurvolken’? Het Nederlandsch had trouwens dit woord sinds lang in heel andere beteekenis (denk aan de regels van De Vries!): de Oostindische cultures, de bananen-cultuur, het Cultuurstelsel. En laat ons bedenken dat ons ‘beschaafd’ eerst meer individueel schijnt gebruikt, en pas daarna voor groote gemeenschappen en volken (een beschaafd man, beschaafd gezelschap, de beschaafde standen, de beschaafde wereld); de daarmee gepaard gaande uitbreiding der beteekenis maakte de overneming van het Hd. Kultur geheel overbodig.

 

Het woord ‘cultuur’ (Hd. Kultur) is nòch voor onze taal, nòch voor het Duitsch een verrijking geweest. Engel, in zijn ‘Verdeutschungsbuch’, noemt het een ‘jetzt missbrauchtes Schwammwort, das jeden entsprechenden Deutschen Ausdruck so verdrängt hat, dass es zum Gespött unserer Feinde geworden ist’. Engel wil ‘Bildung’ daarvoor weer invoeren; zooals wij ons ‘beschaving’.

Verbindings-‘s’

- Men heeft ons om voorlichting gevraagd ter zake van het gebruik van de verbindings-‘s’ in samengestelde woorden en als voorbeeld gegeven de gevallen: a) voeding(s)leiding, b) gestelsluiting(s)leiding.

 

* Doorgaans ‘voelen’ wij wel zoo ongeveer waar de verbindings-s hoort, en waar niet. Uiteraard is zij het veelvuldigst - en begrijpelijkst, als 2e naamval - achter het eerste lid eener samenstelling als dit een substantief is. En het minst gewoon, waar dit werkwoordelijke stam is. Dáár zal men òf valsche analogie, òf welluidendheidseisch te onderstellen hebben (scheidsman, leidsvrouw). Achter een adjectief komt zij voor, waar een oude bijwoordelijke bepaling in den genitief tot een eenheid is geworden: goedsmoeds, blootshoofds.

[pagina 54]
[p. 54]

Niet of moeilijk te hooren is de verbindings-s voor een tweede lid, dat met s of z begint. Men beslist dan door vergelijking met samengestelde woorden, met hetzelfde eerste lid, en een tweede lid, dat niet met s begint. Oorlogsschip om: oorlogshaven, enz. Dit is de meest bekende regel. In de gestelde vraag gaat het naar allen schijn alleen om samenstellingen met substantief als eerste lid. Het taalgevoel spreekt bij de genoemde gevallen niet even krachtig en beslissend in iedereen. Hier lijkt de s wel den gewoonst en best klinkenden vorm op te leveren. Voor geval b (gestelsluiting(s)leiding) kan als regel (1) worden aangenomen, dat in lange, niet al te doorzichtige samenstellingen (hier is het eerste lid zelf ook weer een samenstelling) de s wenschelijk is om de hoofdgeleding duidelijker te doen uitkomen. Er is nòg iets in dit 2e voorbeeld, dat de s heeft helpen te voorschijn roepen, en daarin komt geval a (voeding(s)leiding) er mee overeen. Het is de weinig fraaie herhaling van -ing, als men geen s er in doet hooren: voeding-leiding; gestelsluiting-leiding. Hier stelt de welluidendheidsfactor zijn eisch: regel (2) de gelijke vorming der twee leden belemmert de verbinding tot één woord, de s neemt dat bezwaar weg door de verbinding uitdrukkelijk aan te brengen.

Maar er vertoont zich hier nog een wijder strekkende grond voor de s-regel (3): de s komt doorgaans voor achter het eerste lid eener samenstelling, dat door een afleidingsuitgang gevormd is. Bij de woorden op -ing althans lijkt dit wel zeer duidelijk (de uitzondering: leiding-water kan deze algemeene tendentie weer doorbroken hebben door de analogie met put-, rivier-, sloot-, regen-water: alle eens beconcurreerd door het leidingwater).

 

Wij zouden dus, op grond van het voorgaande, min of meer als regels durven stellen:

de verbindings-s schrijft men in composita:

1)waar het taalgevoel ze eischt;
2)voor het tweede lid, met sisklank aanvangend, als composita met hetzelfde eerste lid en een niet met sisklank aanvangende tweede lid, ze hebben;
3)in lange, niet al te doorzichtige (overzichtelijke) composita, waar de s de hoofdscheiding zeer verduidelijkt;
4)in composita, waar beide leden met het zelfde suffix zijn gevormd;
5)doorgaans (ondanks sommige analogie-doorbrekingen) overal waar het eerste lid reeds een samenstelling of een afleiding is; en in het bijzonder, waar dat suffix -ing is.

 

Bij een nieuw-gevormde samenstelling zal men ter wille van de duidelijkheid de verbindings-s willen toepassen; is het woord echter algemeen gangbaar geworden, dan kan (en zal dus) deze -s- wel verdwijnen. Wie voor het eerst een samenstelling maakte van ‘oudheid’ en ‘kunde’, zal geschreven hebben: oudheidskunde; thans kunnen wij zonder bezwaar zeggen: oudheidkunde. Als wij ‘genetica’ willen vervangen door een inheemschen term, zullen wij de voorkeur geven aan ‘erfelijkheidskunde’; is deze term later algemeen in gebruik gekomen, dan zullen wij wel overgaan tot ‘erfelijkheidkunde’.

Verkeerdheden

- Het zij mij vergund Uw aandacht te vragen voor een drietal taalkundige verkeerdheden, door mij opgemerkt in een van onze groote dagbladen.

‘Zooveel transatlantisch e reclamevoedsel.’ De -e is hier verkeerd aangebracht. Men zegt toch ook niet: zooveel versche vleesch, groene gras. Deze fout komt tegenwoordig te vaak voor, dan dat men in casu aan een zetfout kan denken.

De gemeenteraad ‘wil’ een beter onderdak. Dit is een stijlfout, want in het beschaafde taalgebruik hoort het niet thuis. Men zegt dan: wenscht, verlangt een, enz.

Houdt men aan willen vast, dan moet hebben, verkrijgen erbij. Anders spreekt men als een dreinig kind: ik wil een koekje.

‘Verzen zeggen’. Een zegswijze van den tegenwoordigen tijd, die mij moeilijk te aanvaarden lijkt. ‘Opzeggen’ is in elk geval beter. Als dit te veel aan de school doet denken, dan: voordragen, declameeren. (K-k)

(Stil. Gramm. zegt: Het héele gebruik van ‘zeggen’ = ‘opzeggen’ is ‘precieus’, waarschijnlijk een gallicisme - Red.)

Stomme ‘e’

- Een ander lid vestigt eveneens de aandacht op het dikwijls verkeerde gebruik van de stomme ‘e’: ‘Bezoek aan Duitsche gevangenenkamp’; ‘Haagsche uitbreidingsplan goedgekeurd’. In het tweede voorbeeld, zegt hij, zou men kunnen denken aan een verkorten zin; het lidwoord zou weggelaten kunnen zijn. Maar in het eerste voorbeeld kan dit excuus niet gelden; daar kan ‘een’ weggelaten zijn, maar dan behoort de stomme ‘e’ er toch ook niet bij.

Onze stelkunst

- De Rector-Magnificus van de Technische Hoogeschool te Delft is van oordeel dat een aanzienlijk deel van de hedendaagsche studenten blijk geeft van een ontstellend gemis aan beheersching van de Nederlandsche taal. ‘Zij kunnen schrijven, noch spreken’. Het schijnt ons inderdaad dikwijls moeilijk te vallen, een eenvoudige gedachte in woorden weer te geven; dat blijkt uit tallooze kleinigheden. Een groote fabriek wil tot uiting brengen, dat haar product in het bijzonder geschikt is om bij karnemelksche pap gebruikt te worden; goed kan dienen bij het gebruik van dit gerecht. En zij zegt nu: ‘Speciaal voor het gebruik van karnemelkschepap’. Stuntelig!

[pagina 55]
[p. 55]

Grappig woord

- Een grappig woord, merkt een lid op, verschijnt ook weer in de kranten: ‘vigelantes’, als benaming van gesloten rijtuigen met vier zitplaatsen binnen. Wat zou hier de herkomst van zijn?

Van Wijk zegt: Vigilante, znw. Nnl. uit belg.-fr. ‘vigilante’. Oorspr. v. deelw.; uit lat. ‘vigilans’ = wakend.

Zou, vragen wij, hier misschien de bijgedachte aan ‘vigile’ = nachtwake in het spel zijn geweest? Een rijtuig, dat 's nachts wacht op ‘vrachtjes’? (Proeve van volksetymologie!).

Wij herinneren ons uit onze jeugdlectuur het verhaal van de Fransche les, waarin behandeld werden de bijwoorden op -amment, van adj. op -ant. De kinderen moesten daar voorbeelden van geven; een had gevonden ons vigilant, vigilamment, waarop een tweede triomfantelijk kwam aandragen met: char à bancs, char à bamment.

Intact

- ‘Intact was vroeger ‘intact’; toen deed het als de splijtzwam en het werd ‘in tact’; vervolgens deed het de hagedis na en wierp zijn staart af: ‘in tak’, ‘Mijn telefoon is door het bombardement de fek geraakt en is nog niet in tak.’

Weinig gelukkige beeldspraak

- ‘Analogie is een machtig wapen op het terrein der taal’. (Red. in O.T. blz. 39.)

* Weinig gelukkige beeldspraak; de analogie werkt ongetwijfeld altijd door in taalgebruik en taalvorming, maar meest onbewust of halfbewust. Waar ze bewust zich voordoet in taalschepping en taalcorrectie, moet men ze nog liever niet met een wapen vergelijken; ze is veelmeer: een weg, een manier, een methode.

Goed; wij corrigeeren: ‘De analogie is een groote kracht bij de veranderingen, die in een taal plaats hebben, doch de menschelijke wil mag op die kracht maar weinig invloed hebben; men passe haar niet opzettelijk toe.’

* Opm.: De eerste helft van dezen corrigeerenden zin kan men aanvaarden, al is het, precies genomen, niet de analogie, maar het gevoel, besef van analogie, dat zoo wijd en zoo sterk in het leven der taal werkt.

De tweede helft van den zin is niet aanvaardbaar. Het menschelijk verstand mag, en moet meermalen, het analogie-besef corrigeeren, en kan met vrucht ook door de analoge gevallen op te speuren en te vergelijken, welbewust, de juiste taalvorming dienen.

Lucratief

- ‘Een lukra(ak)tieve bewering’. Het lijkt ons wel, in dezen tijd van verminderden welvaart, onze ‘beweringen’ te doen strekken tot verhooging van onzen maatschappelijken welstand. Het is tenminste weer wat nieuws. (Wat nieuws? gromt Nurks; het mocht wat. Waarvan leefde de journalistiek anders voordezen!)

Das sämtliche wesen

- Een dagblad wil ons vertellen van hetgeen een Duitsche krant bericht over, wat deze aanduidt met: Das sämtliche Verkehrswesen Europas.

Dat het Duitsche ‘sämtlich’ (Schillers sämtliche Werke; sämtliche Anwesenden; es läuteten sämtliche Glocken) in het Nederlandsch weergegeven wordt met: alle, geheel, ontgaat den journalist; dat wij dit ‘wezen’ best missen kunnen, eveneens. In ons dagblad wordt het dus: Het gezamenlijke verkeerswezen van Europa (een wonder dat de man niet geschreven heeft Europa's!).

Papier is duur, en met inkt moeten wij ook met overleg omgaan. Deze overweging alleen had den journalist er reeds toe moeten brengen voor ‘het gezamenlijke verkeerswezen’ te zeggen: het geheele verkeer.

‘Bij het Departement van Binnenlandsche Zaken is ingesteld een Inspectie van het Brandweerwezen’. Ook hier hebben wij dit ‘wezen’ niet noodig: wij kunnen evengoed brandweer zeggen. ‘Brandweer’ kan best fungeeren als een verzamelnaam.

Rondom

- ‘Toen de Romeinen rondom het begin van onze jaartelling in Brittannië kwamen, ....’

Mark

- ‘De Oostmark wil met deze uitnoodiging zijn dank betuigen...’ Mark is vrouwelijk, in het Duitsch zoowel als bij ons; hààr dank.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken